GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vlaamsch koren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vlaamsch koren.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. Felix Timmermans „De zee-r sohoone uren van juffrouw Symforosa, Begijntjen".

Voor het besluit van deze reeks in een volgend artikel, moet ik nog wijzen op één Vlaamisch boekske, dat met het volste redht onder het „Vlaamsch koren" mag worden genoemd: „De zeer schoone uren van Juffronw Symforosa, Begijntjen" van Felix Timmermans.

Nieuvfr is het niet. 't Verscheen zelfs al in herdruk. Maar al beleeft het tien drukken, dan is 't nog niet een a^esleten cliché. In z'n klein formaat, korte hoofdstukjes en eigenaardige verluch'tiUig is het weer een van die pittige boekjes, waaraan de Vlaamsche kunst zoo rijk is en die tot lezen als verlokken. Tinamermans is zelf weer de teekenaar der letter-vignetten, die hij op zijn gewone, trouwens echt Vlaamsche, manier heeft ontworpen in den jgeest der ouderwetsche houtsneegravures en blok-illustraties, geweldig primitief, maar geestig en verrassend fijn; tintelend van leven, zooals heel het boekje zelf.

't Is in de Lente en tijd om den tuin te bewerken. Daarom heeft Symforosa, jong begijntje nog, den hovenier laten komen, Martienus, om den schoonen druivelaar te snijden. Want „de druivelalar is zoo oud als de straat, pezig en gefcnoest", maar als hij de Lente riekt begint hij aanstonds te schieten, immers zijn ziel is jong.

Martienus is gekomen en staat nu in 't tuintje te werken. In één meesterlijke penseelstreek is hij geteekend, zoodat we ineens hem kennen: „met zijn rood slaaplijf ten zijn blauw schort aan", lachend „langs een kant van zijn mond, (want) hij weet niet goed wat te zeggen in 't bijzijn van vrouwspersonen". En heel ondeugend vertelt Timmermans achter deze mededeeling in één adem aan, dat zijn oom, mijnheer de onderpastoor, hem heeft weggehaald van het kasteel bij Turnhout, waar hij diende, omdat het niet „geraadzaam" was, een jongen van vijf en twintig jaar zonder toezicht en alleen te laten. Nu woont hij in 't Begijnhof, in 't Hellestraatje, „achter het ijzeren hek". Goed bewaard dus.

Symforosa staat bij hem en ze voelt zich aangenaam gestemd in zijn bijzijn; ze stelt haar gebeden maar tot vanavond uit! Een schoonen jongen vindt ze hem (ons lijkt hij juist onbeholpen en leelijk) en ze weet waarlijk niet hoe ze hem pleizier kan doen. Ineens bedenlrt ze, dat hij wel dorst zal hebben en daarom haalt ze een grijs aarden kruisken met rood, schuimloos • bier. Hij drinkt een pinte na de ietwat schutterige bewering', dat het „niet zoo heel noodig" is. „Kom drink er nog maar een!" zegt ze, als zijn glas uit is.

„Hij lacht eens goedig, beziet haar in de witbewimpelde oogen, sluit dan de zijne verlegen neer en drinkt de helft van den versch ingeschonken inhoud". Dian gaat hij weer aan 't werk.

Maar nu is de historie ook in vollen gang! Waarom heeft hij haar zoo bezien, aldus bepeinst het begijntje, en die gedachte wekt bij haar zulk een onnoembaar gevoelen, dat ze niet meer weet wat te zeggen. En Martienus zegt ook niets... < Als hij tegen het donkeren weggaat belooft ze hem de sohoonste trossel, die aan den druivelaar

groeien zal. En dan staat ze alleen in den hof; ée avond komt uit den grond — en ze peinst.

„Waarom is Martienus haar broeder niet. Ze peinst zelfs meer Maar ze knijpt de oogen, toe. Neen dat nieti Het bloed komt haar naar 't hoofd. Ze ziet reeds de geburen op ketels, schelen i en marmitten slaan. „En als ik eens wilde I" lispelt ze in een opstandig gevoel. Maar dan klept de beeklok, ronkend en luid, dwars door haar hart. En ze bidt geknield.... Als ze weer opstaat zit do maan met haar zilveren toten in 't mager appelaarken verward. Zij wordt angstig en vraagt zich af. Maar heb ik na vandaag geen kwaad ge­ daan? "

Paschen is op feomst en de lente hangt in de lucht; de paaschlelies bloeien in felle Meuren en , de melkwitte Mei" wil „van achter de draaiende molens te voorschijn treden" Maar Symforosa merkt' er niets van. „Haar hart is geblesseerd". Zij peinst en denkt maar alleen aaji Marüenus. Ze kan er zelve niet aan doen. Thuis en in de kerk bidt ze ertegen, maar „terwijl zij vroeg, dat die gedachten aan Martienus zouden verdwijnen, wenschte ze, dat ze in haar bleven wonen".

Na den noen, als de heete zon op de toeë deuren der Begijntjes schijnt, |gaat Symforosa „den kruisweg bidden". De verschillende schilderijtjes daarvan zijn hier en daar in het hofken aan de muren der huizen gespijkerd en zoo gaat ze eerst naar het pleintje Calvarieberg, dan naar 't Pomipstraatje, en door de Vagevuurstraat, waar menheer pastoor woont, naar 't Hellestraatje.

Als ze Martienus eens zag!

Werkelijk, hij staat daar rozen te snijden in z'n tuintje!

Hij knikt haar bedeesd toe, maakt zelfs een praatje over bloemen en over de zon.

Ineens geeft hij ihaar een roos, een mooie donkergele, met karmijn gerand.

„Symphorosa weet niet meer wat te doen van 't verschieten (= verschrikken). Ze beziet hem' en de roos.... „'tis een sohoone broodwinning. Men is altijd omringd van reuk en schoone koleuren.... Uwe de vrouw, waar gjj eens mee zult trouwen zal dat aangenaam vinden! "

„Houdt gij dan zooveel van bloemen juffrouw? .... Ja? .... dan is het spijtig”

Maar Martienus wordt rood en zwijgit."

En ach, terwijl ze van spanning duizelt en eigenlijk niets meer weet te zeggen, neemt Martienus ineens al haar gewekte verwachting weer weg, door te vertellen, dat hij met veertien dagen broeder zal worden bij „de bruin Paterkens"

Dan loopt ze weg; niets kan ze uiten. En vergetend de laatste statie van den kruisweg holt ze naar huis. „Thuis, op de voorkamer, laat ze zoo maar de tranen over haar kaken loop en. Ze heeft de gele roos stijf in de hand en snikt van „Martieims, Martienus! waarom hebt ge mij verlaten!"

Een paar dagen vóór Martienus' vertrek gaat de jaarlijksche processie om. In fleurige woorden, kleurenrijk als zoo'n processie zelf, teekent Timmermans heel dat groote gebeuren en hoe Symforosa ook meegaat — en vlak achter haar loopt Martienus! Ze voelt zijn oogen op haar rag, en durft toch niet omzien. Werktuigelijk zingt ze, schuifelt ze mee haar gedachten echter zijn bij heel andere dan devote dingen En - op het gewichtigste oogenblik, als de priester de geknielde schare zegent met de remonstrantie en er dus geen plaats mag zijn voor wereldsche dingen, op dat moment ziet ze naar Martienus om — vangt een vriendelijken blik op. en

Dat brengt ineens een geweldigen omm'ekeer in haar ziel. Nu is ze vast besloten, vóór z'n vertrek, Martienus nog te spreken. Ze tnoèt afscheid van hem nemen en — heerlijke gedachte! — hij zal haar dan .ajchter de kloostermuren nooit meer vergeten ....,

„En als zij '^ avonds in haar groot bed ligt waarover witte gordijnen hangen ziet zij' de sterrern • staan en ze zegt al lachend tegen haar eigen: „Nu moest hij eens g|een paterken meer worden, als ik hem alles gezegd ^1 hebben? "

Het afscheid op de Begijnenvest — waartoe ze Martienus heeft uitgenoodigd door middel van een briefken, dat ze onder z'n deur heeft doorgeschoven —. loopt opj niets uit.

Als ze in den halfdonfceren, onder zoetjes slependen regen op hem loopt te wachten, waart weer de groote angst over haar, die haar zelfs doet wenschen, dat hij niet komen zal. En als hij toch komt, he«lemaal niets begrijpend, zelfs niet als ze hem smeekend vraagt: „Nu gaat ge voor altoos vertrekken, Martienus", ach, dan gaat ze met een dof „Dag dan Martienus, dag dan" traagzaam heen, den rooden zakdoek voor haar oogen. En hij, de onnoozele, roept haar niet terug..,

Nu komt 't mooiste stuk, de oplossing, die ten slotte het boekje ver veAeft boven een legio soortgelijke histories.

Symforosa hoort in den loop van den winter van een wonder heiligenbeeld, dat zich bevindt in het klooster, waar Martienus broeder is. D'an wordt • ineens iets in haar wakker en ze besluit daarheen te gaan, op beeweg. Na bekomen verlof, gaat ze In de kapel neergeknield poogt ze al haar gedachten bij het gebed te houden, maar als ergens een schoen kraakt is ze afgeleid. Maar Martienus ziet ze niet! En als ze al de gebedea heeft gedaan, die ze doen kan, en nog altijd Martienus niet is gekomen, moet ze gaan. Met een holle zucht staat ze van de bidstoel op, ongetroost, bitter.

Dan ineens daar staat hij, in den kloostertuin, met kennelijke blijdschap aan z'n hovenierswerk bezig. Ze weet zijn aandacht te trekken , hij herkent haar, groet vriendelijk, maar bedeesd, ... dan gaat hij, achter een boschje om, weg. En nu, wondere overwinning van het devote gemoed op de wereldsche lusten, nu is Symforosa intens gelukkig. Want z© heeft gezien, hoe gelukkig hij is in z'n wereldverzaking en „alle zelfzucht loopt weg". Een machtige voldoening komt over haar. 't Is de sdhoonste ure van haar leven. De pletsende regen hindert haar niet, ook niet, dat ze te laat komen zal voor den trein. Wamt:

„Waaromheen zij kwelde en zuchtte van liefde die 't gemoed beneep, wat haar deed slingeren tusschen hoop en ontg'oocheling, datzelfde heeft door zijn eigen wezen haar paden weer effen gemaakt en veel licht gesteld aan hun uiteinde. En dat is gieen klein ding in een raensch zijki leven!"

Ziehier dan weer een echte proeve van „Vlaamsch koren".

Op de beteekenis ervan als lectuur en op' die van geheel het Vlaainsche proza hoop' ik in het volgende, slotartikel, nog even terug. te komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Vlaamsch koren.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's