GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

REFORMATIE-MENTALITEIT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REFORMATIE-MENTALITEIT.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

In het eerste artikel is herinnerd aan de beroeringen op kerkelijk^ politiek en economisch gebied, . die den kreet om reformatie deden geboren worden. Alleen op kerkelijk gebied is het tot reformatie gekomen en wel in een nieuwe Bijbelvertaling, pogingen tot herziening van den cultus, herziening van de positie der vrouw en opbloei van den evangelisatiearbeid. Ook de uitgave van ons blad is daarvan een bewijs. Echter is voor reformatie noodig reformatie-mentaliteit.

Bij velen wordt, reformatie-afkeer of reformatie-vrees gevonden. Hiertegenover reformatie-mentaliteit te wekken is mede doel van ons blad. Om hierin te slagen, is noodig, dat onze menschen zich uitspreken.

Het tweede artikel handelde over de revisie der belijdenisschriften. De. bestaande symbolen kunnen moeilijk herzien of aangevuld worden, omdat daardoor hun historisch 'karakter zou worden aangetast. Wel zou het 'komen tot eene nieuwe confessie, een reformatorische daad zijn van den eersten, rang. Doch daarvoor is bet oogenblik nog niet aangebroken, de prediking moet .eerst de nieuwe vragen brengen binnen de aandaehtsfeer der gemeente, want be-Iijden~. gaat aan belijdenissen vooraf. Inmiddels moet er tegen gewaakt worden, dat onze band aan de belijdenisschriften niet een .magische worde. Ten slotte worden eenige wenschen geuit inzake de catechismusprediking.

Voor een paar jaren was de critiek op de preefceii bet onderwerp van den dag. Een oollectie b'rocbnres versdheen er over. Prof. Grosheide van j, de Vrije" en Prof. Hoe'kstra van „de Scböol" gaven er bun gedacbten over in het licbt, ooK „gewone" gemeenteleden als Wirtz en Gijben penden bunne opvattingen neer, de bladen artikelden er over. Heb je dat al gelezen? en Wat zeg je daar van? zoo vielen de gereformeerde üiensQben elkaar op het lijf. Nu is dat weer wat „afgezafef", zooals de menschen het typisch uitdrnkk'en. Zoo. gaat het in het leven, wij praten een onderwerp „dood" en zetten dan weer een nieuwe 'kous op. Tegenwoordig hebben wij bet steeds weer over : • .^.Bezuiniging.vu.." .'MPff ; :

Gelukkig is bet wat „geluwd", hfeeft nlenige Ppstoorsöhje Vierlicbt opigem'erkf. Het is niet alles Voor •„dominee" om, lals mten zijn best beeft gedaan en vaak uren aan den slaap heeft ontrukt, zoo becritiseerd te worden. Vooral, die „intellectueelen" zijn zoo lastig en bebbien altijd aanöierkingen!

Mijn boed laf voor „dominee", Mevro.uw! Iedere week twee kinderen te blaren en dat 25, ja soms 40 en 50 jaar vol te houden, is ©en ontzaggelijke praestatie. Het valt niets te verwonderen, da.t er wel eens bleekneusjes onder doqrloo.pen. Ik begrijp niet, boe dominee ibet uithoudt. To.cb, het spijt mi], (maar ik m; oet iets over de prediking ze'gigien «n daarin zal bet critiscb element niet ontbreken. Het zal echter geen critiek op de predikanten, maar niisschien wel eenigermate op bbn preekmetbo'de zijn.

Wie naar voortgaande refornlatie tracht in bet kerkelijk leven, kan er niet om heen zijn aandacht te vestigen op de prediking. Immers zij vormt bet hoodbestanddeel van onzen kerkedienst. Dit is in zoo sterke mate bet geval, dat wel het onderscbeid is gemaakt tusschen den ©eredienst der Roomscbe en den leer dienst der Gereformeerde Kerken. Als een dominee „op stoel" goed is, worden •h'em mogelijke andere tekortkomingen glilgaarne vergeven. Het is daarom eenvoudig een eisch te noemen, aan dien gewicbtigen tak van onzen kerkedienst voortdurend en omstandig de aandacht te wijden.

Miaar de critiek is toch geluwd, Merk't een lezer op. Men boort .er niet nieer van. Best mtogelijk, niaar zijn de bezwaren nu weggenomen, of zou net kunnen zijn, dat de belangstelling voor het onderwerp is verflauwd? Het is veel beter, dat de .menseben critioeeren, dan dat bet hun niet interesseert boe er gepreekt wordt. Hollandscbe belangstelling draagt nu eenmaal altijd een critiscb jasje, doch zij is daar niet minder warni' oim'.

Maar de gemeente is er toch mede tevreden!, werpt een ander tegen. Het kan zijn. Oi dat nu zoo'n groot geluk is te achten, is een andere vraag'. Feil sacré zal veel tevredenheid wegsissen. Het is, zoojals 'Dr Hepp' in één van zijn artikelen vroeg: „Is er wel iemand scbadelij'k'er voor de k'erk dan de fidele satisfait, de voldane goloovige? "

Zoo pas beb i'K reeds uitgeschakeld critiek op den ijver en de inspanning, bijna zou ik schrijven de overspanning, der predikanten. Nu moet ik een belangrijker punt buiten debat brengen. Iemand zou nam'elijk kunnen denken: aarom zullen wij' naar verandering in de prediking trachten, als God die prediking toch zegent, w.anneer het zaad der gemeente in het Verbond bewilligt en zondaren worden bekeerd? M.a.ar ik heb toch genoten — zal menigeen zeggen. Zooials ik zei, dit punt moeten wij buiten bespreking brengen. De werking van den Geest Gods ontsnapt inimter aan onze narekening. Het voorspel k'an .ons reeds genoeg zijn, het eerste psalmvers ons tot tranen toe bewegen, bet votum, ' bns sticbten, bet enkele lezen van den tekst ons ontroeren. Ja een blik op' bet eerwaard geliaa.t van öen ouden vrome, of de devotie van een biddend kind, Kan ons meer goed doen dan de preek zelve. Zelfs kan het zitten in de kerkbank gedachten aan. gedachten doen rijen, bier zat mijn moeder, mijn Vader in vroeger jaren en de ziel zegt: et was mij goed aan deze plaats. Dikwijls z.al God een slecht gestyleerde, gebrekkig voorgedragen rede, ja mager van inhoud, mogelijk zelfs gevloeid uit den mond van een niet onberispelijk prediker, tot een voertuig van Zijn genade verkiezen boven „een prachtpreek". Het blijft waar wat Lrather.opmerkte, dat God zulk' een goed ruiter is, dat Hij op een kreupel paard Zijn doel bereikt. Maar voor óns is dat nimlnter de regel, integendeel mogen wij niets dat kreupel is inbrengen in het buis des Heeren. (Maleadhi 1:13).

Bij de beoordeeling der preeken moet in bet oog worden gehouden, dat de welsprekendheid nimmer bijzonder beeft getierd op onzen vaderlandscben grond. Een scbrijver noemt Engeland het land van de welsprekendheid voor de balie. Een Engelsche redevoering — ^egt hij.— is een soort boksen met woorden. _ De beste fcanselwelsprekendb'eid — zegt hij verder — wordt in Frankrijk gevonden. Wie boorde nooit van Fénélon, de zwaan van Camboy of van Bossuet, de adelaar van Meaux? Wie kent althans niet de namen van Massillon en Bourdaloue? Bij 'dit oordeel O'Ver buitenlanders steekt wel af de meening van een Hollandsch tbeoloiog, nl. DT Bronsveld, als bij in zijn brochure „De Evangelieprediking uit onzen Bloeitijd" opmerkt:

„Er waren klassieke dichters — klassieke predikers waren er niet. Wij zien geen kans uit de honderden leerredenen, welke vo-or ons bewaard zijn gebleven, een bescheiden bundeltje samen te lezen, dat' door vorm en inhoud beide waardig is om te worden voorgelegd als een model van fcanselwelspiekendheid."

Nu betreft dit oordeel wel een voorbijen tijd, maar ik geloof toch, dat bet een algemeene waarheid is, dat de welsprekendheid meer tusschen de steigerende bergpieken en schuimeirde watervallen thuis is, dan tusschen onze molens en sloten. Wij zijn er te flegmatiek voor. Wij trekken de lijnen zuiver .als onze sloten en dwarssloten, als onze geschoren [hegigen en .onze hekken en poortjes. Wij zijn pracbtmenscben intet onze oer-kalmte om iets uit te zoeken. Let er m.aar eens op, zoo^ wij zijn, zoo wij prèeken: Dat zeggen d© Rooms& hen, dit is onjuist, de Liutherschen denken er zoo over, maar zij dwalen, de Dooperscben, de Zwinglianen, enz. Ziet gij bet wel: Dit is mijn land en over dat slootje is bet land van mijn buurm|a.n! Niemand vatte dit op als spot, het is zelfs niet eens critiek', bet is niets landers dan een karakteristiek van onzen spreektrant. Echter niet die fijne en. gespecialiseerde onderscheiding maar „der Bliek a.ufs Gaaize"-maakt den redenaar.

Nu is bet geenszins mijne bedoeling, dat wij ons tot een welsprekend volk zouden reformeeren. In dat opzicht heeft God ieder Volk zijn eigen charisma gescbonken.

Maar wel meen ik, dat wij ons naar deze waarheid moeten reformeeren, dat wij in deze met onzen volksaanleg rekening moeten houden. En nu is dit Jiet merkwaardige bij o.ns volk: zoio. weinig welsprekendheid, zoo veel oratorio. Bij elke gelegenheid moet er gespeecht worden. Geen bazar kan geopend, geen uitvoiering geg'even, geen jubileum gevierd worden, of er 'mOet een rede bijworden „afgestoken". Het woord verraadt bet mechanische. Zelfs houden wij van ©.ratorie op bet graf, .als wij juist stil en stom mioesten worden.

Een tweede merkwaardigheid is, dat onze toespraken, redevoeringen en preeken zoo lang zijn. Bekend is bet boe de zandloopers op de oude preekstoelen dieiiden om den prediker eenigerm'ate aan den tijd te binden. Spurgcon vertelt van een prediker, die den tijd niet kon volmaken en onder de woorden „elk is ©en dief in zijn nering", een stevigen slag op den zandloop'er 'gaf. Meer naar HóUandscb model was echter ©en andere prediker, die bdj |bet verstrijken van den vastgestelden tijd „nog maar fian zijn 18e punt" was ©n zicb uit den nood redde dooT te zeggen: „Wel broeders, laat ons nog een extra-glas nemen". Zeker, dit zijn .anecdoten uit de oude doois, maar niet uit die doos Jcomt het versje van Dt Gunning:

Ik kom niet in de kerk om naar een preek te hooren, In „rede" en „gelfed" vaak lang als d' Eiffeltoren.

Die lange preeken zijn onpractisch met bet oog op menige tooeder, die met kbmmenden angst de wijzer der kerkklok ziet voortschuiven en merkt, dat dominee al „in het zevende kwartier" is en met bet oog op inenigen vader, di© bét eene versje na bet andere aan zijn baby voorzingt. Maar zij zijn nog veel verwonderlijker met bet ©.og op onze geringe begaafdheid tot welsprekendheid.

In dit vérbland zou ik iets willen zeggen o.ver d© critiek der zoogenaamd© intelle& tueelen. Tten onrecht© ziet de prediker in Ken zijn vijanden — ik' zou jbaast zeggen: zijn natuurlijk© vijanden. Juist de meer ontwilckéld© kan begrijpen, dat een preek houden een praestatie is. De dominee-lievende gemeenteleden verstaan dat meestal niet, zij denken, dat bet vanzelf gaat en de woorden den prediker ZOOI maar uit den mond rollen. De zoogenaamde intellectueel zal waarschijnlijk ooik dit weten, dat ©en „mooie" preek gemakkelijker gemaakt. wordt dan een, di© wat de menseben een „nare" preek noemen. Juist die dominee-bevende menschen zijn d© onbarmhartig© veroordoelaars van den dominee, die „geen talent" hieeft, o zij fc^mnen zoo schrijnendonbai-mbartig zijn. Juist de meer uit biun aard critiscbé naturen kunnen een eenvoudig woord waardeeren en genieten ©n omgekeerd wo.rden zij bijna de ker'k uitgekriebeld door de geweldig© oratorio van dominees, die „naaln" hebben. Een zuiver gezongen dorpsliedje is immers beter dan een valscb gezongen klassieke oompositie?

W.aar ik been wil? We! tot d©ze nuchtere erkenning, dat niet ©Ik© preek een rede „en grand stile" behoeft te zijn, ja ook juist niet d© gedaant© van ©en redevoering behoeft te vertoonen. Op zijn tijd is ieder welsprekend en als er een rede geboren is, kan d© predikant er de gemeente mede dienen. Niemand h©eft bet recht, dat iedere week van zijn predilcant te verlangen. Omdat het practiscb onmogelijk is, schrijven de dominees als'bet w.are telkens een anderen tekst boven dezelfde preek en deelen naar enkele thema's .als: de grond, waarop deze w, aarheid rust, de weg, waarin zij wordt gekend, de dwaling, waardoor, zij wordt bestreden, d© troost, die er in wordt g'©maakt en dergelijke, den Bijbel in. De onmogelijkheid om steeds nieuwe preefcen te houden blijkt uit het imimer weer behandelen van oude stoffen, als vermeld in onderstaand bericht:

Ongewenschte herhaling.

Men schrijft aan de „Rott": In een vacante Gereformeerde Kerk werden de hoorders de laatste vier Zondagen onthaald op driemaal dezelfde stof ter overdenking, namelijk: de Jaoohsladder. (Gen. 28.)

De kerkeraad is nu voornemens een lijstje aan te leggen en bij te houden van de onderwerpen, die de laatste weken behandeld werden, ter voorkoming van ofligewenschte herhaling, om dat den sprekers tijdig te voren ter hand te stellen.

Aan bovenstaand bericht kan de „Rott." toevoegen, dat wel „sterker" gevallen beleefd zijn. Zoo deelde men van goed ingelichte zijde mede, dat in een vacante Gemeente in een kort tijdsbestek elf predikers optraden, van wie er tien preekten over: Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende." (Hebr. 13:14.)

Ik geloof, dat de oplossing fc'ietrek'k'elijk' eenvoudig is. Laat de predikanten met ons den Bijbel ga, an lezen. Laat tien dien voor de gemeente uitleggen. Die uitlegging biehoeft, niet steeds den vorm. te dragen van een rede, naar alle eisclien der (liomiletiek opgebouwd. En de gemeente heeft het zoo noodig. Wij weten weinig Vian den Bijbel. De verhalen zitten er nog zoo wat in, taaar oiverigens valt het niet mede. Wij ktennen de klanken wel, maar verstaan zoo weinig wat wij lezen. En eerlijk gezegd, maakt de prediking ons niet veel wijzer. Op de laatste vergadering van de Vereeniging van Predifcanteh der Gerei. Kerken, werd dit door Dr de Moor aldus erkend:

„Veel critiek op de prediking komt daaruit voort, dat we te weinig de gansche Schrift brengen, te veel cirtfuleeren in een bepaalden kring van teksten. Legden we voor onszelf meer den geheelen Bij^ bel uit, dan zou onze prediking rijker zijn."

Wanneer dit ineer hoofdgedachte wordt: van den prediker wordt niet in de eerste plaats stichting, ontroering, bezieling, tnaar uitlegging verwacht, dan kan ook het meer bescheiden talent tot zijn recht komen. Doch die uitlegging zij practisch. Men brenge niet meer dan noodig Westersche menschen over in een 'Oostersche wereld en plaatse zooveel mo^ gelijk de Oostersche mannen en vrouwen in ons midden. Steeds blijke „Elia was een mensch van gelijke beweging als wij". Wat ik hiermede bedoel wil ik' illustreeren mtet eene aanhaling uit een artikel van Dr C. E, . Hooykaas over het werk van Prof. Dr J. J. Hartman over Plutarchüs. Deze stelt dien wijsgeer als levend voor ons. De statige classici hebben zich daarover groen en geel geërgerd. Maar Dr Hooykaas zegt:

„Och, of wij op het gymnasium, onze auteurs zoo hadden mogen leeren lezen! Ik had er voor over Virgilius levenslang op pantoffels voor mij te zien — al heeft de geheele oudheid geen pantoffels gekend — mits hiji maar leven gekregen had."

Naast die „uitlegging" zou ik dan plaats willen laten voor een korte toespraak van den predikant. Eene herleving van de oude „toepassing", maar dan in anderen geest. Eien woord uit het leven en voor het hart. Niet iedere predikant kan een rede van een uur of langer houden, maar wat een goede toespraak van een kwartier geweest zou zijn, is 'menigmaal op de pijnbank der homiletiek tot een lange preek uitgerekt. Misschien zouden leeraar en gemeente bij eene reformatie der prediking in dezen geest gebaat zijn.

In een volgend artikel iets over de andere elementen van den eeredienst.

Noot van de Redactie.

Waar N. B. in zijn artikelen uitnoodigde over hot onderwerp, dat hij behandelt, van gedachten te wisselen, kan gemeld, dat na beëindiging van zijn artikelenreeks weer andere geluiden daarover zullen worden gehoord. In verba.nd hiermee wordt verzocht ons geen ingezonden stukken naar aanleiding van zijn artikelen te sturen. Om deze reden zullen ook de „Stemmen", welke wij reeds ontvingen, niet worden geplaatst.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

REFORMATIE-MENTALITEIT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's