GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Socialisatie of Bedrljfsorganisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Socialisatie of Bedrljfsorganisatie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Nadat in 't kort de - inhoud van het referaat van Mr Gerbrandy is weergegeven, - en de verschillende praotische, zij het dan niet ^alleen economische, maar ook geestelük-practische bezwaren genoemd zijn, , is de vraag gedaan, hoe principieel over het privaat-bezit moet' geoordeeld worden. Mag de socialisatie vej*oordeeld, omdat zij het privaat-hezit niet erkent? Wat is de leer der Schrift? Op die vragen antwoorden de Roomschen, dat de privaat-eigendom onaantastbaar natuurrecht is. Met citaten uit de Sociologie van Prof. A enge nent werd dit aangetoond.

Het 'roomsche standpunt ten aanzien va.n het privaatbezit komt hierop neer, dat de privaateigendom rust in de mienschelij'ke natuur. Hij is een natuurrecht, dat niet aangetast mag' worden, en dat steunt op het feit, dat de mensch door God geschapen is alseenredelijb-zedelijk' wezen. Doch deze stelling ', mag niet al te absoluut worden opgevat. Wanneer Rome consequent was, mo-est zij noodzakelijkerwijs 'komen to-t de verwerping va.n alle communaal-bezit, en dus O'Ok tot de veroordeeling van het collectief bezit der kloosterlingen, en di e geimteenschap nu m' o e t, wat het ook' koste, gehandhaafd en verdedigd. D'aarom maald reeds 'T hom. as van Aquino onderscheid üisschen het recht op privaateigendota', wat voortvloeit uit de 'mensc'helijke natuur, en de invoering eraan. Dit laatste zori niet noodzakelijk geweest zijn, wanneer Adam en Eva niet gezondigd 'hadden, maar het wordt noodzakelij'k nu een toestand van zonde is ingetreden. De bedorvenheid der menschelijke natuur eischt privaatbezit als regel en heerschenden vorm, dooh op dien regel is de uitzondering van het collectief bezit der 'kloosterlingen geoorloofd.

Dit standpunt, dat, zooals ik een vorige maal reeds opmerkte, een tweeslachtig karakter vertoont, wordt volgens Prof. A e n g e n e n t bekrachtigd door het getuigenis der historie. Hij beroept zich op de toestanden onder Israël, in Egypte, bij de Babyloniërs en Assyriërs, en ooncludeert uit de door hem vermelde gegevens, dat de privaateigendom altoos bestaan, en alle recht van bestaan heeft. Op die historische bewijzen wil ik thans niet ingaan, omdat ik later op de regeling van het bezit in Israël (hoop terug te komen, doch ik moet nu reeds opmerken, dat' dit beroep' op de geschiedenis allerminst de onschendbaarheid van den privaateigendom hiewijst. Wel kotot onder de vermeide volkeren het privaatbezit voor, .-en wel is er ook in Israël geen comhi'unisme van grond en productie-middelen, doch dat hieruit zou vo-lgen, dat volgens goddelijke ordinantie - het comhi'unale uitgesloten zou zijn, is mij niet duidelijk. De Schrift en de historie leeren m-. i. alleen de onho-udbaarheid van Proudhon' s stelling, dat alle bezit diefstal is, en stellen in het liöM, dat aan den privaateigendom op zichzelf niets Oiïiheiligls of verkeerds •kleeft, ma, ar ze z^gen niet, dat deze voxm' van bezit altoos moet gehandhaafd worden. Go-ds Woord geeft ons geen maatschappijvo-rm' aan de hand, en speelt noch 'het private tegenover het comtnirnale, noch het commimale tegenover het private uit. In alle geval is er in de Sehtift van een collectief bezit, als Rö-me voor de kloosterlingen toelaatbaar acht, , in 't geheel geen sprake, en Pro-f. Aengenent doet dan ook geen moeite zich voor deze uitzondering op de historie te beroepen.

Ook aan de bezwaren.tegen het privaatbezit wijdt Prof. Aengenent zijn aandacht.

Hij noemt in de eerste plaats de tegenwerping, dat God de aarde aan alle mensch'en gegeven, en Zelf geen verdeeling gemaalrt heeft, én tegen dit .argument stelt hij, wa.t de encycliek van P au s L! e o XIII opmierkt. Deze b'eweert, dat, al is het waax, dat God 'Zelf geen verdeeling gemaakt heeft. Hij evenmin heeft jbevolen, dat de goederen onverdeeld moesten blijven. Uit het feitelij'k niet verdeelen volgt geenszins het verbiod om ooit een verdeeling tot stand te brengen. En wie zou kimne-n eisohen, dat God in het begin der tijden telkens aan iedere-n mensch een bepaald, stuk kWam toewijzen? Wanneer 'men zegt, dat God de aarde aan het men--schelij'k geslacht heeft gegeven, is dit niet in dien zin te verstaan, als zouden allen zonder onderscheid meester zijn over de .aarde, m'aar dat God niemand in het bijzonder een deel ervan in het bezit heeft gegeven, en aan htet inzicht der menschen en de rechtsinstellingen der volken de bepaling van allen bij zonderen eigendom' heeft overgelaten". M.a.w. wanneer blijkt uit de natuur der mensc'hen, dat zij gerechtigd zijn tot privaatbezit, en dit is boven aangetoond, dan is 'het feit, dat God geen verdeeling maakte, geen b'elem'mering. Want de natuur der menschen is ook' door God. gemaakt. Welnu, die natuur drijft hem' tot verdeeling; dus heeft God verdeeling gewild. En ten tweede, ook na de verdeeling biijft het waar, dat de aarde behoort aan alle menschen, want allen trekken daaruit ten slotte hun vo-edsel. „Geen sterveling of hij wordt doox hetgeen de gïond o-plevert, gevoed. Wie zonder bezitting is, heeft daarvoor zijn arbeid" - (blz. 421, 422).

Deze argumentatie jkomt op het vorige neer. De menschelijke natuur eisdht verdeeling.

Wij zouden zeggen: de mensch, zooals God hem geschapen heeft, of anders: de mensch, geformeerd naar den 'heelde Gods, vraagt om privaateigendom. Het privaatbezit is dus gegrond in het beeld Gods. Doch hierbij komt weer de vraag op: wanneer nu die - natuur he'm tot verdeeling DRIJFT, hoe kan dan de privaateigendom 'hypothetisch noodzakelijk zijn, n.l. in de veronderstelling van den gevallen toestand des menschen?

Prof. Aengenent no'eimt nog andere bezwaren.

Hij weerlegt o.a. een volgens hem verkeerd beroep op Thomas, en bestrijdt de bewering, dat de oudste volken geen privaateigendom kenden, terwijl hij in den breede ingaat op de argumenten der socialisten. Dezen beweren, dat alle ellende in de maatschappij, alle schrijnende tegenstellia^en tusschen opeenhooping van rijkdom en bittere armoede het noodzakelij'k gevolg zijn van het privaatbezit. Maar deze redeneering noemt de room'sche socioloog een sophisme. Al bestaat - er veel ar-' moede 'gelijktijdig 'met de privaateigendomsinstelling, daaruit volgt. niet, dat zij besta, at krachtens die instelling. Het collectief 'bezit komt niet overeen met de natuur van den mensöh, zooals deze na den zondeval igeworden is, en wanneer nu bij deir

76 privaateigendom toclx nog zoiov'eel ellende bestaat, zal het bij [het communaal bezit nog slechter worden. De oorzaak van de sociale noioden ligt niet in het privaatbezit, want dit is de meest passende vorm van eigendom' voor onze maatschappij, doclh de oorzaiken sch'uilen elders. De ellende is te dank'en aan de bandelooze vrijheid op eoonomiseh gebied ten gevolge van het liberalisme, en daarom moet het streven igericht zijn naar reorganisatie der miaatschap'pij op orgajiisdhen of solidaristischen grondslag (blz. 437).

Deze bestrijding komt mij wel wlat al te eenvoudig voor.

Zoo huppelt men over de mioeilijkheden heen.

Het is nog de vraag, of in den tegenwoordigen vorm van privaathezit of wil men, in den privaateigendom van Igrond en "productiemiddelen niet een der oorzaken der ellende is te zoeken. In Israël werd het iprivaatbezit ook gebonden door het jubeljaar, en daarin lag opgesloten, dat er, natuurlijk in deze hedeeling van zonde, groote gevaren aan den privaateigendom verbonden zijn. Dit mag niet uit het ; O0g worden verloren, en zonder ook maar in iets den socialisten toe te geven, moeten wij als christenen niet blind zijn voor de onzuivere toestanden .waartoe de tegenwoordige vorm van bezit leiden kan.

In de hestrijding van een volgend argument ben ik het van harte met Prof. Aengenent eens. Hij bespreekt n.l. het beroep op de H. Schrift, en wel op de goederengemeenschap in de eerste christelijke kerk, en hij wijst dit beroep zeer terecht met alle heslistheid af. Van een communaal bezit in de Jeruzalemsche gemeente is geen sprake, en, (ik hoop (hierop later terug te komen), de ideeële toestand, die hier, als vrucht van het werk des Geestes, bereikt werd, is niet, dat ieder evenveel kreeg, maar dat er niemand was, die gebrek leed. (Hand. 4:34). Verschillende feiten uit de Handelingen wijzen laan, dat de christenen allerminst afstand hebben gedaan van privaathezit, en voor het maatschappelijk leven zegt de •gemeenschap na den Pinksterdag al heel weinig. In alle geval is aan deze verhoudingen geen model voor m'aatschappijvorm te ontleenen, doch gaat er van wat de Oeest in de jonge kerk wrocht tot ons de prediking uit, dat wij als christenen, gedrongen door de liefde van Christus, zulke offers willen brengen, dat onder ons niemand gebrek heeft.

Doch nu laan den anderen kant.

Al mist het commanisnie alle recht zich op de Jeruzalemsche goederengemeenschap te beroepen, en al is het dus onwaar, dat de vervulling des Oeestes noodzakelijkerwijze afschaffing van privaatbezit met zich mede brengt, aan den anderen kant mag toen uit deze gegevens der Schrift ook niet afleiden, dat het privaathezit van grond en pro'ductiemiddelen iets blijvends moet zijn. Gods Woord laat zich hierover niet uit, al predikt het ons wel, dat wegens de zonde en de hebzucht van het menschelijk hart een socialisatie-ideaal feen utopie blijft. Wat het socialisme wil zijn fata-mor. gana. Maar daarover later. Ons resten nog een paar argumenten.

Tegenover de verdediging van het privaathezit hebben sommige roomschen zich op kerkvaders als Ambrosius, Basilius en Chrysostomus beroepen, welk beroep Prof. Aengenent met tal van argunaenten bestrijdt, die voor ons van minder helang zijn. Evenmin behoeven wij lang stil te staan bij de verdediging van het collectief bezit door verwijzing naar de religieuse orden, omdat ook dit een specifiek-roomsche quaestie en Prof. Aengenent zelf in dit punt m.i. inconsequent is, en eindelijk is ook het argument voor den oommunalen eigendom, dat wijst naar de groote industriëele ondernemingen, voor ons van minder gewicht. Dit argument is vooral gebruikt door Jean Jaurès, den bekenden leider der Fransche socialisten, die zijn ijveren voor den vrede met zijn leven moest boeten, doch Prof. Aengenent merkt terecht op, dat de socialisten over 't hoofd zien, dat onder het tegenwoordig productiestelsel de arbeiders weten, dat zij geen eigenaars zijn, en derhalve den wil volbrengen der directeuren, terwijl in den socialistischen toekomststaat allen zich toiede-eigenaars weten, en allen dus hetzelfde recht willen bezitten (blz. 441).

Het standpunt van den Warmondschen socioloog zal nu wel duidelijk zijn.

Het privaatbezit rust in het natuurrecht, en is daarom noodzakelijk.

Om 'die reden is het communisme, en ik voeg er aan toe, ook de socialisatie, te veroordeelen, en ook op dien grond kan een roomsche geen socialist zijn. Dioch wie nu meenen mödht, dat Rome, die aan het recht van den privaateigendom strak vasthoudt, ook een onbeperkt gebruik, zou verdedigen, vergist zich'. Wat het gebruik aangaat leert zij tal van plichten, en-het is vooral Thomas van Aquino', die deze plichten heeft uiteen gezet. Op zijn voetspoor heeft in 1848 de bisschop van Mainz, vrijheer von Ketteler, in een zestal preeken over „de 'groote sociale vragen van den tegen woordigen tijd" het beperkte gebruik van het bezit nader ontwikkeld, en in deze lijn beweegt zich ook Aengenent. Doch daarover een volgende week.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Socialisatie of Bedrljfsorganisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's