GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nieuwe moraal.

Het katholiek' weekblad „De Bazuin" (Amsterdam, Bilderdijkstr.' 71) is dikwijls model in het .weergeven van de geestesgesteldheid van den modernen mensch, — éérste voorwaarde van deugdelijke evangelisatie en apologetiék.

Ziehier wat dit weekblad vermeldt van het hedonisme der moderne jongeren.

Droevig.

De laatste aflevering van het tijdschrift voor ' ethiek (zedek'unde) geeft o.a. èen samenvatting van enkele artikelen uit het internationaal tijdschrift van dienselfden naam. Hoever het in sommige kringen in Amerika gekomen is, moge uit het volgende blijken:

„Het opstel in de jongste aflevering dat ons het meest trof, draagt tot titel-„De genotzucht (het hedonisme) der desiUasie bij de jO'ngere_ .generatie'". Een jongere schreef liet „a student' at a seminar"; hij wilde philospphen voorhouden wat er bij een jonger geslacht na den oorlog omgaat. Hoopvol is zijn bericht niet, zooals de titel al luitdrukt. Hij heeft het niet over hedonisme in het algemeen, niet over héï hedonisme - uit opbruisende 1 ev e n s k r a c h t, van de ren.aissanee b.v., maar over hedonisme 'uit wanhoop; dat hedonisme vindt hij overal en hij ziet er bet grootste gevaar in. Hij teekent het zoo: „De man, die, wanneer hij uit liet ziekenhuis komt, merkt, dat hij zijn baantje kwijt is, dat zijn vrouw er met een ander vandoor gegaan is en zijn hond dood is, en riu de deur van het huis dicht gooit en 'uitgaat om zich een roies te drinken, geeft luitdnikkjng aan deze wanhopende hedonistische stemming. Over hem en over verwante hopeloozen wil ik ü spreken in dit stuk."

„De godsdienst is tegen den grond geworpen door de moderne wolenschap en de economie; Gods • vinger wijst ons niet langer den weg. Zelfs de eoonomischo activiteit — dé groote God vóór den oorlog — heeft niets goddelijks meer over zich. En de oorlog zelf èn , de koelontledende sexueele romans hebben - vreemde dingen gewerkt aan mannen en vi'o'uwen en aan het huisgezin en het gemeenschapsleven.

Er zijn hedonisten onder deze gedesillusioneerden, en ook stoicijnen en twijfelaars en een ware zondvloed van mystieken (sic!) van de eene of de andere soort. Onder dezen.hebben de hedonisten zich overgegeven aan een roes van buitensporigheid ; deze vullen nog onze cabarets en danszalen en eetgelegenheden in de zijstraatjes dei: Amerikaansche steden. Zij volgen hun eigen lieven persoonlijken wil in kunst en litteratuur en leven; en honderden van hen tarten de verhodswetten ongegeneerd-openhartig. Talloos zijn in de litteratuur de symptomen van deze kwaal, biji dichters en prozaschrijvers."

Hoe ver het bij hen, die van de door God gestelde zedelijkheidswetten niet meer weten willen, gekomen is, verhaalt een ander schrijver. Hij zegt: „volgens deze opvatting drukken zedelijke oordeelvellingen niets anders uit dan zuiver persoonlijke voorkeur en tegenzin in zake van gedrag, en zijn zij verschillend bij het individu zooals b.v. de voorkeur voor een hond of een kat in huis, of smaak in voedsel. Even belachelijk als het zOu zijn te zeggen, dat iemand van katten behoort te houden, of olijven smakeloos moet vinden, als hij van beide een afkeer heeft, zoo> belachelijk zou het ook zijn te izeggen, dat hij vergevingsigezindheid of trduw aan het gegeven woord moet goedkeuren, als hij nu eenmaal niet om deze dingen geeft. Op-dezen grond was het volkomen in orde van de Duitschers om een inval in België te doen, indien zij; er in 't geheel geen afkeer van hadden, tern^lj' het van de Fransohen zeer slecht zou geweest zijn iiotzelfde te doen, wanneer zij zoo sterk daartegen voelden als zij' bew^eerden. Dienovereenkomstig kan do zedelijke kwestie aangaande den inval in België alleen worden opgelost door een onderzoek naar de gevoelens van de Duitschers — en wel van die gevoelens zooals zij waren in '1914."

De Schrijii'er verzekert uitdrukkelijk, dat deze zedelijkheidsopvatting heden een groot aantal aanhangers telt. Het is wèl droevig. Wat moet er worden van individu, huisgezin en maatschappij', als zulke opvattingen steeds meer veld winnen? Het is echter een noodzakelijlc gevolg van het tegen den grond •wei'pen van den godsdienst. Als de vinger Gods den weg niet meer wijst, snellen èn ieder afzonderlijk, èri het huisgezin, èn de staat niet alleen hnu eeuwigen, maar ook hun tijdelijken ondergang onfeilbaar ' tegemoet.

Reformatie in Hongarije.

De opwekkingsbeweging in de vo'rige 'eeuw is aan het Calvinisme in Hongarije voo'rbijgegaan.

Maar nu ontwaakt de Noordenwind, komt Zuidenwind, 'en doorwaait 'den hof. de

In de Gereformeerde „Bazuin" schrijft Prof. Hoekstra..

Contact met Hongarjie

Sinds enkele professoren, predikanten en pai'ticulieren Hongarije bezocht hebben, is in den loop dezes jaars het' contact met dit land al nauwer geworden. Hollandsch-Hongaarsch is een woordverbinding, die ons heelemaal niet vreemd meer is, die zelffe onze kinderen kennen.

Hoe groot de belangstelling bij ons Gereformeerde volk voor de Hongaaxsche zaak is; bleek in do laatste weken op ondubbelzinnige wijze.

Het sympathieke en om zijn gastvrijheid beroemde echtpaar Ds en Mevro'uw Biberauer heeft ons land bezocht en iets verteld van Bethesda, de voortreffelijke stichting in de Herminestraat te Boedapest.

Ze hebben gesproken over het werk der Christelijke barmhartigheid, waarvan Bethesda het middelpunt is. Over den heerlijken Evangelisatiearbeid, die van Bethesda 'uitgaat. Over den zegen, dien de Heere aanvankelijk schenkt.

Ook de Boedapester predikant Ds Z. von Galambos heeft onvermoeid in onderscheidene plaatsen Tan Nederland de belangen van Bethesda en van do Hongaarsche „Hei'aut" bepleit.

En het resultaat?

’t Is schitterend.

Vooral de Gereformeerdeji in Friesland en Groningen hebben door groote offervaardigheid déjihlarten der Hongaarsche broeders verk-wikt. 'iSSïï-'

Vóór de komst van Ds Biberauer was de financiëele toestand van Bethesda hachelijk.

En nu, na de korte coUectereis, is het bestaan vaAi Bethesda "vveder voor enkele maanden verzekerd.

Het heerlijke werk gaat door. Onvorhinderd.

Ge verstaat dat het hart der Hongaarsche broeders wegsmelt van dank.

Hoe goed is onze God, dat Hij de Nederlandsche Gereformeerden in staat stelt en opwekt dit te doen. "VVij helpen Hongarije uit Zijne hand!

Niet ons, maar Hem zij dank gebracht.

Het contact met Hongarije wordt ook bevorderd door de overkomst van twee jonge Hongaarsche predikaiiten, van wie één studeert aan de Vïijc Universiteit en de andere aan de Theologische Scliool te Kampen. De gelden, benoodigd om beiden minstens een jaar hier te laten stadeeren, zijn reeds bijeen.

De heer Czekey kon van het begin van deu nieuwen cursus, af de colleges in Amsterdam, volgen. De heer J. Antal had eerst veel pas-moeilijkheden te overwinnen, maar dank zij' de hulp van Ds H. A. Munnik te Zwolle kon de Hongaarsche studiosus in November plaats nemen op de collegebanken der Theol. School.

AVanneer deze jeugdige broeders in Nederland eenigen tijd hebben gestudeerd en met de theologie naar Gereformeerde belijdenis kennis gemaakt hebben, zullen ze, in hun vaderland teruggekeerd, medewerken tot de reformatie van Hongarije's Kerk en den band met Gereformeerd Nederland nauwer toehal en.

Van beteekenis voor 'het werk der Evangelisatie is ook" het Gereformeerd Kinderhuis, dat door Meju[fro'uw' H. S. S. Kuyper is o-pgericht en .onderhouden "wordt door kinderen van de Christelijke Scholen in Nederland. Het kinderhuis staat nu onder bestuur van een Hollandsch-Hongaarsch Bestuur. Gravin van Limburg Stirum te Arnhem is presidente, Mej. H. S. S. Kuyper secretaresse. Mevrouw Van Schelven te Haarlem penningmeesteresse. Het kinderhuis wordt verplaatst naar Gödölö, een .uur met den trein van de hO'O'fdstad verwijderd, en zal daar een middelpunt van Evangelisatie naar Gereformeerde belijdenis worden. Ongetwijfeld zal de jonge Dr Szab'O te Gödölö krachtig meewerken tot verwezenlijking der plannen.

Ook het Hollandsch-Hongaarsch Comité, waarvan Prof. Bouwman voorzitter is, zit niet stil. In overleg met de Hongaarsche atdeeling van het Oo'mité wordt de vertaling van geschriften van Nederlandsche Gere, formeerde theologen voorbereid.

De Eeidelbergsche Catechismus wordt • opnieuw in het Hongaarsch O'vergezet en zal tegen geringen prijs verkrijgb-aar gesteld worden.

Het getal Hollandsche Christelijke scholen breidt zich gestadig uit. Naar we vernemen, wordt één van deze scholen O'Ok bezocht door een dochter van den Gereformeerden bisschop in Boedapest. Ze wil haar Nederlandsch onderhouden.

In onderscheidene wijken van de stad zijn Gereformeerde Evangelisaties opgericht.

In begin Januari wordt, onder leiding van Prof. Sebestyen, een' conferentie gehouden.

Er wordt krachtig gewerkt.

Er is vraag naar Gods Woord.

Er is ritseling van nieuw leven.

Laat ons de trouwe Gereformeerde broeders krachtig steunen, ook door ons gebed.

Laat ons, steeds meer, het contact met Hongarije versterken.

Een gezonde Gereformeerde Kerk in Hongarije zou voor heel het Oosten van Europa tot groeten zegen kunnen worden.

Waar zit de knoop ?

„De Waarheidsvriend" poogt nogmaals de waarheid te onthullen aangaande het verschil in het reformatorische streven van de Coofessioneelen en van de Gereformeerden-Bonders in de Hervormde Kerk.

Het zijn verstandige woorden, die ten volle duidelijk maken wat de Bonders niet zijn.

Edoch, het schijnt, da.t zij den khoopi niet zien, die moet worden losgemaakt, of anders... •. doorgehakt.

Wat wij bedoelen.

Men vraagt ons wel eens: Wat is het onderscheid, tusschen den Gereformeerden Bond en de Confesaioneele Vereeniginjg. En dan hebben we reeds herhaalde malen daar iets van gezegd.

Laat er ons nu weer iets van zeggen.

De Confessioneelen maken den indruk, dat, als we maar geduld hebben, straks héél het volk in de Ned. Hervormde Kerk , zal vergaderd zijn en er ; n het midden van de ISfederlandsche natie maar één Kerk zal wezen en wel de Ned. Hervormde Kerk.

Heel het volk voor de Kerk behouden.

Heel de Ned. Hervormde Kerk gered.

Wij hebben iets anders voor oogen.

Wij verlangen er naar, dat we een Gereformeerde Kerk in dezen lande zullen krijgen, die zioh van hare belijdenis bewust, die belijdenis zal voorstaan en bewaren.

Gaat de Kerk dat doen, dan houdt zij op Volkskerk te zijn, in dien zin, dat héél het volk in haar unidden , zal gehouden worden. Want als we een Kerk krijgen, die zich haar Gereformeerde belijdenis bewust, ook naar die belijdenis aal spreken en handelen, .zullen velen zich van die Kerk afkeeren. Men zal weigeren in die Kerk te laten doopen, in die Kerk belijdenis af te leggen, enz., enz.

Als de Kerk, de Hervormde (Geref.) Kerk echt een Gereformeerde Kerk wordt, is het met „een huis voor allemaal" gedaan.

Natuurlijk.

Maar als we een bewuste Kerk krijgen, een echte Gereformeerde Kerk, dan zal haar invloed op het volk beginnen, sterker te worden.

Dan i s ze wat. Dan is ze K e r k. En dan mogen we verwachten, dat zij, haar roeping getrouw, daar staan zal als een pilaar en»vastigheid der Waarheid en een getrouwe getuige van Jezus Christus.

Daar dachten we weer aan, toen we in „Noord-Holl. Kerkblad" lazen, dat een Duitsch pi; oifessor, schrijvend over de nieuwe toestanden op kerkelijk teiTein bij onze Oostelijke naburen, zich aldus heeft uitgedrukt: „We zullen waarschijnlijk in de toekomst, wat het getal betreft, veel kleinere Kerken zijn dan vroeger. Maar hu pas, beginnen we weer Volkskerk te worden, dat wil zeggen: een Kerk te zijn, die in het volk, in het bewustzijn van de leden van het volk wortelt. Nu pas" — het is als een wonderspreuk, dat dit juist in hetzelfde oogenblik voorvalt, waarin we ophouden do Kerk te , zijn, die het volksgeheel omvat."

Zoo schrijft prof. G. Kittel, hoogleeraar te Greifswald. En aJs we dan bedenken, dat dit een orthodox Luthersch man is, die altijd geleefd heeft bij de idee „landskerk", met den vorst als oppersten bisschop en waartoe ongeveer al de Protestanten in z'n gebied, behooren, — dan is het getuigenis van zooi'n professor toch wel zéér merkwaardig.

Maarten van Rhijn.

„De Wiaarheidsvriend" ontdekte nog andere dingen, die over oude, uitlegk'undige, proiblemien licht kunnen ontsteken.

Het is de bekende voo^rmian !der N. C. S. V. die de volgende hijdralge levert tot „bevestiging" van de waarheid der Schrift.

De Schrift bevestigd.

Neen, de Bijhei is tenslotte niet afhankelijk van de afbrekende ciitiek der mensohen, óók niet van de bewijzen, van echtheid, die m.en aanbrengt. De Bijbel heeft vastigheid in zichzelf. Het is Gods Woord, bekleed met autoriteit. En de Heilige Schrift, die het n; u eeuwen uitgehouden heeft, zal het ook langer nog uithouden. Gods Woord bestaat in eeuwigheid.

Toch is het wel • de moeite waard op te merken, hoe telkens in den laatsten tijd als waarheid bevestigd wordt wat de Schrift ons lèertN Opgravingen van verschillenden aard bewijzen, dat wat in den Bijbel staat, historisch juist is, in weerwil van het feit, dat tal van geleerden al lange hadden uitgemaakt, dat het reine fantasie was. Heerlijk schittert dan uit de waarheid van Gods Woord. Zoo komen ook telkens nieuwe ontdekkingen, om de oude Waarheid getuigenis te geven. Dr M. van Rhijn — waarlijk niet een van de „zwaarste" broederen — wijst daarop in „Bergoipwaarts", het lijfblad der Ethischen. Hij schrijft daar 'n stukje over: „Lukas 2 en het nieuwere onderzoek" en zegt dan o.a., dat er tegen het begin van Lukas 2 vroeger vrij geregeld drie bezwaren werden ingebracht. In de eerste plaats zei men, dat er destijds geen volkstellingen geweest waren. In de tweede plaats beweerde men, dat het geen zin had, dat Jozef en Maria naar Bethlehem reisden, omdat zij toch even goed te Nazareth konden worden ingeschreven. Wat moesten zij: heelemaal in Bethlehem? En in de derde plaats zei men, dat er destijds geen Cyrenius stadhouder over Syrië was • geweest.

Maar op het oogenblik staan de zaken hier heel anders!

De historische critiek — zoo zegt l'P-? ml*Mlj^^S^? * heeft^ons hier heel wat verder gebracht.'

In de eerste plaats is namelijk gebleken, dat e huogstwasirschijnlijk om de 14 jaren een dergelijke inschrijving plaats had.' Men heeft zelfs tal va formtilieren, zooals men die bij zulke tellingen gebruikte, gevonden. En het blijkt, dat op die formu lieren èn aangaande den man èn aangaande de vrouw allerlei mededeelingen werden gedaan; ook • wat betreft het huis en het bezit.

„Doordat wij zulke formulieren gevonden hebben" — aldus dr v. Rhijn — „weten wij, nu 'ook, hoe het formulier, dat Jozef in Bethlehem invulde, er min of meer heeft uitgezien.

Ook het andere bezwaar, n.l. dat Jozef en Maria bij een census niet naar Bethlehem behoefden te gaan, is onjuist gebleken. Men heeft o.a. een edict van den perfect van Egypte, Gajus Vibitis Maximus, 'uit 104 na Christus gevonden, waarin bevolen wordt, dat alle menschen binnen zes weken naar hun eigen land moesten gaan om klaar te zijn voor de telling.' Met andere woorden, men ging naar de plaats waar men vandaan kwam. Het is dus volkomen begrijpelijk, dat Jozef en Maria naar Bethlehem gingen, want zij waren uit hot geslacht van David.

Ten slotte is ook gebleken, dat Cyrenius destijds wèl procurator was over Syrië. In Pisidisch • Antiochiö heeft imen een steen gevonden met een opschrift, waaruit blijkt, dat Cyrenius destijds wèl procurator was.

Uit dit alles zien wij dus, dat Lukas voortreffelijk op de hoogte was."

Verder maakt dr Van Rhijn deze opmerking:

„Merkwaardig is ook, dat wij nu wellicht precieser kunneii zeggen. Wanneer Jezus geboren is. In Egypte had men hoogstwaarschijnlijk om de 14 jaren een dergelijke telling. Als wij nu bedenken, dat Palestina ook Romeinsch gebied was, dan is er alle reden aan te nemen, dat het daar precies zoo, is geweest. Welnu, men heeft censuspapieron gevonden van 34 na Christus, misschien - dit staat niet geheel vast - van 20 na Christus, in ieder geval van 6 na Christus.

Het is algemeen bekend, dat onze jaartelling niet geheel in orde is en dat Jezus vóór het be gin onzer jaartelling geboren is. T'rekken wij dus van (' na Christus 14 jaren af, dan krijgen wij al geboortejaar van Jezu's:8 v ó ó r Christus.

Als Jezus nu ongeveer dertig na Chr. gestorven is, dan is Jezus ongeveer 38 of 40 jaar geworden en is het begrijpelijk, dat de tegenstanders in Johannes 8 vers ö7 zeggen: Gij hebt nog geen vijftig jaren."

Dr Kuyper reformator.

Van heeler harte stemmen wij in m'et hetgeen „De Heraut" releveert over de reformatorische beteekenis van Dr Kuyper. '

In mijn artikelen over, " „De beweging, der jongeren" heb ik er vroeger reeds op - gewezen, dat we voorloopig eigerdijk niet anders te doen hebben dan DT Kuyper beter te leeren kennen en zijn werk voort te zetten.

Als ons volk Kuyper maar verstond! Dian waren we a, l een heel eind verder!

Het is niet het minst aan zijn hoofdartikelen in „De Heraut" te danken, dat de dogmatiek, die, na in het praalgraf van de Moor's commentarius perpetuus te zijn bijgezet, gelijk Prof. Geesink het even fraai als juist uitdrukte', weer herleefd en in nieuwe banen is geleid geworden. De kostelijke schatten onzer Belijdenis, die onder het stof der eeuwen bedolven lagen, werden niet alleen weer in vollen luister te voorschijn gehaald, vertolkt in de taal van onze dagen en met de behoeften van onzen tijd in verband gebracht, maar er was een voortbouwen op het gelegde fundament, een ontwikkeling van de beginselen, een dogmatische voor-•uitgaiTjg, , zooals we sinds Calvijn niet beleefd hadden. Niet het minst aan deze dogmatische artikelen in j, D6 Heraut" is het te danken, dat het inzicht van ons volk in de waarheid is verdiept, dat tal van nieuwe gedachten uit de Schrift zijn ontleend, dat we ook geleerd hebben critiek te oefenen op wa in de Belijdenis onzer vaderen onjuist was. Prof. Bavinck moge in zijn Dogmatiek met al het rijke wetenschappelijke apparaat, daarin ons geboden, ons een meesterwerk van den eersten rang Êebben nagelaten, maar zonder iets aan zijn verdiensten te kort te doen, die ook door ons blad steeds hoog gewaardeerd werden, mag toch wel gezegd worden, dat het scheppend-geniale, dat een nieuw tijdperk inluidt, bij hem niet werd gevonden. Dat was de eigenaardige gave aa.n Dr A, Kuyper geschonken en daarom is hij de reformateur van onze dogmatische ontwikkeling geworden.

En niet minder geldt ditzelfde van de leiding door hem in ons blad gegeven wat ons kerkelijk leven betreft. Er behoeft wel nauwelijks aan . herinnerd te worden, dat de reformatie onzer Kerken, waardoor ze uit het diensthuis der Synodale organisatie werden uitgeleid, niet het minst aan' zijn pers-arbeid in „De lleraut" is te danken geweest. Hier nu kan men metterdaad spreken van een waarlijk reformatorische daad, die, al stellen we haar niet op één lijn met de reformatie der 16e eeuw, toch in de geschiedenis onzer Gereformeerde Kerken naast de Afscheiding in 1837 een der belangrijkste momenten vormde. En ook hier, al keerde men terug tot de Belijdenis onzer vaderen en tot de Kerkenorde door onze Kerken in haar Nationale Synodes opgesteld, was toch allerminst de bedoeling om in repristinatie, in het angstvallig copiëeren van hetgeen vroeger bestaan had, kracht te .zoeken. Op het gebied van zending, van kerkrecht, van de inrichting van onzen ceredienst en van wat niet ^ al werden nieuwe banen ingeslagen en nieuwe gezichtspunten geopend. En al mocht '-r n ­ niet alles wat „Do Heraut" aan reformatie voorstond of bepleitte, in ons kerkelijk leven gerealiseerd zijn geworden, toch zal de latere geschiedschrijver, die de historie-onzer Kerken te boek stelt, den reformatorischen ontwikkelingsgang, dien onze Gereform. Kerken in de vorige eeuw doormaaJden, vooral toeschrijven aan den reformatorischen ijver door Dr A. Kuyper in ons blad ontwikkeld. En dat degenen, die na Dr Kuyper's heengaan geroepen werden deze leiding over te nemen, niet O'Utrouw zijn geworden aan deze reformatorische mentaliteit, werd, gelijk we een • vorig maal aanhaalden, ook door Dr De Moor erkend. Niet het minst aan de actie van „De Heraut" is het te danken, om nu slechts één voorbeeld te noemen, dat de uitbouw van onze Belijdenis, de revisie onzer Liturgie en de saamstelling van een nieuw catechetisch handboek door de Synode te Leeuwarden ter hémd is genomen. Gebrek aan reformatorische mentaliteit kan men ons blad dus niet verwijten.

De goudmijn der beginselen.

N, aar aanleiding van de, hier en daar hinkende, maar overigens krachtige'-en frissche artikelen van br. Baas, begint het Geref. Jongelingsblad een pole--miek, waarin „de jongeren" worden getypeerd als schijn-reformatoren, lOp grond van de beschuldiging, da.t zij het „niet noodig \inden in de onpeilbare schacht (der beginselen) af te dalen".

Wie mijn artikelen betreffende dit onderwerp in ons blad gelezen heeft, weet dat de hier gemaakte tegenstelling valsch, is.

Herhaa1delijk is gezegd, dat ware reformatie begint met terugkeer tot de vaderen.

Reformatie.

Een geliefkoosd woord onder de Gereformeerden. De laatste jaren niet het minst, 't Wordt nogal eens. gebruikt. Nu bedoelen we niet een statistiek op té gaan maken, hoeveel keer 't voorkomt in het blad van dien naam.

Daar vindt ge het natuurlijk heel dikwijls. Deze periodiek stelde zich immers de zware taak reformatorische vragen te behandelen.

En natuurlijk is dan het veelvuldig voorkomen van dit woord geen maatstaf voor het leven dezer kwestie onder de gemeente. Met hetzelfde recht of liever even onbillijk zoudt ge kunnen beweren, dat b.v. de zaak der jeugdorganisaties onder de 'Gereibnneerden het meest urgent geacht moet worden, omdat ons blad, die 't meeste bespreekt, als wanneer ge het herzien der belijdenisschriften om de drie jaar het meest belangrijke probleem zoudt noemen, omdat het den heer Baas geliefde in „De Reformatie" hierover te spreken.

Zeggen we echter, dat de zaak van Reformatie in onze Kerken ernstige belangstelling heeft, dan bedoelen we daarmede niet anders dan dat ernstig denkende personen telkens hun stem over dit onderwerp verheffen.

Er is actie, die op „refo-rmatie" aandringt.

Ook wij sluiten ons gaarne daarbij aan. En van . heeler harte.

Mits wel verstaan worde-, dat met „reformatie" bedoeld wordt het terugroepen tot den eisch der beginselen, dat het dus een beweging is, die afkomt uit den drang, dat meer uit het principe zal vi"orden geleefd en gedacht. Deze ware reformatio wenscht dus, dat men zich nauw om de belijdenis der vaderen zal scharen, dat staatkundig en politiek het heilloos spoor der opportunistische politiek wordt verlaten en zoo theoretisch als practise h gevolgd worden de lijnen, door Groen en Kuyper uitgestippeld.

Immers wij, Gereformeerde jongelingen (want Geref. jongelingen leven immers mee) behoeven elkaar niet te vertellen, dat niet alles, wat als reformatorisch wordt aangediend en aan de markt gebracht, dien eerenaam verdient. Niet alles, wat ons • als zoodanig wordt voortgezet, werd verkregen, doordat dieper in den goudmijn der beginselen gegraven werd.

Velen komen aan, met iets, dat op "de oppervlakte gevonden werd. Zij meenen, dat het niet noodig is in die onpeilbare schacht ai te dalen.

Heel wat heet vood; te komen uit reformatiementaliteit.

Maar daaronder treft ge siirrogaten en namaak.

De vlag dekt niet altijd .de lading.

Wij meenen dan gerustelijk van schijn-reformatie te mogen spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's