GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De andere kant.

Men kan niet zeggen, 'diat dé klach't over verdogmatieking van de stroomende waarh'eid heelemaal ongegrond is. De scWolastiek heeft hare dui­zenden verslagen.

Maar het subjectivisme zijn tiendiuizendien! Het valt zeer te waardeeren, dat „Bergopwaarts" tegen dogmafiekverachting waarschuwt in een even •ernstig als moedig hoofdartikel (van J. E. S. te H.)

Dogmatiek.

Het is mij de laatste jaren, meermalen opgevallen, dat de zoogenaamde „ethische" predikanten, waartoe ik mij zelf ook reken, telkens in hun prediking in een enkel zinnetje of tusschenzinnetje een uitval doen naar 'de dogmatiek en de dogmatici, al is bet dikwijls ook meer een schijnbeweginig, 'omdat er meestal niemand tegenwoordig is om den stoot op te vangen of te pareeren. Onlangs boorde ik een zeer bezielde en bezielende prediking, waarin, •m'Si al den gloed der persoonlijk ondervonden genade, gesproken word over de liefde des Vaders, geopenbaard in het Kruis van dén Zoon; van welk Kruis toen eventjes, als tusschen haakjes, gezegd werd: „dat Kruis, waarvan de dogmatici een rekensommetje en een rechtsqaaestie gemaakt hebben". Toen ik dat hoorde, was het mij of er een verkillend windje larngs mijn opi dat odgfenblik warme hart blies, en ik vroeg in stilte: Wiaartoe is dat nu noodig? Welk nüt heeft dat nu? Welnu, ik had de laatste jaren, meennalen aanleiding: om diezelfde •vragen te doen.

Behooïen dogmatiek en ethiek niet als trouwe wapenbroeders bij elkaar, van wie men ook zou kunnen zeggien; „Getrennt marschiren, vereinnt schlagen"?

Heeft elk van de twee baar eigen veld van beschouwing, zij groeien toch op denzelfden wortel des geloofs. Zij kunnen elkaar niet missen, wanneer bet er op aankomt de gemeente inderdaad op te bou-wen, te stichten, vooruit te brengen in kennis en ervaring van de eeuwige, van God geopenbaarde waarheden.

De gemeente kan niet bestaan en niet tot de noodige „vastheid des harten" (Hebr. 13:9) komen doordat er allerlei subjectieve menscbelijke meeningen om baar heen waaien, maar wèl doordat baar d e geloofswaarheid, begrijpelijk vooa' het h oi o f d en voelbaar voor het hart, voorgedragen wordt. Een goed theoloog zonder dogmatiek is mij ondenkbaar, welke dan' ook zijn dog'matiek moge zijn. Wie voor anderen moet optreden om hen te onderwijzen, moet zich zelf verstandelijk rekenschap kunnen geven van wat hij als gieloofswaarheid zal vei'fcondigen. Het moet niet zijn als de brave heilssold, aat, dien ik ken, die niet lezen of schrijven kan, miaar die, toen hij op ruim vijftigjarigen leeftijd d© Uniform had aangekregen, bevoegd was verklaard om de schare toe te spreken, maar hij; moet-zijn als de Schriftgeleerde, die uit zijn schat oud en nieuw te voorschijn brengt. M.a.w.: ij • moet zijn dogmatiek klaar hebben.

„Je moet maar durven".

In geen tijd is er voor een boek zoo'n overstelpiende reclame gemaakt als voor 'tboekl van Van Loon, „De Greschiedenis der menschheid". De menschen beginnen zich te schamen, krijgen een gevoel alsof ze niet meetellen, wanneer ze dit mirakelboek', dat zoo ongeveer de liijbel der '20ste eeuw belooft te zijn, ongelezen laten.

Laat ons dus, alvorens wij er óók in-vliegen, getuige zijn van de billijke tuchtiging, die de vóórtrekker Postmus, zoowel aan vertaler als schrijver, toedient. Ziet, hoe hij deze beide wegbereiders der menschheid op hun nummer zet, in dit speciale geval: nummer nul!

We nemen het heele artikel over (uit „De School met den Bijbel"):

Een antihistorische Roman.

Onder den arroganten titel: D'è Geschiedenis der Menschheid" verscheen van de hand van Dr C. P. Gunning, Rector van het Amsterdamsch Lyceum, een vertaling van H. van Loon's „The histor'y ot mankind".

Mocht iemand meenen, dat de Historiografie het treurige standpunt van het materialisme te boven is, dan wordt hij volkomen ontnuchterd. In dit boek geen evolutie in den gezonden zin des woords, verre vandaar. Die menschenwereld is — volgens dat boek — niets meer dan de som der individuen, die op een gegeven oagenblik in de ruimte zijn, om straks vooir anderen plaats te maken en daarmede voor goed en onherroepelijk te verdwijnen, daar uit de atomen, waaruit ze "bestonden, andere individuen worden samengesteld. Meen niet, dat die leer voortkomt uit bet brein van een Hegel of Schlegel, reeds Lucretius verkondigt haar. Men noemt de aanhangers dier leer materialisten, O'Ok wel positivisten of naturalisten. Bij hen heeft de Geschiedenis noch een begin-, noch een einddoel. Een eeuwigie kringloop der gebeurtenissen, naar het tO'Cval wil. Die geschiedbeschouwing heft de grenslijn O'p tusschen het anorganische en het organische, het stoffelijke en het geestelijke.

Het majestueuse: „Van eeuwigheid en tot in eeuwigheid zij't Gij', God", bestaat voor den materialistischen geschiedbeschouwer niet. Zijn , .Historie der Menschheid" vangt niet aan met het indrukwekkende: „In den beginne schiep God den hemel en de aarde".

Wij, Christelijke onderwijzers, meenden indertijd in onzen eenvoud, dat men bij onze tegenstanders dè wetenschap; hèt weten vond. Wij geloofden enkel — alsof waarachtig geloaven in den grond der zaak eigenlijik geen weten is.

Doch hoor het ''boek zelf slechts.

„Aan het begin en aan het einde van den ontwikkelingsgang der menschheid staat een groot vraagteeken."

„Wie zijn wij? " „Waar komen we vandaan? "

„Waarheen gaat onze reis? "

En dan wordt er wel gesproken van een „terugdringen van het vraagteeken naar die verre grenslijn achter den horizon, waar wij een antwoord hopen (let wèl!) te vinden op' al'ons vragen", maar dit is slechts een spelen, een tooveren met woorden. Dit blijkt reeds terstond uit de volgende woorden: „Toch zijn wij nog niet heel ver gekomen."

Met de pen in de hand zouden we zoo het gansche boek kunnen doorloopen. Allerlei nevelachtigs, vaags, ontmoeten we.

Spelen en tooveren met woorden!

„Geschiedenis", echte, rechte waarheid, wat waar geschied, gebeurd is, zoek dat tevergeefs in dit boek; van , , Geschiedenis" schier geen spoor!

De anti-historische roman zet zich voort op bladzijde 4.

„Toen had op zekeren dag het grootte wonder plaats:

Het doode bracht leven voort." (Let wel!)

Indien dergelijke onzin eens voorkwam in een boek van onze zijde, wat zou er weer als van ouds gescbimpd; worden ap> die: „nachluilen, die dompers, die reizigers met de trekschuit", enz. En toch: het slaat er:

„Het doode bracht leven voort."

De anti-historische roman vervolgt:

„De eerste levende cel dreef op de wateren; millioenen jaren dobberde deze doelloos rond, meegevoerd door den stroom. Maar gedurende al dien tijd was zij bezig ïekere eigenschappen in zich te ontwifclcelen, die haar in staat zouden stellen o; p fle onherbergzame aarde in leven te 79 blijven. Enkele dezer cellen bleven liever in de donkere diepte van meren en binnenzeeën, en zetten zich vast in de slijmerige Ijezinksels, enz. enz."

Het zou te veel ruimte in dit blad vragen, indien alles werd nagegaan.

Maar toch dit: Na de. wording der reusachtige 'kruip^dieren te zijn nagegaan, zegt het boek op bladz. 7 het v.v.:

„Toen gebeurde er iets wonderlijks. Al deze reusachtige kruipdieren stierven in korten tijd uit. Wij kunnen niet precies meer nagaan, waardoor dit kwam. Misschien was het een gevolg van , een plotselinge verandering van het klimaat. Hoe dit zij, een feit is het, dat het duizendjarige wereldrijk der groote kruipdieren opeens een einde nam.''

Nu komen er a.ndore wezens. Ze stammen wel van de reptielen af, maar leken er toch heel weinig op. Dit was voornamelijk een gevolg van net feit, dat ze hun jongen voedden aan de borst, de mamma, van de moeder. Daarom' noemen wijl deze dieren , , mammalia" of zoogdieren.

We moeten kort zijn en dus de gedachten van het boek slechts weergeven in een paar woorden. Uit deze , .zoogdieren" ontstaat de mensch. Eerst gebruikt deze, evenals alle andere zoogdieren, ook zijn beide voor p'ao ten (let wel). Eindelij'Ic, na talloozo vruchtelooze pogingen, slaagt dat ztoogdiermensch er in, zich , , op ^zij'n 'twee achterptooten in evenwicht te houden". Eerst heet dit scbeplsel nog' geen mensch, maar een sO'Ort , , aapa, chtig wezen". „De over-overgraotvader van het menschelij'k geslacht was een verbazend leelijk en onoagelijk zoogdier. Hij was heel klein, veel kleiner dan het tegenwoordige geslacht."

En nar weet ik wel, dat Dir Gunning in zijn , , Woord vooraf" zegt: „ik ben er van overtuigd, dat er weinig in deze eerste hoofdstukken te vinden is, wat andersdenkenden kan kwetsen, " maar dan verzeker ik Dr Gunning, dat hij in dezen volkomen alleen staat. Dergelijken onzin als in deze bladzijden regel na regel neergeschreven Wordt, stuit elk eerlijk, oprecht Christen tegen de borst.

Een slag in het aangezicht — en een ' heftige — van ons beerlijk Scheppingsverhaal en het Bijbelboek.

Maar ook in het aangezicht zelfs der a n g e 1 o o - vige wetenschap. Om aan Dir Gunning slechts iets te noemen: Zie Prof. Dr J. Boeke: , .De .Afstamming van den Mensch, met 29 tekstfiguren". Wat zegt Boeke ?

„Dat men eigenlijk heel weinig aan positieve feiten van "het ontstaan der menschheid weet."

En de anti-historische roman dient zich bij u aan als „Dè Geschiedenis der Menschheid".

Doch er is méér; er is schande1ijks.

Onze dierbare Heiland, naar Wien ons positief Christelij'k onderwijs heet, wordt aan de scholieren

— Dir Gunning acht dit boek OiOk in de scholen van uitnemende waai'de, zie het Wioörd vooraf — voorgehouden als: „Jozua, de zoon van een timmerman uit Nazareth, " zie bizl. 126, 127 en 136, . of liever zie niet, want het wondt uw hart, op te merken, hoeveel smaadheid Hem wordt aangedaan, die ons kocht met Zijn blaed.

Toen deze bladzijden (126 en 127) werden voorgelezen aan de leerlingen van de 4e klasse van een Chr. Gymnasium, riep een leerling — en bij' diens leeraar heerscht steeds de beste orde — uit: „G o d-deloo s".

„Weinig hierin te vinden, zegt Dr G., wat kan kwetsen"; zeg: alles kwetst.

Het is alsof in ons vaderland nooit een Ohris' telijfce Kerk en nooit een Bijlbel geweest is.

Ook wat er van den groaten heiden-ApOstel Paulus - tt^ordt gezegd is beneden critiek.

Verregaand kwetsend is oO'k wat op blz. 136 staat: „Jezus, de timmermanszoon uit Nazlareth, werd ter dood gebracht om aan het machtige Romeinsche rijk de moeite te besparen van een straatoproer in een klein stadje ergens aan de Syrische grens."

Wij vervolgen. Over Budha en Confucius wordt meer en beter gehandeld dan over Jezus en de Apostelen. Of wonen we soms in China?

Over de kerkhervorming wordt geraaskald — Want anders noem ik het niet — als volgt: „De hersenen der kleine kleuters van het jaar 1550 tot 1600 werden volgepiropt met „praedestinatie" en „transsubstantie" en „vrij'e - wil" en nog een honderdtal andere onbegrijipelijte woorden, waarin zoowel Katholiek als Protestant allerlei onzekere geloofsvragen trachtte te formuleeren."

Helaas ruimte verbiedt verdere schriftuur.

Calvijn wordt een tyran genoemd.

Van de kostelijke, echt-historische werken van de hoogleeraren"DiOumergue en "Rutgers hebben no'ch schrijver nocji vertaler ooit eenige notie gehad! En het einde van het Werk?

Wat wordt den jongeling meegegeven otp zijin moeilijk levenspad? Gods 'W: dord, het Gebed? Neen, de raadslieden: Humor en Medelijden.

Alleriei vaags, nevelachtigs, nietszeg'gends heeft op bladzijde 496 dezen anti-'historisdhen roman besloten.

Het werk is geilluistreerd; 't lijkt daardoor vaak wel aardig; soms aanlokkelijk. En ook: dat is slechts schijn. Want houdt men de band opf cte oinderschriften, zeer schrandere leerlingen van 16, 17

jaar, die bet later heel ver zullen brengen, weten er niets van tereobt to brengen en lacben barlelijk, als ze de onderscbriften onder de oiogen kiijgen.

Ten slotte: We zouden geen woord over dit onwoton& cbappelijke boek gesebreven bebben, indien bet zicb niet aandiende aan onze scbolieren en jongelingscbap als Diè Gescbiedenis der Menscbbeid.

Amsterdam, 10 Nov. 1923.

S. POSTMUS.

B. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's