GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ondanks gevaren tòch noodzakelijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ondanks gevaren tòch noodzakelijk.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III. (Slot.)

Ons Gereformeerde volk is in menigerlei opzicht anders dan de massa. De ma, ssa leeft oppervlakkig. Maar onze menschen zijn door heel hun opvoeding, door hun kerkelijk leven, door het catechetisch onderwijs, door hetgeen ze. op de jeugdvereenigingen meemaakten, door allerlei, dat anderen niet zoo kennen, er aan gewoon geworden, om over de dingen na te denken. Speciaal ^om den samenhang der dingen na te speuren en om te zoeken naar het oorzakelijk en het doelmatig verband der dingen. Causaliteit en teleologie mogen woorden zijn, die zij niet zoo onmiddellijk begrijpen, de zaak waar het om gaat kennen onze menschen wel degelijk.

Bovendien zijn zij-er aan gewoon geworden, om kleinere dingen tot algemeene p-rincipia te herleiden. De leuze heeft voor hen meestal maar matige bekoring en weinig invloed. En dat een beweging als het socialisme op onze Nederlandsche Gereformeerden zoo weinig indruk maakte, zoo weinigen althans van hen meesleepte, is vooral daaraain te danken, dat onze menschen beter dan die van één andere richting wisten en verstonden, dat achter de socialistische propaganda een levensbesohouwing staat, die de hunne vijandig is.

En hun grondbeginselen houden onze menschen vast.

Vandaar dan ook, dat elke reformatorische actie moet beginnen met op die grondbeginselen te bouwen. Anders zial ze geen invloed oefenen.

Dat heeft b.v. de moderne Pirof. Schol ten met zijn „Leer der Herv. Kerk" heel goed begrepen. Ook al mislukte zijn poging indertijd. En door zich schijnbaar bij die grondbeginselen aan te sluiten kon de Groningerrichting in de eerste helft der vorige eeuw zooveel invloed winnen. Schoon de afgescheidenen het bewijs leverden, dat er velen waren, die ook zelfs hier schijn van wezen wisten te onderkennen. Zij, mèt vele anderen.

Waar nu evenwel het zoeken naar den eersten aanleg der dingen, het naspeuren van de grondprincipiën van een richting, onze menscihenals in het bloed zit, daar kan het niet anders, of izij zijn dankbaar, wanneer ziji, bij-het pogen om de hedendaagsche stroomingen te zien 'in wijsgeerig licht, hulp ontvangen.

Neen, dan denken ze niet, dat ze wijsgeeren zijn.

Dr Kuyper heeft zeer vele wijsgeerige gedachten populair gemaakt.

Ook Dr Bavinck met hem en na liem.

Maar nimmer kon ons volk beschuldigd worden, dat het bij het ontvangen yan een ruimeren blik over de dingen, te groot werd, en dat het z^iclizelf ontgroeide. Men was dankbaar voor hetgeen men te hooren kreeg. En juist eerst dan, wanneer men wist, welk een gevaar er achter een schijnba|a, r onschuldige verschijning school, was men in zijn kamp tegen datgene wat bestreden moest worden, vol ijver en vol vuur, en... vol trouw.

En misschien is men in onze dagen wel daarom zoozeer onverschillig voor onderscheiden zaken, wijl men niet ziet, om welke groote vragen hei gaat.

Maar zal men dat leeren verstaan, dan is het zeer beslist noodig, dat er voor onze menschen, die zoo gaarne willen meeleven, een mogelijkheid is, om zich, naar de mate van hun bevatting, opde hoogte te stellen van de groote vragen, dus speciaal van de wijsgeerige problemen, waarom het gaat. , '

Achter allerlei verschijnsel toch ligt in onzen tijd een wijsgeerige strooming.

Ook achter de richtingen, die zich binnen de grenzen van het gereformeerde leven kunnen uitspreken, staat een bepaalde wijsgeerige beschouwing.

En het is noodig, dat onze menschen daarvan iets weten.

Er is meer dan één richting, meer dan één school van wijsbegeerte, die in onze dagen aan invloed wint, ook in onzen kring. En we zijn er van overtuigd, dat onze menschen in deze dingen belang stellen.

Verschillende uitingen, die in de laatste jaren de aandacht trokken, staan immers niet op zichzelf. Ze zijn symptoom daarvan, dat bepaalde richtingen ook onder ons school beginnen te maken.

Nu zegge men niet dadelijk: maar dan is er iets ongereformeerds aan de hand.

Er is niets, dat velen meer avers maakt van het doen meeleven van ons gereformeerde volk, dan dit, dat er onder dat volk enkele heethoofden zijn, die iemand, die het met den een of anderen epigoon niet eens is, onmiddellijk maar voor ongereformeerd schelden. Zulk doen verarmt de menschen zelf, want op die wijze vervreemdt men degenen, die ook wetenschappelijk voor ons gereformeerde volk zooveel kunnen beteekenen, van zich.

Maar ter andere zijde mag niemand er voor vreezen, dat zijn meening voor het oor van heel ons volk op'enlijk en eerlijk wordt gehoord.

Om meer dan eene reden niet.

Ten eerste toch zal iemand, die een gevestigde meening heeft, die ook open en eerlijk kunnen en durven zeggen, en zal hij die meening ook voor het oor van onze menschen, die toch ook zijn menschen zijn, durven verdedigen. Wij schuwen als gereformeerden nimmer de openbaarheid.

Ten tweede is er in ons volk, onder onze menschen, een heel eigenaardig iets. Dat „iets" zal ik door een voorbeeld trachten te omschrijven. Ik hoorde eens van iemand, die burgemeester werd van een vrij belangrijke plaats. Toen aan een vriend gevraagd werd: zal hij dat bolwerken, ook als anti-revolutionair, en als gereformeerd mensch, — was het antwoord van dien vriend: och, zoo heel knap is-ie niet, zoo heel veel weten, doet-ie ook niet; maar hij heeft dat gereformeerde knobbeltje, dat goeje gereformeerden meestal hebben — hij voelt, wanneer het verkeerd gaat, en hij ruikt de ketterij, ook al weet-ie niet precies, wat ler nou aanbrandt...

Zie, dat eigenaardige heeft ons volk, hebben althans velen van onze menschen.

Hierin ligt ongetwijfeld een gevaar. Dit n.l. dat sommige woordvoerders spoedig, té spoedig, gaan schreeuwen, en anderen het zwijgen opleggen vóór den tijd. Daarom moet ook hier nimmer gewerkt en gesproken worden zonder het noodige correctief.

Maar aan d'.andere zijde is het waar, dat dit belangrijke element, die belangrijke factor, dat „gereformeerd bewustzijn" van onze menschen, nimmer mag worden veronachtzaamd, wanneer het er om gaat onz: e gereformeerde kracht verder te ontwikkelen.

Ook daarom is het alzoo goed en nuttig, noodig zelfs, verschillende wijsgeerige vragen voor het gereformeerd publiek te bespreken. Niet in den debat-toon, maar als ernstige onderzoekers, die elkander niet verketteren, maar wel elkander willen helpen.

Met een enkel voorbeeld zij het ten slotte pns nog vergund duidelijk te maken, waarom het nuttig is, dat ons volk kennis ontvangt van wijsgeerige vragen, zal waarlijk de reformeerende actie invloed kunnen oefenen, en zal men inderdaad verder komen.

We noemen voorbeeldsgewijs de opvatting omtrent de inspiratie van de Schrift.

Indien er één belangrijk punt is, dat besproken dient te worden, dan is het wel dit.

Maar nu heeft ook deze kwestie, hoe zuiver theologisch ze ook schijnt, wel degelijk een filosofischen achtergrond.

De gedachte van de mechanische inspiratie moet hoe langer hoe meer worden opgegeven, en al meer komt men er toe, om de schriftuurlijke idee van het organisch werken Gods naar voren te brengen.

Dit heeft evenwel een historie.

Prof. Bavinek wees daarop in zijn: , , Wijsbegeerte der Openbaring".

Het begrip van de „transcendentie" Gods, de leer, dat God staat boven alle dingen en onafhankelijk van alle dingen, heeft in den loop der jaren een wijziging ondergaan. Niet alsof ten principiëele de opvatting een andere zou zijn geworden, maar er is ook hier reformatie, verder-groei gekomen.

Onder invloed van het deïsme, dat God ziet als de horlogemaker, die zijn werk afmaakt, en aflevert, en het dan laat loopen, zoo het verder loopen wil, werd men wel genoodzaakt over het werken Gods dieper na te denken.

Wanneer nu b.v. de inspireerende werking Gods, waardoor de Schrift tot stand kwam, die was, van zulk een God, die dat Woord uit zich vloeien deed, zonder zich organisch te bedienen van de middelen, die aanwezig waren, dan verliezen wij bij de Schrift den God, die immers werkt in al Zijn schepselen, en die ter uitvoering van Zijn Raad Zijn schepselen gebruikt, als redelijke wezens.

Dan komt bovendien de wordingshistorie van den Bijbel te staan buiten de historie va#i de wording van het heden. Dan komt de immanentie Gods in het gedrang.

Maar om nu de zuivere verhoudingen hier aan te geven, was eerst een eeuw van strijd op wijsgeerig erf noodig. Zooals in de eerste eeuwen van de christelijke kerk de formuleering van de belijdenis meestal middellijk te danken was aan het feit, dat een of andere ketter een. doling verkondigde, zoo ook is een juister inzicht in het probleem van de inspiratie der Schrift te danken aan een strijd tegen de mJBbegeerte van het deïsme en van het pantheïsme.

In den strijd te_gen hot laatste zijn we blijven vasthouden, dat Schepper en schepping essentieel en qualitatief van elkander verschillen. De tijd is niet te herleiden tot de eeuwigheid, en de wereld niet tot God.

Maar ook is het waar, dat wij „in God leven, en in Hem bewegen we ons, en zijn wij". En „Hij is niet ver van een iegelijk onzer".

Godsopenbaring en Schrift zijn dan evenwel niet hetzelfde. i

Er is op deze wijze een algemeene en een bizondere openbaring.

Doch dan kunnen ook die twee weer niet los naast elkander staan. De bizondere Openbaring in de Schrift ^groeit dan op den bodem van da algemeene. Uit den gang van de algemeene openbaring groeit dan door de bizondere leiding Gods, de bizondere o_penbaring uit. Niet vanzelf, maar door de leiding en de openbaring van God .zelf. Zoo blijft er evenwel relatie tusschen 't geen God doet op het terrein van de algemeene en 't geen Hij doet op het erf van de bizondere genade.

En op het erf van die bizondere genade doet Hij dan ook weer Zijn Woord, in den vorm, in welken het is te boek gesteld, groeien.

Bavinek omschreef dat nieuwe gezichtspunt in tegenstelling met het oude aldus: , , Oud-en Nieuw Testament worden minder uit hun milieu geïsoleerd en toonen verwantschap met godsdienstige voorstellingen en gebruiken bij andere volken; Israël staat met de Semieten, de Bijbel met , Babel in verband."

Nu blijft bij' dit al de openbaring Gods van een geheel eigen natuur; de Inspiratie der Schrift wordt niet verdoezeld, maar integendeel het inspir-atiebegrip wordt verdiept en verrijkt.

Men leert verstaan, dat de Inspiratie organisch is.

Dit alles nu zal ons volk eerst dan ^verstaan; de wijziging in de voorstelling zal eerst dan gemeengoed worden, wanneer men deze dingen — naar de bevatting van de gereformeerde menschen — him onder 't oog brengt; wanneer zij zich in den gang der gebeurtenissen kunnen inleven.

Ook daarom is het noodig, dat ons volk min of meer wijsgeerig zich kan oriënteeren.

Wij kunnen alzoo concludeeren:

In den strijd tegen andere richtingen, die steeds op een of anderen wijsgeerigen grondslag zijn gebaseerd, lieeft ons volk eenige kennis van wijsgeerige vraagstukken noodig. Om deze richtingen principieel te kunnen bekampen, en om het kwaad in het hart te kunnen a.anvatten.

Voor de ontwikkeling van eigen Gereformeerd leven is het kennis-nemen van den gang van de beschouwingen in „de school der wijsbegeerte" noodzakelijk.

Ons volk, ons gereformeerde volk, kan de weelde van deze ontwikkeling dragen.

Onze menschen vragen er om.

En aan hun verzoek moet worden voldaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Ondanks gevaren tòch noodzakelijk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's