GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

Wanneer we nog over een paar werkeai ivan Berlage spreken, dan noemen we allereerst zijn „Studies ovè'f-bdüwkuns t, s'fijT en samenleving". In dat werk heeft Berlage, naai' het mij voorkomt, wel het meest laten zien van den achtergrond van zijn eigen bedoelen, en van dje factoren, die we noodig kennen moeten, om zijn optreden te verstaan.

Maar juist bij het lezen van zulk een werk valt het telkens weer op, hoe er een bepaalde factor is, dien de geniale schrijver niet noemt, dien hij ook niet noemen kan — en dat is zijn eigen genialiteit. Wanneer een mair als Berlage optreedt, daai is er in zijn denken en doen zoo ontzaglijk veel, dat zich nu eenmaal nietlogiscji laiat verklaren. De geniale visie is niet steeds, is schier nimmer te heredeneeren.

En nu komt het me voor, dat in het genoemde werk de schrijver met dezen factor zelf meer had moeten rekeniiig houden. En zeker, nu gaat het niet aan, om te zeggen: ik heb daarvoor geen verklaring — ik zie het nu eenmaal zoo; immers wanneer zooiets gezegd werd, zou er al zeer spOedig een oppositie kuimen gevoerd worden. En tocli gaat de schrijver, veel meer dan hijzelf misschien weet, zich voor een. beschuldiging van subjectivisme bloot geven.

Want telkens weer is in dit boek vooral — en ook in zijn werk: „Schoonheid in samenleving" — gesproken, als in profetische bezieling, over de toekomst. Er zijn geheele bladzijden in zijn werk, waar het keer op keer heet: „dan zal" — „dan zal" — „en dan zal".

Merkwaardig is een uitroep als: „ik geloof a; an een vernieuwden glans der bouwkundige monumenten".

De ontwikkeling, die de schrijver verwacht, ziet hij met zijn kimstenaarsblik en hij zegt: „ik geloof". Eigenaardig is het dan ook, dat we bij^ Berlage uitdrukkingen vinden als: „mij treft als een mogelijke vorm der komende architectuur " enz.

Dergelijke uitdrukkingen zeggen zoo-' heel veel. Vooral dit, dat Berlage keer op keer het terrein van de' wetenscha.p verlaat, om dat van zijn geloof te betreden. En dat geloof hangt dan ten nauwste samen met zijn Hegeliaansche eii Marxistische overtuiging. Het is zeer leerzaam te zien, hoe tenslotte de ziel van dezen gemalen ontwerper van grootsche bouwwerken, behoefte heeft aan het gelooi in een toekomst, die hij komen ziet — alleen wijl hij gelooft. j

Maar dan hebben wij ook, tegenover het gelool van dezen profeet der hedendaagsche bouwkunst het recht te spreken van ons geloof. Een geloof, dat tenslotte betere en vastere gronden heeft dan het zijne, dat zich alleen maar kan handbayeii, indien men optimistisch is omtrent het wezen van den mensch, indien men gelooft in het komen van een koninkrijk van vrede en menschèn-goddelijkheid op aarde.

Dit leven in en voor de toekomst spreekt oot klaar in het mooie werk van Berlage, dat hij' uitgaf samen met Henriëtte Roland Holst—Van det Schalk: „Het pantheon der Mensohheid".

Het zijn afbeeldingen en ontwerpen voor 'dit gebouw, dat in de toekomst, wanneer de menschheid haar vergoddelijkingsfeest viert, zou kunnen worden geopend. De bekende communistische dichteres schreef verzen bij de teekeningeu — verzen, die ook vertaald in het Fransch en in het Duitsdi verkrijgbaar zijn.

Maar dit werk is tevens zooiets als een belijdenis.

De beide kunstenaars, die aan dit werk arbeid-

den, zijn dan ook werkelijk menschen van de kunst. Het zijn menschen met fantasie. En de toekomstbeelden, die ze teekenen, bewijzen, dat er leen feestelijke eenheid is tusschen deze twee artisten. Daarmee is Bieiiage's werk geen dienst gedaan. Immers nu is er gevaar, dat met zijn toekomstwereld ook zijn toekomst-bouwkunst valt.

Gelijk het gezien wordt door P; 1 a s s c h a e r t, die ervan zeide: „Dr H. P|. Berlage, en zijn werk, behoort grootendeels aan een toekomst, die nooit komen zal".

Hij noemde Bierlage „den zich-uitlevenden kunstenaar".

Beide gedachten zijn juist. Berlage's subjectivisme en zijn geloof aan ©en bepaalde toekomst zijn zijn groote zwajkheden. Ofschoon ze voor hen, die kunstzinnig zijn aangelegd, ook de groote bekoring vormen van dezen groote onder de bouwmeesters.

Maar het is hier nog niet de plaats voor critiek. Dat komt later. iSlechts brachten we eens aiiders critiek bij, om te doen zien, dat onze teekening van Berlage juist was. -

Aan het slot van ons vorige artikel beloofde ik, vóór we tot critiek kwamen, nog enkele namen van bouwmeesters, die invloed hadden, te noemen.

Nu herinner ik er nogmaals aan, dat het hier er allerminst om gaat, een geschiedenis van de bouwkunst te .geven. Ook niet om die kunst als zoodanig te behandelen — maar veelmeer, om, in overeenstemming met den aard via.n deze rubriek te spreken over de wijsgeerige gedachten, die allerlei nieuwe verschijningen in de bouwwereld belieerschen — en dan speciaal dat nieuwe, dat ook onder ons beurtelings vreemd en mooi, dwaas en grootsch wordt genoemd.

Wanneer ik dus nog enkele namen noem, is dit niet dan om eénigszins volledig te zijn in de encadieering van de nieuwste verschijningen. En om bij de critiek hier en daar te kunnen verwijzen naar personen uit een andere school of een andere periode.

En dan denk ik allereerst aan onzen grooten bouwmeester van het Rijksmuseum, D'r Cuypers.

Cuypers is een vertegenwoordiger van de Neogothiek. De richting, die invloed kreeg door het optreden vair den Franschman Violet Ie Due.

Violet is de man van het wetenschappelijk element in de bouwkunst. Hij verkondigt de theorie, dat de vorm zijn ontstaan moet vinden in de practische bestemming. Hij vraagt dus materiëele doeltreffendheid. En nu vindt hij in de Gothiek het groote voorbeeld van constructieve juistheid en grootheid. • • •

En bij die Gothiek sluit hij zich aan. Hij' wil van „redelooze rekenkunsten" niet weten. Maar evenals in de Gothische bouwwerken moet in het werk van eiken bonwmeester spreken een groote kennis van de constructieve mogelijkheden en eischen. En zoo zal de bouwkunst weer opleven, wanneer het wetenschappelijk element krachtiger naar voren komt. Dian zal er, zoo oordeelde hij, geen copie komen van de Gothiek, maar een stijl, die zich — voor alle tijden — bij de Gothieik aansluit.

En — als gezegd — een van de beste voorbeeldein van wat deze richting kan, is ons schitterend mooie Rijksmuseum.

Het is de vertegenwoordiging van het wetenschappelijk element.

Er is gestreefd naar r e d e 1 ij' k h e i d. Vandaar dat men spreekt van de rationalistische school in de bouwkunst.

Nu zijn er ongetwijfeld nog vele belangwekkende figuren. We denken b.v. aan den Engelschman Ruskin met zijn gevoelsrichting, en aan den reeds eerder genoemden Duitscher bemper, die met zijn standaard-werk „der Stil" grooten invloed oefende. Maar van een eigen school kan bij' hen in ons land, afgedacht van den invloed dien zij op Berlage en de zijnen oefenden, niet worden gesproken. Ook al is misschien hier of daar wel een gebouw rechtstreeks onder hun invloed verrezen.

Maar voor we eindigen moeten we nog op-één belangrijke factor wijzen. Het is deze: al meer wordt er, ook door Berlage b.v. in zijn „lezingen te Madrid gehouden" op gewezen, dat door de komst van 'het nieuwe materiaal, dat we gewapend beton noemen, en door de reeds eenige jaren vroeger begonnen toepassing van ijzerconstructies, nieuwe eischen zullen worden gesteld aan de bouwkunst. Eischen, die ook een nieuwen stijl als vanzelf met zich .zullen voeren.

In bedoelde lezingen sprak Berlage het uit: „Tengevolge van de groote voorcleelen, die de constructies in gewapend beton bieden, bestaat de waarschijnlijkheid, dat we staan voor een geheel nieuw architectonisch tijdperk".

En dan is er hope op een schoonheid, ook bij gebouwen, van dit materiaal opgetrokken. „Men zal zich toch", zoo zegt hij in Studies over stijl, enz., „krachtens het hier ontwikkelde, die schoonheid kunnen voorstellen, belichaamd in monumenten van groote eenvoudige vlakken-striakheid".

„En daarbij voege men het feit, dat wel niet verdere versiering gesupprimeerd, integendeel, spaarzaam, wel overwogen, in nu nog niet met zekerheid te omschrijven vorm zal worden aangebracht, en dat die, zooals die beizige sierkunstenaars van heden doen verwachten, een ideëele versiering zal kunnen worden."

Weer onderstreepten we enkele uitdrukkingen.

Ook hier weer is te ontdekken het volkomen onzekere. Men verwacht een ontwikkeling. Men werkt in die richting. Maar wat het worden zal weet men niet.

Er is wel geloof voor de toekomst. Er is een algemeen grijpen in geloofsvertrouwen (een vertrouwen van zuiver menschelijken aard) naar een betere toekomst. Het ideaal is er, en in die ideaalwereld zijn kostelijke ideëen verwezenlijkt.

Maar zelfs in de wereld van de bouwwerken kan men geen concrete dingen aanwijzen, die zulk een toekomst beloven. Sterker, men weet in de verte niet, hoe zich de dingen zullen ontwikkelen. En van hier-uit beginnen we onze critiek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's