GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Subsidie-grenzen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Subsidie-grenzen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het verworpen voorstel van de subsidiëering der Olympische Spelen brengt de subsidie-kwestie in een kritiek stadium.

Dit pimt wordt hoelanger hoemeer op de dagorde naar boven geschoven: wordt het geen tijd eindelijk eens een poging te wagen tot vaststelling van subsidie-grenzen?

Met subsidie-grenzen wordt natuurlijk niet bedoeld een zeker bedrag in geld, waarboven de Regeering niet behoort uit te gaan.

Maar wel: in welke gevallen subsidie moet worden verleend en in welke niet.

Totnogtoe viel er bij het toekennen van subsidies niet veel lijn te ontdekken.

Of subsidiëering van bepaalde personen als Kloos, Couperus, Heyermans, Bouwmeester gewenscht is uit staatsrechtelijk oogpunt, is aan ernstige bedenking onderhevig.

Of subsidiëering van een instelling als het Nederlandsch Olympisch Comité oorbaar mag geacht, evenzeer.

De eerst geweigerde en thans opnieuw voorgestelde subsidiëering v%n de Vroedvronwenschool te Heerlen staat met de bovengenoemde gevallen niet op één lijn, hoewel ook hierbij' gerechtvaardigde bedenking rijst, of deze wel in den haak is.

Natuurlijk brandt de subsidie-kwestie des te meer, nu het Kabinet als parool heeft uitgegeven: bezui-267 niging. en minister Colijn nog dezer dagen heeft uitgesproken, dat het saneeringswerk van 'S' Landsfinanciën nog niet is afgeloopen, ondanks de sluitende begrooting, verleden jaar verkregen, maiar diait dit nog jarenlang moet worden doorgezet.

Doch ook wanneer de bezuiniging niet do Cerberus was, die voor het departement van financiën moet loeren wat er in-en uitgaat, dan nog was het eisch de subsidie-grenzen af te teekenen.

Men mag daarbij toch niet naar willekeur werk gaan. te

Als jnen begint kunstenaars, die in min of meer behoeftige omstandigheden verkeeren, te subsidieeren of om gebruikelijker term te bezigen: een jaargeld toe te kennen, waar zal men eindigen?

Proportioneel is ons kleine land vele kunstenaars rijk en wanneer die van de kunst willen leven — wat volgens Geerten Gossaert aan de kunst zelf niet bevorderlijk is en na eerst hartstochtelijke tegenspraak te hebben gevonden, nemen thans de bijvalsbetuigingen meer toe — kan men zich op subsidiëering tot een enorm bedrag voorbereiden, want de kunst houdt haai priester in den regel arm.

Dan — waarom zou men de kunst bevoorrechten boven de wetenschap? Ondergaat menig geleerde niet hetzelfde lot als de kunstenaair, al is hij uitteraaïd niet zoo populair als de laatste en grijpt daaxom zijn behoeftig-zijn minder afl, n?

En zijn er buiten het gebied van wetenschap en kunst nog niet tal van anderen, die zich op de een of andere wijze verdienstehik hebben gemaakt en misschien meer tot den blijvenden roem van. ons vaderland bijdragen dan Kloos en Bouwmeester ?

Wat de verdienstelijkheid aapgaat, deze is altijid een twijfelachtige graadmeter in de handen vasa tijdge^nooten.

Eigenlijk zal eerst het nagesla< ïht er over kunnen oordeelen of ze zich onverwelkelijken roem hebben veroverd of niet en dat zou pas kunnen uitmaken, wie voor subsidiëering — ondersteld', dat het systeem deugt — in aanmerking kwamen en wie niet.

Terwijl dan de billijkheid zou eischen, dat die lijst der gesubsidieerden belangrijlk zal worden uitgebreid, is de grond voor subsidie uiterst su'bjektief.

De gezindheid van een Minister geeft hierbij den doorslag.

Overtuigend werkt zulk een wijze van subsidiëeren niet.

Zij wordt niet eens gedragen door een algemeen nationaal besef.

Voorzoover ons bekend is, werden zulke subsidies tot op heden alleen aan mannen van de overzijde verleend.

Laten er bij ons geen groote kmistenaars worden gevonden, wij mogen toch zeker bogen op verdienstelijke mannen.

Deze behoeven echter geen gebrek te lijden.

Als het noodig is, zorgen hun vrienden wel, dat htin armoede niet openbaar wordt.

Als wij het kunnen verhinderen zal geen hunner om de gunst vragen van den staatsruif te mo'gen eten.

Het partikulier initiatief is onder ons Icradhtig genoeg om te zorgen, dat zij voor subsidiëering bewaard blijven.

Maar waarom wordt door de Regeering het partikulier initiatief van de overzijde niet geprikkeld?

De beste prikkel zou zijn alle subsidie voor personen te weigeren en gO'ed te laten uitkomen, dat de Regeering het partikulier initiatief niet verlammen wil.

Of de Regeering dan geen verdiensten mag waardeeren ?

Natuurlijk wel.

Doch haar staan daarvoor andere middelen ten dienste.

Waarom bestaan anders de lintjes?

Ons dunkt, dat hier de grens aanwijsbaar isen dat die niet moet worden overschreden.

Evenmin ontdekken we echter een subsidie-gronid: — of om het in officieel er taal van later uit , te drukken: grond voor het toezeggen van een waarborgsom — voor de Olympische Spelen.

Ofschoon we het waardeeren, dat het Kabinet geen loterij voor dit doel wilde toestaan en het heft in handen houden bij de kwestie van den Zondag — het is alleen jammer, dat het met deze argumenten eerst in tweeder instantie VOOT den dag: is gekomen — biedt dit op zichzelf toch voor subsidiëering en garandeering nog geen basis.

Wanneer dit subsidie-grond kon zijn: een te verwachten kwaad te keeren, kon 'de Staat wel aan het subsidiëeren blijven en er zichzelf voor m de schuld steken.

Waarom dan niet alle loterijen en alle Zondagsontheiliging door subsidie afgekocht?

Ook het nationaal karakter van die Spelen .kan men niet als grond voorwenden.

Want een belangrijk deel van ons volk tegen deze Spelen overwegende bezwaren. heeft

Het is de meening toegedaan, dat de Staat door subsidie of garantie een boozen tijdgeest mee zou inhalen.

De Olympische Spelen dragen een hoogst eenzijdig karakter.

Ook het nationaal besef ontbreekt hier alzoo als subsidie-grond.

Maar dan de internatiouale bekendheid, waarvan men vau deze Olympische Spelen zooveel verwacht. Is daaraan misschien subsidie-grond te ontleenen?

Wij kunnen daarop vooreerst antwoorden: een iritornationale bekendheid, verworven door Spelen, waartegen een niet zoo gering deel van het volk uit religieuse en andere motieven protesteert, is al een zeer droeve bekendheid, want daardoor zon openbaar worden, dat de Nederlandsohe Staat voor zulke motieven geen respekt heeft en de bezwaarden laat meebetalen aan wat zij om des gewetenswil afkeuren.

En dat niet alleen.

Maar op den grond van meerdere internationale liekendheid voortbouwende', zou een Regeeiing elke internationale samenkomst van beteekenis, b.v. Kerkelijke Congressen, moeten subsidiëeren.

Prof. Visscher prees terecht de Roomschen, dat zij voor hun Eucharistisch Congres, te Amsterdam gehouden, geen gulden subsidie hebben begeerd.

Toch zou de Staat, indien het meerdere internalionale bekendheid als subsidie-grond aanmerkte, het aan het Eucharistisch Congres niet hebben kunnen weigeren, indien het een Staatsbijdrage had begeerd.

Blijft nog alleen het welvaarts-argument.

Men rekent bij de Olympische Spelen op een stroom van vreemdelingen, die allen goud en zilver als slijk zullen achterlaten. De Regeering zou dan ook, zoo rekent men, al moest zij in het uiterste geval het miljoen betalen, het toch op een andere manier in de schatkist geheel'óf gedeeltelijk z'ien terugvloeien.

Wij zouden, indien we wilden, als tegenargument kunnen aanvoeren: wanneer Tiet partikulier initiatief deze Olympische Spelen hier organiseert, is de Staat er zeker van, dat zijn miljoen safe blijft en dat er op dezelfde wijze als boven misschien nog een miljoen in de schatkist wordt leeggestort. Zoo kan de Staat er alleen "ïinanciëel voordeel van hebben.

Doch dit argument laten we rusten.

De welvaart kaai geen subsidie-grond zijn, als daarbij over religieuse en ethische bezwaren moet worden heengestapt.

Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen.

Niet welvaart is het hoogst, maar conscientie voor 'God. een goede

En wat ziet men nu gebeuren?

Het partikulier initiatief is voor de Olympische Spelen druk in de weer. Aanzienlijke sommen komen binnen.

Prof. Kernkamp laat in de „Oroene Amsterdammer" Prof. Visscher, die voer jaren een droom over Kuyper droomde, welken wij het liefst maar vergeten, nog eens droomen. Aan het eind zegt Satan tot den Utrechtschen hoogleeriaar: „Zoo is het ook met de Olympische Spelen: velen dachten al, dat er niets van zou komen; dank zij Ds Kersten en jou, gaat alles nu gesmeerd”.

We zullen hieruit maar niet de konklusie trekken, dat volgens Prof. Kernkamp, Satan zich bijzonder voor de Olympische Spelen interesseert.

Maar, hoewel wij liever zagen, dat het paiiikulier initiatief faalde, kan men toch zien, wat het vermag.

Zeker, de verwerping van het subsidie-of garantie-voorstel heeft het een flinken stoot gegeven.

Dat neemt echter niet weg, dat partikulieren hun beurzen openen.

Hierdoor wordt bewezen, dat Staatssubsidie niet noodig is.

Het partikuher initiatief kan zich redden.

Zij dit voor de toekomst een waarscliuwing, dat de Regeering zich met zulke voorstellen buiten de subsidie-grenzen waagt.

De anti-revolutionaire partij heeft zich altijd op dit standpunt geplaatst: subsidie mag nooit het partikulier initiatief fnuiken.

Staatssubsidie kan nimmer geheel worden geschrapt.

Werken van algemeen nut, aanleg van spooren tramwegen enz. komen vanzelf al voor subsidie in aanmerking.

We kunnen natuurlijk geen lijst geven van belangen, die subsidiëering verdienen. Zoo' mechanisch is het leven niet.

Maar in het generaal zijn \vi| geen vrienden van subsidie en willen haar tot het strikt noodzakelijke beperkt zien.

Nooit zouden wij er aan gedacht hebben voor ons lager onderwijs-subsidie te vragen, indien de Overheid den stelregel haid gehuldigd, dat ook het Openbare Onderwijs geheel door de voorstanders daarvan moest worden gedragen.

Nooit zouden wij aandringen op verdere subsidiëering van het Bijzonder Hooger Onderwijs, indien het Openbaar Onderwijs niet geheel door Staat of Gemeeirte werd bekostigd en wij daaraan moesten mee bijdragen.

Als we op dit terrein subsidie een eisch van gerechtigheid achten, is dat, omdat onze tegenstanders door den Staat schromelijk worden bevoorrecht.

Subsidie kan hier evenwicht in aanbrengen.

Maar dan ook alleen de gelijkstelling.

Doch liever wagen wij het met de vrije concurrentie.

Dit is echter, gezien het slappe partikuliere initiatief van de overzijde, een utopie.

Hier is voldoende financieel tegenwicht aanbrengen de rechtsgrond.

Alle eenzijdig bekostigen kweekt onrecht op on­ recht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Subsidie-grenzen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's