GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

De Synode van Kalamazoo stelde drie punten vast:1. er is een gunstige gezindheid Grods. jegens de menschheid in het algemeen, en niet alleen jegeas de uitverkorenen; 2. er is een beteugeling der zonde in het leven van den enkelen mensoh-en in de samenleving; 3. ook de on wedergeborenen kunnen zoogenaamde burgerlijke gerechtigheid doen.

Zij deed tot de predikanten H. Danhof en H. Hoekse^ ma een vermaning uitgaan.

Zö drong er bij^ professoren en predikanten op aan het leerstuk van de algemeen© genade in nadere studie te nemen en te bespreken in prediking, lezing en geschrift.

Wanneer de besluiten der Synode heel nuohter door een HoUandschen kerkreohtel^ken bril worden bekeken en niet gelet op de bflzondere omstandigheden, rij'zen er wel bedenkingen.

Een dier bijzondere omstandigheden brengt mee, dat onze Nederlandsche Kerkenordening niet in alle onderdeelen op Amerikaansohe toestanden kan worden toegepast. Op den duur zal het wenschelijk zijn een Kerkenordening saam te stellen, waaraan de Gereformeerden Kerkrechtelijke beginselen, welke voor aJle landen en voor alle tijden .gelden, moeten ten grondslag liggen, maar die een eigen Amerikaansch cachet draagt.

Een andere is deze, dat de Ameri'kaansohe geest meer op incidenteele beslissingen is aangelegd, dan dat men vaste lijnen volgt, waar echter een gezond kerkelijk leven niet buiten kan.

Ofschoon de vraag kan rij'zen of het commissoriaal maken van deze zaak geen aanbeveling zou hebben verdiend, staat dit toch wel vast, dat geen enkel besluit volle tevredenheid zou ihebben gewekt.

Zoo had dan de Synode den predikanten D'anhof ©n Hoeksema niet gevraagd of zij zich onderwierpen aan het besluit.

Maar ter Synode bleek reeds eenigszins, dat dit niet het geval zou zijn.

Immers, onder meerdere* protesten kwam er ook een van Ds Danhof in.

Het is in rustigen, zakelijfcen toen gesteld, gelijk Wen dat van hem gewoon is.

Hij heeft niet het agitatorische van zijn collega Hoeksema.

Hij is meer een stille figuur en — die indruk maakte hij op mij, toen ik na een lezing een poosje in zijn pastorie vertoefde — een denker.

Prikkelt het optreden van D's Hoeksema voortdurend hen, die het niet met hem eens zijn, van Ds Danhof san dat niet worden gezegd.

Wanneer men dan ook de dingen psychologisch en uit de verte bekijkt, dan komt het vermoeden boven, dat deze zaak een ander verloop zou hebben gehad, in-'iien men met een man als Ds Danhof alleen had te doen gehad.

Dit is enkel mijn persoonlijke opinie.

Hoewel ik zalcelijfc, gelijk men weet, in het geheel niet aan zijn zijde sta, zoo heeft zijn protest toch een element, dat tot nadere diskussi© uitlokt.

Ik geef hier het slot.

Aangaande punt C ben ik van gevoelen, dat de BeKjdenis spreekt van zekere werken van den natuurlijken mensch in het burgerlijke, en in verband met het licht der natuur, waarvan hem een weinig verbleef. Van deze werken zegt de Behjdenis m. i., dat zij voor God zondig zijn, al is het ook, dat zij in zeeri betrelckehjken zin, en in vergelijking met zekere andere werken, in het burgerhjke goed geheeten worden. Verder wdjst de Belijdenis erop, dat de natuurlijke mensch bij 't licht der natuur, dat hem nog verbleef, ook in 't burgerlijke zich immer meer bederft, zondiger wordt, en dat hem in dien weg alle verontschuldiging voor God ontnomen wordt. Dit nu kan' m. i. toch onmogehjk toegeschreven worden aan een goeden invloed van God op den Tnensch. Ik zou hetgeen de Synode dienaangaande in punt C uitspreekt, niet kunnen achten te zjn naar de Belijdenis en de Heilige Schrift. Doch waarom deze dingen niet eerst nader ingedacht.

5. Hoewel ik dan ook gaarne toestem, dat onderscheidene uitdrukkingen in de geschriften van de broeders Danhof en Hoeksema niet wel te rijmen zijn met wat door de Synode in punten A, B en C wordt voorgesteld, zoo ben ïk toch heüig overtuigd, dat hunne uitdrukkingen, mits in 't rechte verband gelaten, niet wezenlijk in strijd zijn met Belijdenis en Schrift. Geheel afgedacht dan ook van het feit, dat elk bijzonder werk over eenig bepaald punt, juist omdat het bijzonder is en een bepaald punt betreft, in zekere definitieve richting moet wijzen; beweer ik, dat de broeders ernstiglijk streven naar een rijke en alzijdige voorstelling van Gods geopenbaarde waarheid; en dat zulks ook wel duidelijk, is uit hunne geschriften. Al mogen zij dan verschillen van de huidige drie Synodale uitspraken, zoo meen ilc toch tegenover de Synode met klem te moeten handhaven, dat hun gevoelens in overeenstemming zijn met Belijdenis en Schrift.

Waar dit nu mijne innigste overtuiging is, daar zal de Synode mij zeker wel verstaaü, als ik hiermede uitspreek, dat ik het mijne roeping acht voor GodJ en de kerken, niet alleen formeel te protesteereni tegen deze Synodale besluiten, maar ook practische maatregelen daartegen hoop te nemen, beide als afgevaardigde van Classis Grand Hapids West en als een van de twee in betrekking tot bovengenoemde drie punten veroordeelde broeders. Ik heb gemeend, eerhjkheidshalve dit te moeten zeggen.

Zijn protest komt er hoofdzakelijk hierop neer, dat de Synode meer uit de belijdenis gehaald had, dan er in lag.

Met proeft uit zijn woorden de eenzijdigheid.

En toch, als hij zich beroept op het verband, waarin de helijdenis van de natuurlijke gaven, aan den mensch gelaten, spreekt en vooral op het motief, dat daardoor den mensch alle onschuld wordt ontnomen, dan voelt men, dat dit argument in den considerans van de Synode als bezwaar tegen de loer der algemeene genade geen ^reede weerlegging vond en dat gedachtewisseling daarover' misschien nog verhelderend had kunnen werken.

Maar dat is het niet alleen wat de aandacht vraagt.

Men moet eerbied hebben voor den ernst, die uit dit stuk spreekt.

Niet, dat dit ooit op zichzelf ©en reden kan zijn om een afwijkende meening zich vrij in de kerken te laten bewegen. Doch wel, dat men den steller van dit protest — ik zeg dit niet aan het adres van Amerika, maar van Holland —-niet beschouwe als een querulant, iemand, bij wien twist zoeken tot een tw^eede natuur is geworden.

Hij trok - ook dadelijk de konsekwentie van zijn protest.

Hij sprak zijn voornemen uit praktische maatregelen tegen het Synodale besluit te zullen nemen.

AVaarin die zouden bestaan, wordt niet meegedeeld.

Daaromtrent tastte men in het duister.

Heuglflk nieuws.

Uit Grand Rapids komt het bericht, dat men uitbreiding van het Theologisch Onderwijs noodzakelijk acht.

Aan de vakken zullen worden toegevoegd: bijibelsohe theologie (bij ons geschiedenis der openbaring genoemd), apologetiek en vergelijkende studie der godsdiensten, omschreven als „studie van de valsche godsdiensten, getoetst aan den Christelijken godsdienst".

Een mooi bewijs van groeikracht.

Het aantal theologische studiejaren zal met één worden verlengd en van drie op^ vier gebracht. In sommige gevallen zal echter door het Curatorium ontheffing kunnen worden verleend.

Ook zal een zesde hoogleeraar worden benoemd.

Wij verheugen ons zeer in die vooruitgang.

Dat belooft voor de Chr. Geref. Kerk in Amerika veel goeds.

Tegehjk is het moedgevend voor de ontwikkeling van het Calvinisme aldaar.

Moge de Theologische School nog eens uitdijen tot een Universiteit!

Dit is ©en wensch, die in veler harten leeft.

Het volgende jaar zal de Theologisch© School vijftig jaren hebben bestaan.

Men hoopt dat feestelijk te gedenken.

Men zint op een geschenk.

't Prachtigste geschenk zou dunkt mij; zijn een eerste begin van ontwikkeling tot Universiteit.

Doch misschien gaat dat nog boven de financiëele draagkracht onzer Amerikaansche broederen.

Afzetting.

Volgens belofte komen we thans op de kwestie van de afzetting van predikanten terug.

Men zal zich herinneren, dat de gedachte geopperd is om bijl eventueele afzetting van predikanten uit te spreken of deze definitief is of niet.

M. a. w. of een predikant, op wien deze maatregel wordt toegepast voor zijn leven of slechts tijdelijk van het ambt is ontheven.

Do redenen, waarom deze kwestie opkwam, zijn bekend.

Het gebeurde in de laatste tien jaar helaas meer dan eens, dat een predikant uit zijn ambt moest worden ontzet.

En ook kwam het een paar maal voor, dat hij: na ©enigen tijd in zijn ambt werd hersteld, terwijl velen zich afvroegen of dat wel met den ernst der gepleegde feiten in overeenstemming was te brengen en of dat herstel niet te haastig was geschied.

Deze zaak iaafct de eer van onze kerken.

Daarom, is het noodzakelijk, dat zij aan de orde komt.

Om nu in 't kort onze meening te zeggen.

Wij gelooven, dat bij de afzetting van predikanten

het alternatief definitief of niet, niet kan worden gesteld.

De idee van afzetting sluit het definitieve in zich. Wie afgezet is, is geen ambtsdrager meer.

Een afzetting voor een zekeren tijd is een t©g©nstrijh digheid in de termen, een contradictio in terminis, een ongerijmdheid.

Deze zou niet anders zijn dan een verkapte schorsing. En onze kerken hebben ervoor te waien, dat die twee niet worden verward.

Wie uit zijn ambt wordt ontzet, wordt de eer van

Dienaar des Woords niet waardig gekeurd. Het uitzicht, dat het ambt hem weer zal worden ontsloten, mag, bij de afzetting nooit worden gegeven.

Daardoor zou deze droeve maatregel een ded van haar kracht inboeten.

Of herstel in het ambt mogelijk is, heeft men niet bij de afzetting te beoordeelen.

Later kunnen zich O'mstandigheden voordoen, waar­ onder die vraag kan worden gesteld.

Maar voor dien tijd niet.

De aard der zonde kan daarop niet alleen van invloed zijn.

Het is denkbaar, dat bij een erger gradatie van kwaad later wel herstel kan worden verleend en bij ©en lichter gradatie niet.

Dat hangt geheel af van den verderen levenswandel.

Dit moet echter als regel bij ons vaststaan: wien het ambt om openbare en ergerlijk© zonden is ontnomen, moet ni©t op herstel rekenen.

Men mag niet denken: na ©en zekeren pro^eftijd kan herstel weer worden aangevraagd.

Ook berouw is voor herstel niet genoeg.

Dat is het wel, wanneer een afgesneden lid in de gemeenschap der kerk wenscht te worden hersteld.

Maar voor een dienaar geldt dat niet.

Herstel in het ambt is eigenlijk alleen maar mogeUjfc in zeer bijzonderei gevallen.

N.l. wanneer de aifgezette zulk een leven van zelfverloochening en boete lijdt, dat zelfs voor de wereld de ergernis is weggenomen.

Dat men algemeen schier oordeelt: zoo'n man moest weer het evangelie kunnen verkondigen.

Voor herstel in ambt is dunkt ons onontbeerlijk een krachtige drang uit de publieke opinie.

Onberispehjk leven op zichzelf volstaat niet

Het moet een zeldzaam leven zijn, waardoor men als vanzelf - het verleden veiiigeet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's