GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijlen Professor J. Woltjer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijlen Professor J. Woltjer.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ho'Oggeachte Heeren Direciteuren der Verecni'ging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden GrO'ndslag').

Het stemt het Woltjer-Comité, gesticht om de nagedachtenis te huldigen Van Prof. Dr , 1. Woltjer,

eens mei eere hoogleeraar aan de Vrije Uaiyersiteit, tot dank, dat ge aan zijn toit ü gericiht Verzoek liebt willen voldoen en dat ge U thans een oogenblik beschikbaar wilt stellen om het pOTtret te aanvaarden, dat U terstond zal vsrorden aangeboden.

Het zou op' zich2ielf meer gewoon geweest zijn, indien de Voorzitter van het Comité, Prof. Dr A. oslinga, bij deze gelegenheid een enkel wo^ord had gesproken. Nu hij zelf Prof. Woltjer niet persoonlijk heefi gekend en de Voorzitter der sub-oommissie voor het p'ortret gedurende vele jaren Woltjers leerling was, wilde liij.' liever aan dezen laatste de taak zien opgedragen, om namens het Comité heden tot U het woord te richten.

Er zal niemand zijn, die zich verwondert, over wat heden geschiedt. Is er verwondering, dan zal die veeleer daarover woerden geuit, dat niet re.^ds lang de beeldtenis van Woltjer een plaats vond in de Senaatszaal der Vrije Universiteit. Want naast anderer portretten behoort zeer zaker dat van Woltjer daar aanwezig te zijn. We willen nu niet onderzoeken, hoe het kwam, dat niet reeds eerder een geschilderd portret werd aangeboden.

Liever willen we in het feit, dat dit nu tien jaar na Woltjers dood geschiedt, het beste b? wijs zien, dat Woltjers arbeid niet vergeten is, dat van uitstel geen afstel komen kon. Woltjer was te groot, van te veel beteekenis, dan dat niet telkens weer van vele zijden met aandrang gevraagd werd, waarom nog altijd geen portret? Toen zich dan ook een Comité vormde en een oproept deed om gelden ie zenden, was die oproep niet te vergeefsch.

Het geld kwam van alle zijden, er werd zooveel bijeen gebracht, dat we niet slechts een portret konden laten schilderen, geheel gelijk we het wenschten, maar dat nog een bedrag in kas bleef, hetgeen het Comité in staat zal stellen nog op' andere wijze Woltjers nagedachtenis te eeren.

Ik noemde daar Woltjer grooit en van veel beteekenis. Wie hem kent uit zijn werken, zal "toestemmen, dat die woorden niet te kras zijn, wie zijn leerling mocht zijn, zal vinden, dat zelfs sterker woorden konden zijn gebruikt. Het is hier niet de plaats om een levensbericht van Woltjer te geven of om in te gaan opi allerlei werk, dat door hem is verricht. Wie weet, dat hij was hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, maar ook lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal, .Lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, maar ook Rector van een Gymnasium, Lid en Voorzitter van de Staatscommissie tol ineenschakeling van de verschillende takken van het Onderwijs, en Voorzitter van de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, wie zich herinnert, dat hij schreef over Griek'sch en Latijn en oiver moeilijke wijsgeerige vraagstukken, begrijpt, dat bij een gelegenheid als deze van al dien arbeid geen overzicht kan worden geboden. Ik moet me bepalen tot hel vermelden van enkele meer algemeene trekken, die jeder opvielen, eigenschappen, gaven, die W.clljej-van God had ontvangen en die hem in staat gesteld hebben te zijn, die hij is geweest. Natuurlijk maak ik ook hier geen aanspraak op volledigheid. Men kan een berg van versohil'.ende zijden beklimmen, en wie de Westelijke helling bestijgt, ziet niet, wat zich op de Oostelijfee bevindt. De teekening. van één helling is ook een juist beeld, de schilderij en de foto kan slechts één zijde toornen. Laat het dan één zijde zijn, die heden getoond wordt, die ééne zal, hoop ik, juist worden beschreven.

Ik begin bij iets meer uitwendigs. Woltjer heeft de zoo zelden voorkomende gaven beaeten om ocg te hebben voor het bijzondere en voor het algem.eene. Hij was in de eerste plaats hoogleeraar in het Grieksch en Latijn. Daarbij had hij de O'ude geschiedenis en de antiquiteiten, op zijn tijd ook de litteratuurgeschiedenis, te onderwijzen. Hij gaf college in Eneyclop'aedie en Paedagogiek. Niemand heeft ooit ontkend, dat hij op-die terreinen thuis was, ook buitenstaairders, tegenstanders, zoO' men wil, hebben gaarne toegegeven, dat hij van de Grieksche en de Latijnsche taal niet minder op de hoogte was dan een hoogleeraar, die b.v. alleen het Grieksch heeft te doceeren. Maar ook op ander terrein ontgingen hem de bijzonderheden niet. En buiten het terrein, waarop, hij zicii als hoogleeraar bewoog lag nog allerlei gebied, waar hij gaarne vertoefde en ook niet onbekend was. Ik denk daarbij nu niet aan de wijsbegeerte, die hij beheerschte, maar b.v. aan geschiedenis, wis-en natuurkunde. En toch was Woltjer ondanks de groote détailkennis allerminst het type van den veelweter, de optelsom, den polyhistoor zoo ge wilt. Integendeel, eer deed hij denken aan de groote geesten uit de Middeleeuwen, die heel de wetenschap onder de knie hadden, aan de humanisten en de hervormers, die tot het algemeene kwamen, omdat ze zoo goed op de hoogte waren van het bijzondere. Woltjer verloor zich niet in kleinigheden, vergat niet om de boomen het boisch. Ik' wijs hier met name op zijn oraties, die zeer algemeene vraagstukken beha.ndelen, en die hij zoO' behanlen jjon, omdat hij op de hoogte was van de détails. Daarom bij hem geen spreken in de ruimte, geen opstellen van theorieën, die straks in de praktijk bleken niet opi te gaan, maar een prachtige evenwichtigheid, een opklimmen van het bijzondere fot het algemeens, een afdalen van het algemeene naar het bijzondere.

Maar ik mag hiervan niet te veel spreken, ik vermeld een tweeden trek, die met het juist genoemde wel in verband staat, maar toch van geheel ander karakter is. Woltjer was een uitnemend docent. Omdat hij zelf de dingen goed wist en ze duidelijk kon uiteenzetten. Maar daar kwam bij, en dat is vooral voor een hoogleeraar een uitnemende eigenschap, dat hij de studenten methodisch wist te leeren werken. Hij leerde niet alleen tot de bronnen gaan maar ook met de bronnen omgaan, het gebouw werd bij hem van den grond aan opgetrokken en hij gaf daarin den studenten niet slechts een voorbeeld, doch maakte hen tO't medebouwers. Van Woltjer leerde men de kwesties aanvatten en oplossen, zoo ze opgelost konden worden. Voeg daarbij nu een zeldzame nuchterheid van oordeel, gelijk ze onzen geleerde kenmerkte, kalmle, die deed arbeiden zonder overhaasting_ en al te vluchtigen telkens tot bezinning riep en ge verstaat, dat hier een hoogleeraar was, die niet alleen als onderzoeker, maar ook als onderwijzer zijn taak uitnemend vervulde.

Ik wil er op-wijzen, dat het vooral de theologische studenten zijn. geweest, die van deze gave van Woltjer hebben geprofiteerd en vele predikanten zijn hem daarvoor hun leven lang dankbaar geweest. Juist theologen staan bloot aan het gevaar te schermen met groote woo'rden, theorieën te prediken, die mooi schijnen, doch het niet zijn, een slag in de lucht te doen in plaats van den spijker op den kop te tikken. Alle theologen volgden de propaedeutische colleges van Woltjer, vele ook die in de Encyclopaedie en de Paedagogiek. En ze hebben ook .jiiet het minst op deze laatste uren_ die dingen geleerd, waarvan ik sprak. Daar kon Woltjer, veelal aan de hand van één pias verschenen boek, eerst het vraagstuk scherp stellen en dan den weg zoeken tot de oplossing en dat hebben vele theologen van hem geleerd. Trouwens ik geloof, dat in het algemeen de theologen en de juristen meer met Woltjer ophaddon dan de litteratoren.

Over de oorzaken daarvan spreek ik hier ni'et in den. breede. En zonden er meerdare te noiemen zijn. Maar ik wil de dingen oiok niet mooier maken dan ze zijn en wil niet verzwijgen, dat een oorzaak wel deze was, dat Woltjer oiok in dat opzicht docent bleef, dat hij de studenten m.n. zijn leerlingen in engeren zin, de litteratoren wel eens daar plaatste, waar in him eigen oog hun plaats niet was.

Wioltjer wees hun dok op hun feilen. Niet allen hebben dat kunnen verdragen. Die een goed bedoelde, maar soms in'niet al te zachten vorm gegeven vermaning wisten aan te nemen en op te volgen, hebben ook daardoor veel geleerd. Men moest van Woltjer leeren houden, maar degenen, die daartoe kwamen, hebben in hem 'dan een doicent, een leermeester en'ook' een vriend gevonden, zooals ze er verder misschien nooiit e^n hebben gehad.

Of het kwam, omdat hij geboren onderwijzer was, dan wel omdat hiJ zijn loophaan bij het Lager onderwijs was begonnen en daarna leeraar aan een gymnasium was, ik weet het niet, maar zeker is, dat Woltjer niet slechts als academisch docent lauweren verwierf, maar dat hij ook groote verdiensten heeft gehad vooir het Middelbaar en het Lagei' onderwijs. Moet ik hier spreken van de oprichting van het Gereformeerd Gymnasium te Amsterdam, herinneren aan het feit, dat hij bestuurslid was zoo van de Geref. Kweekschool als van een Vereeniging voor Lager Onderwijs? Of doe ik beter met tei spreken over allerlei leerboeken, studies, en adviezen, nog eens ts' gewagen van het werk , in de Staatscommissie, en Christel.

Nationaal, — het blijve in het midden. Woltjer was ondei'wijsman in den ruimsten zin van het woord en de sympathieën, die ons Comité vond oiok in de kringen, waar wat Woltjer voor het Middelbaar en Lager Onderwijs deed, vrucht heeft gedragen, waren het bewijs, hoezeer hij oiok daar is gewaardeerd.

En laat ik nu nog op één ding mogen wijzen, het voornaamste: Woltjer paste ook daarom zoo uitnemend aan de Vrije IJniversiteit, omdat hij een man van beginsel was. Hij had hét Woord des Heeren, de Gereformeerde beginselen hartelijk lief en hij gedroeg zich dienovereenkomstig.

Woltjer behoorde allerminst tot de menschen, die zoo wel eens hiei' en daar een. tekst wist.m in te lasschen of een vroom woord konden gebruiken, als dit begeerd werd. Evenmin behoorde hij tot die personen, dis wel Christen zijn, maar die veel in hun wetenschai'; buiten hun gelo'of k'unnen laten omgaan. Hij heeft, en dat is zijn kracht geweest, uit en naar de Schrift zijn wetenscihap' en zijn leven ook opgebouwd. Bioven sprak ik over het algemeene.' dat hij wist te grijpen. Welnu, dat algemeene vond hij in de eerste plaats in de Schrift en naar het beginsel, dat dezeh m bood behandelde hij het bijzondere, dat hij in zijn werk had verzameld. Woltjer wist dat op overtuigende wijze te doen. Daardoor sleepte hij mee, maar wekte hij ook liefde en voor het beginsel en voor de wetenschapi. Zijn eenvoudige, kinderlijke vroomheid deed er het hare toe. Wiaarschijhlijk ligt in dit laatste Woltjers grootste beteekenis, wellicht zijn daarvoor zijn leerlingen hem het meest dankbaar. Voor een Gereformeerd theoloog is uit den aard der zaak de Schrift eenig beginsel, en niet alleen beginsel, ze is ook b.on van wetenschap, de theologie werkt in de eerste plaats aan de in de Schrift geopenbaarde waarheid Gods. Misschien is het daarom aan de theologie niet zoOi gemakkelijk proefondervindelijk te bewijzen, of een GerefO'rmeerde welenschap mogelijk is. .Maar Woltjer was litterator, hij had te ai'beiden met oude, meest heidensche, schrijvers, met de geschiedenis der volken, met de wijsbegeerte. Dat alles heeft hij bearbeid naar Gereformeerd beginsel en daardoor heeft hij juist op' niet-theologisch gebied de mogelijkheid van Gerefoimeerde wetenschap bew: z; n. Woltjer was geen theoloog, stond zelfs eeni^szins afvvijz'end tegenover de theologen, die hij op zichzelf waardeerde, maar wier gebreken, niet het minst '; p wetenschappelijk gebied hij duideli„, k zag. Daarom kon de juist in de eerste plaats aan en op-de theologie georiënteerde Vrije Universiteit hem niet missen, daarom is Woltjers arbeid vooir haar van zoo groote, beteekenis geweest.

Het spreekt vanzelf, dat wat ik hier zeide, mijn persoonlijk oordeel is, waarvoor niemand dan de spreker verantwooi delijk mag worden gesteld. Maar toch, ik durfde te spreken, als ik deed, omdat ik weet, dat velen met mij üod dankbaar zijn, voor wat Hij hun in Woltjer had geschonken. Het Comité heeft dat — ik doelde er reeds op' in den aanvang van mijn spreken — in ruime mate ondervonden, van allerlei .zijden stroomden de bijdragen toe.

Zoio is dan het Woltjer-Comité, Hooggeachte Heeren Directeuren in de gelegenheid U het door den kunstschilder Jae. Eiks gemaalte portret van Prof. Dr J. Woltjer aan te bieden. Het is geen gemakkelijk werk een persoon te schilderen, dien men nooit heeft gezien. We meenen echter, dat de schilder goed is geslaagd, en we zijn de familie Woltje: -dankbaar, dat ze heeft willen medewerken om tot het bereikte resultaat te komen. Van verschillende personen., die Woltjer goed gekend hebben, mochten we reeds hooren, dat het portret aanspraak kon maken op hun waardeering.

We stellen het heden in Uw handen met het verzoek het voortdurend een plaats te willen geven in de Senaatszaal der Vrije Universiteit. Woltjer zal nu niet langer ontbreken in de eeregalerij. En de school, waarin hij gewerkt heeft met zooveel ijver en zooveel zegen, zal latere geslachten ook zijn uiterlijk kunnen toionen. We vreezen niet, dat Woltjers naam niet meer zon worden genoemd, als zijn beeltenis hier niet te aanschouwen was. Zijn werk is ten slotte meer dan zijn portret. En blijft iemands werk niet leven, - dan verliest zijn portret alle waarde, het wekt hoogstens den lachlust op' van een nageslacht, dat niet begrijpt hoe de vaderen zoo feil konden gaan in hun waardeering. We weten, dat het met Woltjer zoo niet zal zijn. Maar wij zouden in dankhaarheid te kort schieten, indien zijn portret nog niet door het geslacht zelf, dat hem kende, binnen het gebonw der V. U. was gebracht.

Zoo dragen we U thans het portret over. We hopen, dat het vele tientallen van jaren de Senaatszaal der V. U. zal versieren en tot het nageslacht spreken van de goede gunst des Heeren, die aan Zijn volk in Nederland met een man als Woltjer was, heeft willen schenken.


') Rede, gehouden door prot. Dr F. W. Grosheide, hü de aanbieding van het portret van wijlen prof. Or J. 'Woltjer aan H.H. Directeuren der •\''ereen. voor H. O. op G. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijlen Professor J. Woltjer.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's