GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Persstemmen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persstemmen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alle vroegsiervende kinderen zalig?

BIjlijkens „De Wacliter" is dit in .\merika een kwestie, waarover onder Gereformeerden verschil van gevoelen bestaat.

Zooals we in ons vorig artikel reeds te kennen gaven, wordt door de Gereformeerde theologen in ons land algemeen aangenomen, dat alle jongstervende kinderen zalig worden.

Niet alleen de kinderen des verbonds, zoo leert men, maar ook die buiten bet verbond behooren tot Gods uitverkor'enen. Sterven ze in hun prille jeugd, dan is dat een zeker bewijs, dal ze door God tot het eeuwige leven uitverkoren zijn.

De oude Gereformeerde theologie, zooals die in de Belijdenisschriften van de zestiende en de zeventiende eeuw werd vastgelegd, zoowel in Engeland als in Nederland, durfde dit niet uitspreken. Ze onthield zich van een uitspraak betreffende de kinderen buiten het verhond.

In Nederland neemt de Gereformeerde theologie nog' lietzelfde standpunt in. Gods Woord biedt ons in deze geen duidelijke en afdoende gegevens, en daarom, zoo oordeelf men, dienen we ons van een besliste uitspraak te onthouden.

Alaar liier in Amerilca bleef de Gereformeerde theologie iiiet op hetzelfde standpunt staan.

Feit is, dat bijna alle Gereformeerde theologen van de negentiende eeuw de meening zijn toegedaan, dat we aan de zalig'heid van geen enkel vroegstervend kind hebben te twijfelen. Men oordeelt, dat Gods Woord ons voldoende gegevens aan de hand doet om dit te mogen uitspreken. En ongeveer een kwarteeuw geleden heeft de Presbyterian Church in the United States of America dit officieel uitgesproken als een nadere verklaring van haar Confessie.

Nu meene niemand, dat'we hierin te doen hebben met een verschijnsel van het modernisme.

't Is wel waar, dat de moderne geest ver doorgedrougen is in de Presbyteriaansc'he kerken van ons land. Maar het gaat niet aan, deze leer op rekening te schrijven van liet modernisme. Waren het uitsluitend de modernisten, die deze leer aanhangen, we zouden er verder geen woord meer aan verspillen. Zij gelooven niei aan een verkiezing en verwerping, aan de verdoemelijk'heid der erfzonde en de onmacht des menschen, aan de noodzakelijkheid der wedergeboorte en de bijzondere voldoening door Christus. In één woord, zij loochenen al de fundamenteele stukken van het Christelijk geloof en buigen niet voor de onfeilbaarheid der Heilige Schrift. Met hen valt niet te redeneeren.

Maar we hebben het in dit artikel over de Gereformeerde theologen, die met ons aan al de specifiek Gereformeerde leerstukken vasthouden.

En nu is het opmerkelijke, dat zoo goed als-alle Gereformeerde Üheologen, ook die van het zuiverste water, mannen van Princeton, die met eere strijden voor het oude Calvinisme der zeventiende eeuw, de meening ziin toegedaan, dat alle vroegsfervende kinderen onder Gods uitverkorenen zijn te rekenen.

Daarbij zijn mannen van naam als Dr Charles Hodge en Dr B. B. Warfield, die voor de Gereformeerde theologie in ons land van even groote beteekenis geweest zijn als Dr Bavinck en Dr Kuyper voor de Gereformeerde theologie in Nederland.

En al is bet, dat wij Gereformeerden van Nederlandsche herkomst ons (nog) niet kumien vinden in de meening door hen voorgestaan, het is niet meer dan billijk, dat we toch eens luisteren naar hetgeen zij hebben te zeggen.

Van de hand van Dr Warfield verscheen een kostelijke historisch-dogmatische studie, The Development of the Doctrine of Infant Salvation, waaraan we im voorgaande artikelen reeds het een en ander ontleend , hebben.

Dr Hodge wijdt in zijn Systematic T 'h e o 1 o g y_ een paar bladzijden aan ons onderwerp. De meeste „Wachter"-lezers hebben dit werk niet onder hun bereik, en zoover we weten, is het nimmer in het Nederlandsch overgebracht. We zullen ons dus de moeite getroosten, deze bladzijden voor onze lezers te vertalen:

WAT DE SCHRIFT LEERT AANGAANDE DE ZALIGHEID DER KINDEREN.

Allen, die in hun jeugd sterven, worden zalig.

Dit mogen we afleiden uit hetgeen de Bijbel leert van de analogie (overeenkomst) tusschen Adam en Christus: " =

„Zoo dan gelijk door ééne misdaad de schuld gekomen is over alle mensohen tot verdoemenis, alzóó ook door ééne rechtvaardigheid komt de genade over alle mensclien tot reclitvaarddgmaking des levens. Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien éénen mensch velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzóó zullen ook door de gehoorzaamheid van éénen velen tot rechtvaardigen gesteld worden" (Rom. 5:18, 19).

Wij hebben niet 'het recht deze algemeene uitdrukkingen op eenigerlei wijze te beperken, behalve in zoover de Bijbel zelf perken stelt.

Nergens sluit de Schrift ook maar een enkele groep kindei-en, gedoopt of ongedoopt, geboren in Christelijke of in lieidensc'he landen, uit gelooidge of uit onge-

loovige ouders, buiten èe voorrechten van'cteverlpssing door Christus.

Al de nakomehngen van Adam, behalve Christus, ziin onder de verdoemenis.

Al de nakomelingen van Adam, behalve zij van wie ons uitdrukkelijk geopenbaard is dat zij het Koninkrijk Gods niet kunnen beërven, worden zalig. •

Het komt ons'voor, dat dit de duidelijke bedoeling van den Apostel is, en daarom schroomt hij niet te zeggen, dat waar de zonde meerder geworden is, de genade veel meer overvloedig is geweest (Rom. 5:20). ï)e zegeningen der verlossing overtreffen zeer verre de kwade gevolgen vam den val. Het getal der verlosten overtreft zeer verre het getal der verlorenen.

Dit is niet in tegenspraak met de verklaring van onzen Heere in Matth. 7:14, dat slechts weinigen ingaan door de poort, die tot 'het leven leidt. Dit is te verstaan van de volwassenen.

De Bijbel is bedoeld voor personen van verschillenden ouderdom, aan wie 'hij gericht is. Maar hij is gericht alleen aan hen, die kunnen lezen of hooren. Hij zegt hun wat zij hebben te doen en te laten. Het zou een algeheele onderstboven keering van zijn bedoeling zijn, zoo we hem gingen toepassen op personen tot wie en van wie hij niet spreekt. Wanneer hij ons zegt: Die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem" (Joh. 3:36), dan verstaat niemand dit in dezen zin, dat hierdoor de mogelijkheid der zaligheid van de kleine kinderen buitengesloten wordt.

Niet alleen echter leidt de vergelijking, die de Apostel trekt tusschen Adam en Christus, ons tot de conclusie, dat gelijk allen om de zonde van éénen mensch onder de verdoemenis zijn gekomen, zoo ook allen door de rechtvaardigheid van Eénen behou.den worden, uitgenomen alleen zij die de Schrift zelf buitensluit; maar de grondgedachte, die aan heel de redeneering ten grondslag ligt, leert ons dezelfde waarheid.

Die grondgedachte is, dat het meer met de natuur Gods overeen komt, te zegenen dan te vloeken, te behouden dan te verderven.

Indien het menschelijk geslacht viel in Adam, veel m eer zal het worden behouden in Christus. Indien de dood geheerscht heeft door éénen, veel meer zal de genade heerschen door E é n e n. De Apostel her'haalt dit veel meer telkens en telkens weer.

De Bijbel leert ons overal, dat God geen behagen heeft in den dood des goddeloozen (Ez. 33); dat verdelging Zijn vreemd werk is (Jes. 28:21).

Het is daarom niet alleen geheel tegen de redeneering van den Apostel, maar ook tegen de grondgedachte van deze passage (Rom. 5:12—21), in'dien we de kleine kinderen zouden sluiten buiten de allen, die levend gemaakt worden in Christus.

De woorden en werken van Onzen Heiland met betrekking tot de kinderen mogen niet worden beschouwd als een zaak van sentimentaliteit, of als slechts uitdrukking gevende aan Zijn vriendelijke gevoelens jegens hen. Blijkbaar beschouwde Hij hen als de lammeren van Zijne kudde, voor wie Hij als de goede Herdef Zijn leven gaf, en van wie Hij zeide, dat zij niet verloren zouden gaan en dat niemand hen uit Zijne hand kon rukken. Derzulken, zegt Hij, is het Koninkrijk der hemelen, alsof Hij ons daarmede wil te kennen geven, dat de liemel voor een groot deel gevuld is met de zielen van verloste kinderen.

Daarom wordt door de Protestanten, tegenover Roomsc'hen en Roomschgezinden, algemeen aangenomen, dat allen die in hun jeugd sterven behoude": i worden.

Lezers, die onze voorgaande artikelen gevolgd hebben, begrijpen wel, dat we deze passage uit Dr Hodge's Dogmatiek 'niet 'hebben overgenomen, omdat we het er in alles mee eens zijn. Integendeel, op onderscheidene' plaatsen zetten we een vraagteeken achter zijn-rëdenéeriiigêrirWe "^zullen daarop echter niet ingaan, maar lafen liet aan onze lezers over, de zwakke plaatsen in de argumentatie te ontdekken,

We gaven deze breede aanhaling om te laten zien, hoe er in ons land door een theoloog van onverdacht Gereformeerd gehalte over dit onderwerp gedacht en geschreven werd.

Want het is waar wat Dr Warfield in zijn bovengenoemde studie zegt, dat wie er aldus over denkt, daarom op zichzelf nog niet minder Gereformeerd is dan een ander, die de meening is toegedaan, dat we ons van een besliste uitspraak dienen te onthouden.

Het betreft een zaak, waarover Gereformeerden van elkander kunnen verschillen zonder dat ze daarom elkander van ongereformeerdheid hebben te verdenken.

Mannen als Dr Charles Hodge en Dr *B. B. Warfield worden ook door ons in eere gehouden.

Zij waren de banierdragers van de Gereformeerde waarheid.

Dat neemt niet weg, dat er enkele punten zijn, waarin wij van hen verschillen.

Zoo ook het onderhavige.

Het is hier de plaats niet te onderzoeken hoe zij tot hun opvatting kwamen.

We] willen wij opmerken, dat men zich o.i. niet zoo spoedig mag neerleggen bij het feit, dat hieromtrent nu eenmaal verschil bestaat.

Er zijn interkonfessioneele kontroverse kwesties, waarover men het nooit met elkander eens zal worden, omdat zoowel in het vóór als in het tegen een element van waarheid schuilt. Hiertoe behoort b.v. de kwestie over infra en supra.

Er zijn echter ook kwesties, welke men op grond van de Schrift op den duur wel kan uitmaken. Daarin mag men niet zoo dadelijk gereed zijn bij het bestaan van. het verschil zich neer te leggen.

Tot die laatste behoort, naar wij gelooven, ook het punt van de zaligheid van alle vroegstervende kinderen.

HEPP.

Corrigendum. In ons vorig nummer stond op de eerste bladzijde eerste kolom „medewerker". Dat moet natuurlijk zijn „mede-redacteur".

Op blz. 4 eerste kolom regel 7 van onderen zijn uitgevallen de woorden „meent toch", zoodat gelezen moet worden: , maar meent toch, dat men aan de Vrije Universiteit" enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Persstemmen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's