GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Roeping der Kerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roeping der Kerk?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van mijn laatste artikel in dit blad, over „belangstelling", zond een lezer mij een brief, waarin hij mij mededeelde, het in het geheel niet mei • me eens te wezen.

Hij verklaart te behooren tot hen, die voor den arbeid der Evangelisatie niets gevoelen. Voor zijn iesef is heel de Gereformeerde Evangelisatie niet veol meer dan wat „Leger-des-Heils-gedoe" en wat liefhebberij van enkele leden der Kerk.

Daarna geeft deze lezer dan een beschrijving van wat naar zijn meening de Gereformeerde Evangelisal; ie demonstreert:

„Hier of daar in een Gereformeerd centrum een gebouwtje huren en daar op Zondagavond evangeUseeren, waarbij de hoorders dan voor 99 pCt. uit Gereformeerden bestaan, leden der gemeente, en de predikant voor den derden keer dien dag beluisterd wordt of bij afwezigheid van die, een of andere amateur evangelist „vertelt". Dat noemt men dan Gereformeerde Evangelisatie! En spreekt dan op jaar-en comitévergaderingen van den moeilijken arbeid „in heggen en stegen". Waar dat goed voo? is, begrijp ik niet... Do beslo Evangelisatie is dunkt me als het in ieders handel en - wandel uitkomt, dat hij een belijder is van den Christus."

Het heeft me verbaasd, te hooren, dal er heden nog Gereformeerden zijn, die zóó over den arbeid dor Evangelisatie kunnen denken en spreken. Ik zal niet trachten, den lezer, die me schreef, te overtuigen. Dan zou ik niets anders kunnen doen, dan herhalen, wat reeds lientaJlen malen is gezegd in de pers, op congi'essen, enz.

Maar ik wil alleen een paar opmerkingen maken. Vooral ook, omdat in het schrijven werd opgemerkt, dat „velen, en waarlijk niet de minsten onder ons volk van Evangelisatie niet veel moeten hebben". Misschien zijn ze ook onder de lezers vaaa dit blad. Laat ik daarom een paar dingen zeggen.

Bewijzen leveren voor het Schriftuurlijke der Evajigelisatie doe ik niet. Broeder, die kmit ge vinden; in b.v. de Handelingen der beide Gereformeerde Congressen voor Evangelisatie. Hebt ge wel eens ooit de moeito genomen, om daar te lezen, wat uitnemende mannen, de eersten onder ons Gereformeerde volk, daar hebben gezegd?

Laat ik de zaak nu eens omkeeren, en vragen: hebt ge wel één bewijs voor het o n - Schriftuurlijke dei-Evangelisatie? Wanneer daar mannen zijn, die het Evangelie brengen: en wanneer hun arbeid kennelijk gezegend wordt (dat moogt ge met geen enkel woord tegenspreken, broeder; daarop moogt ge niets, niets doen dan z w ij g e n — want het i s zoo), zoodat ; or door dien arbeid komen uit de duisternis tot f et licht — kunt go mn da.n ook één enkel bewijs noemen lUit de Heilige Schrift, dal die arbeid niet geoorloofd is?

Aan het eind van zijn schrijven komt de inzender met een bewijs voor zijn meening over de beste Evangelisatie. Maar weet ge, welk bewijs daar komt? Ge kunt het in hel boven gegeven citaat lezen: „me dunkt".

Liove broeder, sedert wanneer is voor ons Gerotormeerden, wat iemand humier denkt een bewijs? Voor wat iemand denkt in zulke zaken heb ik natuurlijk weinig respect, tenzij hij voor dat denken bewijzen bijbrengt uit de Schrift. Zou dat niet echt Gereformeerd zijn?

Verder schijnt de schrijver geen voldoende kennis te liebben van wat door de Evangelisatie der Gereformeerden wel wordt gedaan. Hij schrijft over dat gebouwtje in een Gereformeerd centrum. Ja, als het zoo was; als juist dat centrum daarvoor werd gezocht; en als dan de Evangelisatie niets anders deed dan zulk een Bijbellezing houden — dan was er reden voor een zachte opmerking. Maar ik behoef menschen, die van Evangelisatie iets afweten, niet te zeggen, dat het zoo niet is; dat er heel wat andere arbeid wordt verricht, echt in steeg en slop. Waarvan onza broeder niets schijnt te wetenj waarom hij dan ook beter had gedaan met het niet te schrijven.

[n mijn eigen omgeving is men nu b.v. bezig met oen poging, het Evangelie te brengen in een plaats, die in hoidensche duisternis voortleeft; waar bijna niemand van het Evangelie iets meer afweet. Waar de vijandscluij' f e! is; waar Satan klaarblijkelijk alles in het werk stelt, om den arbeid te verhinderen. Zoudt ge denken, broeder, dat uw beschrijving met die w e r-kelijkheid klopt?

Verder wordt nog de oude toon beluisterd, dat de predikanten beter zouden doen door te gaan arbeiden onder die van Gods Woord onder de eigen leden der Kerk af gaan dwalen. Meer werken onder de eigen leden; voor hun afdwalen is de schuld gedeeltelijk bij do Kerk, in concreto bij de predikanten, die hun tijd verspillen aan Evangelisatie.

Deze. tegenstelling hebben we nu al uit den treure gehoord. Terwijl men nog niet schijnt te begrijpen, dat ze geheel en al scheef is getrokken Is het nu zoo, dat de predikanten al hun tijd geven aan Evangelisatie, en daardoor geen tijd hebben om hun eigen leden te bearbeiden?

Misschien, dat iemand het meent. Maar dan geldt weer, dat hij van de dingen niet op de hoogte is. Onze Dienaren des Woords doen in den regel persoonlijk aan den arbeid niets of zeer weinig. Leiding geven — anders niet. Als een Dienaar des Woords eens niets deed aan de leden der eigen Kerk, of als ze die niet genoeg bearbeidden — dan had dat droeve verschijnsel met de Evangelisatie niets, in het geheel niets, te makeiï.

En als ze wèl hun eigen leden zoo getrouw mogelijk verzorgen, dan is hun daardoor in het geheel niet de gelegenheid benemen, om hun werk voor Evangelisatie te doen.

Of ja, er werd immers gesproken over die Zondagavondsamenkomsten. Daarin bestond dan vooral volgens den schrijver de Gereforinéerdè Evangelisatie. Maar daarvoor geeft de betrokken predikant niet een avond in de week, of een middag, waarin hij leden der gemeente kon' gaan bearbeiden — maar zijn eigen vrijen Zondagavond. En door het opofferen van dien avond komen de leden der gemeente niets te kort.

Zoo nu en dan hoort • men eens kritiek als in hst schrijven van den lezer, dien ik op het oog heb. Huciwol niet veel en niet vaak.

Ik acht het niet erg, als er op den arbeid kritiek wordt uitgebracht. Natuurlijk niet. Alle menschenwerk is feilbaar en kan door opbouwende kritiek alleen maar winnen.

Als die kritiek maar niet uit de hoogte is. Voor zulk een kritiek haalt men de schouders op. En heel vaak is die kritiek geboren uit volslagen onkunde met den arbeid en met wat van Gereformeerde zijde reeds vaak is gezegd.

Zulke broeders en zusters zou ik willen raden: och, staak nu voorloopig uw kritiseeren eens en ga eens ernstig bestudeeren, wat door onze voormannen is gezegd. Ge Jcunt het b.v. vinden in rapporten van Synodes en Handelingen van de beide Evangelisatie-congressen.

En wanneer een criticus dat alles heeft doorgelezen, dan acht ik het mogelijk en waarschijnlijk, dat hij van inzicht is veranderd en van harte steimen gaat den gezegenden arbeid, die ook door en vanwege de Gereformeerde Kerken wordt gedaan.

Laat men maar kritiseeren en zijn opmerkingen maken. Als maar voorop staat, dat men daarbij de lijnen zuiver trekt. Recht, naar Gods Woord. En, tweede onafwijsbare voorwaarde, dat men eerst eens kennis gaat nemen van wat alzoo geschreven is; opdat men als ter zake kundigen recht van spreken hééft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Roeping der Kerk?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's