GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

RELIGIE EN KUNST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RELIGIE EN KUNST.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Religie en kunst zijn van den aanvang harer ontwikkeling af zóó nauvir met elkander verbonden geweest, dat er voorloopig van een begrenzing haxer apart© terreinen geen sprake wa's. De opgravingen toonen duidelijk, hoe de oude volken allerwege religieuze motieven ia hun kunstuitingen hebben gemengd, en hun kunstvoortbrengselen hunnerzijds spreiden een helder licht op hun religieuze gezindheid. „De kunst is sinds haar eerste begin op het innigst met de religie verwaat. .Hoe meer de religies der volken van elkander verschillen, des te meer ook hun uitingen der kunst." ij'

Bij de verdere ontplooiing zoowel van de religie als de kunst wijzigen hare verhoudingen zich voortdurend. Soms verdringt de een de ander volkomen of overheert haar. De religie heeft meermalen de kunst verlaagd tot haar dienstmaagd en haar geen eigen terrein gelaten. En omgekeerd heeft ook wel de kunst de religie geannexeerd en zichzelf op haar troon gezet. Hoe groot echter ook haar vervreemding van elkander werd, of haar onderlinge verhouding bedorven, steeds was er tusschen beiden een zekere betrekking en wisselwerking. Zelfs dan wanneer religie en Imnst tot zelfstandige grootmachten uitgegroeid zijn, leggen duizendvoudige aanrakingspunten nog getuigenis van haar verwantschap af. Zoo groot is haar inperlijke saanihoorigheid, dat het verval van de ééne, oot de ontaarding van de andere met zich brengt. „Niet op zichzelf ai door haar eigen wezen, doch slechts in haar misbruik of verkeerde toepassing kan de kunst een verderfelijke werking op de religie hebben."-j

Na heeft zich in de oudheid het merkwaardige verschijnsel voorgedaan, dat één volk (de .lodenj als het ware plaatsbekleedend voor de andere volken, drager van de ware religie is geweest, en een ander volk (de Griekenj plaatsbekleedend voor de anderen, orgaan van de hoogste kunstopenbaring. Wel was daarom het religieuze leven in Israël niet ontbloot van kunst-uiting en schoonheids-ontroering en evenmin waren Griekenlands kunstprestaties zonder godsdienstige motieven. Maar toch „heeft oud-Israël nooit de kunst beoefend. Wat Israël aan de wereld gegeven heeft is een litteratuur van een zeer bijzondere soort, in de eerste plaats in hooge mate nationaal, vol eigenaardige welsprekendheid en poëzie; maar bovenal, 'en hierin specifiek verschillend van elke andere nationale letterkunde, van het begin tot het einde religieus." sj „Ofschoon Israël noch de kunst, noch de wijsbegeerte, noch de wetenschap bezat van het oude Egypte, heeft het toch in de wereld tot stand gebracht wat noch Griekenland vermocht te doen met al zijn talenten, noch Rome met zijn wetgeving, noch de Oostersche wereldrijken met hun materiëele kracht."*) Bij Israël dient alles de religie.

Terwijl bij den kimstlievenden Griek alles de schoonheid dient. "Hij is niet godsdiensfloos. Maar hij baart onsterfelijke kunst en 'ligt straks voor haar als een godin, als de godin, op de knieën.

We stelden den religieuzen Jood en den aesthetischen Griek even tegenover elkaar, om'te laten zien, hoe bij den één alles gaat om den godsdienst en bij den ander zich ^.Hes concentreert om de kunst. En tevens wijzen wij er op, dat, als er Lij beiden van inspiratie wordt gesproken, de inspiratie van Israels profeten zooveel dieper gaat dan de kunstenaarsdrift van den Griek, dat gelijkstelling er van tot profaneering zou leiden.

Met het voorbeeld van het godsdienstige Israël en het schoonheidminnende Griekenland voor oogen, heeft men dikwerf gemeend, 'dat religie en kunst zich tot elkander verhielden als wettelijke strengheid en schoone menschelijkheid. Zij, die geen oog hadden voor beider eigenlijke, ware verhouding, wilden aan d i e der beide levensmachten de primeur en overheerschende plaats toekennen, welke hun zielsbehoeften het meest bevredigden.

Hoe menigmaal heeft men in den hieuweo-en tijd religieuze waarheden als poëtische tot hun recht willen laten 'komen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is 't litterair kunstwerk van Felix Timmermans: Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. Met welk een religieuze tint ook overgoten, het is k u n s t en geen religie, het moge mystieke gevoelens wekken, het vermag bij den zondaar niet de vrede-stemming wakker te roepen.

Ook heeft men vaalc door de kunst gewekte bezieling gelijk geacht met religieuze 'stichting, een uitvoering b.v. van de Mattheüs-Passion op één lijn gesteld met bediening des Woords. En velen meenen godsdienstig beter gesticht te kunnen worden door de passie-spelen te Ober-Ammergau, "dan door de prediking des Evangelies. Maar hierbij vergist men zich schromelijk tusschen schoonheids-onti-oering, kunst-genieting en dorst-lessching door het water des levens.

Omgekeerd heeft natuurlijk ook enghartig puritanisme zich wel bezondigd tegenover de kunst en in de geheimenisvolle betoovering, die er van "haar voor zoo velen uitgaat, een lokken en verleiden van het vleesch gezien. De beeldenstorm is niet alleen geweest een uiting van ^-fl^eer van zondige religieuze praktijken, maar ook van kunstverachting.

Bij de beantwoording der vraag, welke van "de twee, de religie of de kunst, nu de a 11 e s b e h e e r-schende levensmacht is, is men het tot op den huldigen dag niet eens geworden, omdat men er over verschilt, welke van beiden de diepste levensbehoeften des menschen het meest bevredigt.

Maar één ding springt hier toch stexk in het Oog, n.l.: er zijn bloeitijdperken der kunst geweest; genieën, vorsten der kunst hebben op dit terrein uitgeblonken en hun tijd beheerscht, maar nooit heeft één kunstenaar zich durven beschouwen als de belichaming van '3e absolute kunst in 'dien zin als Christus Zich de incarnatie Gods heeft genoemd, op Wien alle waara; chtige j-eligie van den mensch uitloopt. Met 'het geloof aan Christus aJs den eenigen en hoogsten Middelaar tusschen God en mensch staat en valt de gansche Christelijke religie.

In de laatste tientallen jaren hebben sommige denkers de meening voorgedragen, dat de lunst als geheel in de plaats der religie kan treden. Niet een enkele, aparte kunst is hiertoe in staat, maar wel de „Allkunst".

En dan heeft men er op gewezen, hoeveel de kunst vóór heeft op de religie.

De laatste vraagt steeds geloof, , een grijpen naar de onzichtbare wereld; maax de kunst biedt de verhevenste ideeën in voleindigden vorm en levende tegenwoordigheid.

De religie teert op 'de gebeurtenissen vjan verleden tijden; terwijl de kunst zich altijd opnieuw verjongt.

Wat in de religie een bloote eisch, een drukkende last, een onmogelijke taak blijft, dat verschaft de kunst als voltooide verschijning, als een reëele, onmiddellijk te ervaren werkelijkheid.

Wonderlijk, dat zulke gedachten gerijpt zijn op Christelijken bodem, waar men toch kennis droeg van de voltooide openbaring eii ^'de volheid van het Goddelijke leven in Christus.

In de antieke heidenwereld kón de kunst de plaats van den godsdienst niet innemen, omdat daar alles aan de staatsmacht ondergeschikt was gemaakt. De religie moest helpen den staat in zijn voegen te houden èh al ? ; ijn belangen te dienen.

Toen het Christendom het heidendom verving, was gedurende de eerste eeuwen de kerk de toonaangevende macht, zóó zelfs, dat de kimst haar hoogste en talrijkste indrukken en .stoffen van 'de religie ontving. Nooit is toen de gedachte gerezen, dat het Christendom moest worden opgeofferd aan de kunst.

Pas in den nieuweren en den nieuwsten tijd is de strijdvraag ontvlamd: is de religie of d'e kunst het ware heilmiddel tegen alle zedelijk bederf, de eenige bron des vredes voor het menschenhart, het laatste doel der geschiedenis?

Voor wie zijn tijd kent, is het wel duidelijk, dat uit den strijd der geesten onzer dagen noodwendig de poging moest voortvloeien, om 'de kunst in de plaats der religie tot het absolute 'te verheffen. Men heeft zich immers niet maar tegen veel formalisme in het Christendom verzet, maar men heeft zijn fundamenteele b^rippen met zijn felle critiek aangevallen en voor onnut verklaard. En het gevolg er van is geweest, dat men jeddingloos het pessimisme, het atheïsme, of het materialisme is 'toegevallen. En wijl de mensch toch bij brood alleen niet kan leven, zoo zijn verschillende geesten, die nog edeler waren aangelegd, geëindigd met de vergoddelijking van de kunst.

Slechts een onbelangrijke minderheid der jraenschen is in staat het , uit te houden op de eenzame, koude hoogte een er abstracte philosophie; degrooie meerderheid onzer intellectueelen en ontwikkelden, die van het geloof der kerk vervreemd zijn, zoekt in de kunst het surrogaat voor de verloren religie.

De kunst waarborgt den ontvankelijke zonder moeite een voortdurend genot, terwiijl de philosophie een groote inspanning vraagt van den geest en in zware termen van „de zuivere rede" handelt.

De kunst eischt niet, gelijk anderzijds de religie, dat de mensch zijn zoogenaamd ^, gezond verstand" gevangen geeft onder de hoogere rede eener Godde-

lijke openbaring, dat hij gelooft zonder te zien, dat hij duldt zonder loon .en uiterlijke overwinïiingsprijs.

De kunst ruimt uit den weg de fatale zedewet met haar onverbiddelijke eischen, het onschoone kruis, de onmannelijke boete en berouw, het dwaze geweten; ze bestrooit het pad van den mensch, die aan zichzelf genoeg heeft, met rozen en wierook, en draagt den aardezoon pp het trotsche schip van den algemeenen vooruitgang, met de Pegasusvlucht der gedachten, op den regenboog van zoet gevoels-idealisme, zacht en pijnloos zonder gericht over in een scTioonere wereld aan de overzijde, welke slechts het aroma der aardsche kunstatmosfeer in verhoogden graad biedt, ^j

Albert Verwey verheerlijkt de schoonheid in aesthetische mystiek aldus:

Daar leeft geen and're God! Gij zijt alleen. Der wereld heil moog einden in geween. Hij die in ü gelooft smaakt eeuw'ge vreugd. ü voelen is geluk, ü zoeken (Jeugd; U kennen was altoos der grootsten. droom: Al hun gebed, dat liw kpninkrijk koom', Want wie ü mint, bemint de wereld niet; Werelden worden en vergaan — gij blijft: En mèt u blijft wat ge ons in 't harte drijft. En al wat we, ü ter eer, zeggen in 't Lied.'')

Jacques Perk zingt: Schoonheid, o gij wier naam geheiligd zij Uw wil geschiede; kome uw heerschappij; Naast u aanbidde de aard geen and'ren God!

LXXI. Deine Theos.

Hij zegt, dat zijn smart .verzoening vond in een teedere aanbidding van de muze, gelijk de devoten knielden voor de Madonna:

Mathilde, u bid ik aan: . Gij die de moeder mijner liefde zijt, Zijt moeder Gods, want God is mij de liefde: U zij mijn hart, inijn .vlammend hart gewijd!

O, mijn Madonna! bid o bid voor mij!

XII. Madonna.

Zulke dichters vermeien zich in de schoonheid, die ze scheppen, als in , een nieuwen eeredienst. Ze geven toe, dat lang jiiet allen dit kunnen; het is het deel van enkelen. ,

Toch verlangen zij, dat deze eeredienst doordringen zal en zij willen hun arbeiders zenden om hem te prediken. Eén er van is Schoenmaekers, die in verscheiden tijdschrift-artikelen en lezingen spreekt over iden „Nieuwen Godsdienst".'; Hij schrijft: „iTieuwe go'dsdienst wordt geboren door het verschijnen of ontdekken van een nieuw godsdienstig voorwerp, een zinnelijk waarneembaar ïeit, dat tot de zielen der pienschen spreekt en haar godsdienstige vereering inboezemt."

Het feit, waardoor nü „nieuwe godsdienst" geboren wordt, is: de aarde! piaar die moet nog haar grootste kracht doen gelden. En wie zjjn de ontdekkers van dat laatste feit? De nieuwe 'landschapschilders! „Zij spraken in nieuwe kleuren het parool uit van onzen nieuwen .godsdienst: onze go'dsdienst is een aardsche godsdienst."

Bij dezen „godsdienst" hooren — ja, waarlijk! — ook „gebeden".

Bijvoorbeeld:

„Lieve aarde, die ons aller moeder zijt, — Gezegend zij uw heilige schoot, — Uw Jeven doordringe ons — 'Uw wil geschiede in de kilste gedachten als in uw vurigste diepten — U danken wij alle voedsel van geheel ons wezen — "Vergeef dat onze hoogmoed U smaadde, gelijk ook wij vergeven allen die ons krenkten — Leer ons de nietigheid van lokkende pronkzucht kennen — Verlos ons van allen grootheidswaan." «j

En: „Nu wil bedwelmen met al uw schoonheid al mijn zinnen, o lieve Aarde. — Dat uw gewijde levensgeur verdrijve den "dikken rook, die stijgt uit de verwaten logenwereld om mij heen. — "Dat ik Uw Waarheid mag aanschouwen, mijn visioen, geboren uit uw gloeiend Hart! Heb dank, o Aarde, dat ook gij bedwelming geeft als tegengift voor giftige werelddampen, — Die martelend liegen tot mijn ziel: er is geen schoonheid meer..." enz.si)

Slechts zij kunnen met zulk .een half-artistieken, quasi-religieuzen bombast zich tevreden stellen, jn wier hart de twijfel en , de hopeloosheid den bodem hebben losgewoeld, voor wier positieve geloof is gekomen een meer of minder yage vereering voor het schoone. Maar niet zij, die de kracht der religie kennen, der rehgie, die, zeker, ook kent den psalm der troosteloosheid: „'k Schatte mij geheel verloren, 'k mocht van geen vertroosting hooren", maar niet minder het lied des .vertrouwens: „De Heer is mijn Herder, mij zal ; iiets ontbreken".

N. BUFFINGA.


1) Hermann Riegel, Grandrisz der Kldende Kïraste, 3 Aufl. 1875, S. 38.

2) Fr. Lübker, Bildung und Christenthum, 1863. S. 14.

3) Br J. Robertson, Israels Oude Godsdienst, 1896, bk. 18.

4) Dir .1. Robertson, a. w. blz. 15.

5) David Strausz, Der alte uiid dor none Glaube, 1872, S. 204 V., 231 V.; W. Mangold, Humanitilt und Christenthum, 1876; E. Niemann, Humanitat und Christenthum, 1878.

6) Albert Verwey, Verzamelde Gedichten, blz. 145.

7) De beweging. Het geloof van den Nieuwen Mensch, 1907.

8) Da beweging, Evangelie der aarde, Dec. 1906.

9) De beweging, Natuurfeennis van den Nieuwien-Mensch, Jan. 1908.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

RELIGIE EN KUNST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's