GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen over Kunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen over Kunst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Met dit artikel introduceeren we bij onze lezers weder een nieuwen medewerker, den heer G. W. Knap, leeraar aan liet Ger. Gymnasium te Amsterdam. Red.)

I.

Op het terrein der kunst vragen verschillende problemen onze aandacht. Voor het meeremdeel echter zijn ze moeielijk op te lossen.

De belijder van den Christus in 't bijzonder, wordt telkens voor ©ene moeielijke keuze gesteld.

Op vele vragen moet hij het antwoord schuldig blijven.

Hij vergenoegt zich dan met zich afzijdig te houden, zonder in te zien dat daarin eene ^roote tekortkoming is gelegen. Erger nog prijzen sonïmigen onverschilligheid in zaken van kunst als een deugd aan.

Niemand onzer zal nochtans betwisten, dat de kunst is eene oorspronkelijke gave, door God dm mensch van den beginne ai geschonken.

Maar hoe geheel anders stelt hij zich tegenover die gave in de praktijk van het leven.

In zeker opzicht, hoewel wij onverschilligheid! in deze geenszins willen goed praten, is het vergevelijk door bet feit dat de kunst meer en meer een wereldsch karakter heeft aangenomen of beter gezegd, een zondig vermaak is geworden.

Gaarne geven we toe < lat de kunst ook ©ene bestemming vindt in het verschaffen van gepaste genoegens 'en afleiding, dit neemt niet w^ dat daarin haar doel niet wordt gevonden.

We onderscheiden de kunst in verschillende graden van waarde.

Uit hoofde barer hoogere roeping stelt zij ons eischen en verlangt zij vóór alles liefde en toewijding, maar ook inspanning tot begrijpen..

Zij bezit evenwel eene gevaarlijke keerzijde, want ook lagere gevoelens en hartstochten weet z^ op te wekken, den hoogmoed te prikkelen en de Jidedheid te stree; l©n; kortom alle tendenzen die in het

streven liggen van den zich zelf zoekenden en zicb zelf verheffenden mensch zijn ook haar niet vreetmid.

Om aan die begeerten van het onbekeerde hart tegemoet te komien staat een leger van kunsteinaars, — of liever van hen die zich zoo noemen, — gereed, die door onderscheidene motieven worden gedreven.

Kunstenaars die de kunst als eene hoogere roeping verstaan en als zoodanig ook beoefenen, zijn immer een uitzondering geweest. Velen onder hen, die van gaven niet de minsten waren, hebben een kommervol bestaan geleid.

De waarlijk groote kunstenaars hebben dan. ook nimmer zichzdven gezocht of getracht den mensch te behagen.

Dikwijls waren zij zonder belijders van den Christus te zijn, het werktuig in Gods hand tot verhóoging Zijner Roem 01 Eere.

De kunst, zoo zeiden wij reeds, is te onderscheiden in verschillende graden van waarde. Zij verscljijnt niet alleen getooid in het kleed van genoe^ gen en vermaak of wel omhangen met het majesteitelijk gewaad der schoonheid en van het verhevene, maar ook minder opvallend treedt zij ons teganoet en doet zij zich kennen als een "factor waarmede rekening dient gebonden te worden, al gaat zij in bescheidenheid haar weg door ons leven.

In , die gestalte draagt men haar ook geen bijzonderen lof toe en deelt zij dan ook het lot van vele andere goede gaven die we vaak gedachteloos gebruiken, neem het zout, het water; alleen wanneer wij ze moeten missen, gaan we de noodzakelijkheid en onmisbaarheid ervan inzien.

Stel dan ook dat onze omgeving in kleur, klank ga vorm eene wanstaltigheid vertoonde, m.a.w. kunsteloos was; hoe arm en ledig zou ons bestaan' daardoor zijn.

Ook in de allergewoonste zaken heeft de kunst eene taak te vervullen, die zeker niet de minst belangrijke is.

Huisraad, kleeding enz. moeten beantwoordden aan de eischen van goeden smaak; kortom geheel onze huiselijke omgeving, hoe sober en bescheiden de middelen ook zijn die bij de inrichting daarvan ons ten dienste staan, moet hare aantrekkelijkheid goeddeels ontleenen aan quahteiten van^ Tcunstzinnigen aard.

Nu moet alweer de voorstelling bestreden worden, die hier en daar ook in onze kringen heeft post gevat, als zou bij uitnemendheid in die allereenvoudigste bemoeienissen de uitdrakking van waren kunstzin worden gevonden, terwijl bij rijker ontplooiing de uitkomsten te vereenzelvigen zouden zgn met bedankselen des vleesches. Zoo eenvoudig echter is het probleem niet gesteld.

In het bijzonder degene die op den grondslag staat der calvinistische levensbeschouwing heeft een subtiele taak te vervullen die steeds met strijd gepaard gaat.

Zijn weg voert door deze wereld en hij heeft deel te nemen aan deze wereld, zonder nochtans van deze wereld te zijn.

Verschillend terrein vindt hij voor zich ontsloten en tot velerlei functies wordt'hij geroepen.

Zoo moet zijn belangstelling ook uitgaan naar de ontwikkeling der kunst en van den kunstzin, daarbij dan zichzelven niet te vergeten.

De wereld volgen in hare waardeering met hier en daar te besnoeien wat aanstoot geeft is niet genoeg.

Noodig is dat tegenover de waardeering der wereld iets anders wordt gesteld, iets principieels.

Wat de wereld als kunst prijst moet hij dikwijls verwerpen op aesthetischen-zoowel als moreeten grond.

De begrippen ethisch en aesthetiscli zijn niet adaequaat, het eene kan bet andere niet vervangen. Niefltemin bestaat tusschen die beide een innige correlatie.

De wereld zegt, — wanneer het inderdaad kunst is, dan kan het niet immoreel zijn, en wil daarmede de bewering, dat het eene het andere niet behoeft uit te sluiten weerleggen.

Kennelijk maait zij hier de fout om hetgeen ze wenscht te scheiden, wat nauwer nog aaneen te halen door beide begrippen te identifiëeren.

Zegt zij de kunst is niet moreel noch immoreel, dan werpt zij een evenzeer aanvechtbare stelling op. Want ook al geven we toe dat moraliseeren het eigenlijke doel niet is der kunst, de innerlijke waarde der fcunstverrichting alszoodanig is toch maax niet zóó op zij te zetten, als gold het hier ©en handeling buiten bereik der wet van goed en kwaad'.

Ook de kunst staat op den bodem der werkelijkheid midden in het concrete en reëele leven.

Ook voor haar blijft de zedenwet van, kracht.

Wie aan haar zich onttrekt en meent zijne gevoelens en handelingen vrij spel te kimnen geven, is een vallend lichaam gelijk; hoe vrij en onge^ dwongen het zich een korten tijd in het opene ook bevindt, het snelt zijn ondergang tegemoet.

We hebben rekening te houden met het feit der zonde. Aan alle menschelijke handeling kleeft zonde ook aan die der kunst.

Daarom staan we critisch tegenover alles wat 'zich als kunst aandient, niet minder echter ook tegenover eigen gevoelens en waardeeringen.

Een voortdurend reformeeren is hier eisch. Géén onthouding, want ook al zouden we ons met de kunst niet inlaten, de kunst bemoeit zich nochtans terdege met ons; to't schade van ons, maar vooral van onze kinderen.

Zonder kennis barer wegen wordt zij een begeerig werktuig in handen van satan, om de argeloozen te besluipen in de gedaante van een Engel des lichts.

Gods Gemeene Gratie keert ook hier het kwaad en vermindert het gevaar, maar niet bij een werkeloos afzijdig blijven.

Op het gebied der Wetenschap onderkeimen we de gevaren zeer wel en met Gods hulp mochten we tegenover de wetenschap van het ongeloof een wetenschap opbouwen die gefundeerd is in het Woord Gods.

Zulk een fundeerend beginsel ontbreekt voor het terrein der kunst, en niet ieder ziet de noodzakeh lijkheid van zulk een beginsel in.

Men houdt de kunst voor een zaak louter van gevoel en aan eigen gevoel twijfelt men niet gaame.

Vooral zij die zich in het licht van Gods bijzondere Genade mogen verheugen, meenen op het terrein der kunst zich op eigen gevoelens en bevindingen wel te kunnen verlaten. Tegen deze meening dient te worden gewaarschuwd, want hoe groot zijn hier de gevaren niet die het hart bedxeigen.

Het mag ons verheugen dat ook in {> nze kringen een wassende belangstelling voor Icunst is waar te nemen. Ook gaat men hierbij zorgvuldig te werk en betracht voorzichtigheid bij de keuze der producten, doch de maatstaf waarnaar men dit afmeet^ is vaak ontoereikend.

Hii grijpt niet terug tot den oorsprong en volgt de lijnen niet die tot de kern en het wezen van het kunstwerk doordringen.

Ontwijfelbaar treedt ook hier voor het gebied der kunst de eisch naar voren, Gods ordinantiën te onderkennen.

Onderscheiden we het beginsel niet, onderwerpen we ons niet aan regelen en normen die krachtens dit beginsel bindend zijn, zoo staan we weerloos tegenover haar madit.

Het kan dan voorkomen dat we bij het aanschouwen van een kunstwerk, meeaiende ons te koesteren in het licht der schoonheid, nochtans misleid worden door een mom van eerbiedwaardigheid waaronder een verfijnde wellust onze zinnen zoekt te prikkelen.

Een ieder doktert nog te veel op eigen gelegenheid waardoor minder begeer ens waardige conseguenties niet kuimen uitblijven.

Een zeldzaamheid is het dan ook nie^^ dat — ook in den kring der kleine luiden, — zij het op bescheiden schaal en geheel ter goeder trouw overigens, — de smaak ^en genoegens der wereld' gevolgd worden, alsof het zondige enkel en alleen zou bestaan in het feit en voor Zoover als onbelkeerde menschen zich met die zaken inlaten.

Bij veel liefde ontbreekt het vaak aan licht.

Vooral moet dé gedachte bestreden worden, dat de kinderen Gods reeds uit hoofde van hunnenj staat het inzicht zouden hebben om het begeerlijke van het verderfelijke in de kunst te onderscheiden.

Het ontbreekt hier niet aan gevoel maar een kennis.

Om tot een gerijpt oordeel te komen moet ook de bekeerde mensch een leerschool doorloopen.

Ook voor dit terrein is een bouwen op het beginsel noodzakelijk, zoo mede is noodig de kennis van wat op grond van dit beginsel het kunstwerk ons zegt. Een kunstwerk moeten we eerst leeren verstaan.

Van zulke principiën en ordinantiën moet de wereld niets hebben.

De waardeering voor kunst in wereldsche kringen staat lang niet zoo hoog als wel wordt opgeigeven. Het is slechts een klein percentage, dat daarvoor een juiste mate van waardeering heeft. De mode speelt hierbij een groote rol en de vloedgolf van belangstelling is niet anders dan humbug.

De wereld streeft naar vooruitgang en meent te eerder baar doel te bereiken door het loslaten van' elk steunpunt, met behoud dan van één enkel. Het is weliswaar een wankel steunpunt, maar het heeft dit voor, dat de mensch het naar willekenr en eigen begeerte kan verzetten.

De z.g.n. scheppende krachten en oerinstincten van den mensch vormen de eigenlijke steun ep stut waarvan het onbekeerde hart hier uitgaat.

Het verheerlijken der menschelijke begeerten vormt den inzet en het eindresultaat is de tot afgod gemaakte mensch.

In dezen weg kumien wij niet volgen. Ons grondbeginsel stelt andere eischen.

Plaatsen wij ons dan ook op den hechten, en weibeproefden grondslag die voor alle levensterrein geldt, den calvinistischen, met het onveranderlijk doel voor oogen de Eere Gods, ook in den weg der middelen.

G. W. KNAP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Aanteekeningen over Kunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's