GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KEKKELUKLEVEM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KEKKELUKLEVEM

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Catechese. V.

We vroegen aan het slot van ons vorig artikel, op welke wijze nu verder de leeftijdsgrens voor de catechisanten naar beneden toe moet word-en bepaald.

Het antwoord op die vraag kan od.-betrekkelijk kort zijn.

In het algemeen genomen kan er hier sprake zijn van een organische opklimming der mogelijkheden.

De school kan de kinderen niet gebruiken voordat zij een zekere ontwikkeling hebben, en voordat zij voor de schoolgemeenschap rijp kunnen geacht worden. De speelperiode maakt het kind dan ook door in het gezin of desnoods op de voorbereidende school. Op omstreeks zesjarigen leeftijd ontvangt nu de school het kind, en brengt dan het kind in de nieuwe phase, waarin het leert wat het beteekent „iets te leeren". Het leert lezen, het ieert schrijven, het leert werken met zekere begrippen; het leert luisteren naar het vertellen van geschiedenis; het leert zijn aandacht bepalen bij de oriëntatie van de historie op bepaalde plaatsen.

Dit alles nu is noodig, zal het kind het catechetisch onderwijs in zijn eenvoudigsten vorm kunnen volgen.

We kunnen dus zeggen dat naar beneden toe de leeftijdsgrens daar ligt, waar het kind van de school voldoende ontvangen heeft om het catechetisch onderwijs omtrent de gewijde geschiedenis met vracht te kunnen genieten.

Dat is dus omstreeks den tijd waarin het kind op school zoo ongeveer de vierde klasse heeft bereikt, dat is dus omstreeks het tiende jaar.

Zoo komen we dus tot de conclusie dat de catechisatie behoort te beginnen omstreeks het tiende levensjaar.

We zeggen omstreeks het tiende levensjaar.

Dit omdat we in het algemeen den eisch willen stellen, dat de catechisatie niet te strenge leeftijdsgrens moet handhaven.

Dit geldt ook voor den overgang van de eene catechisatie naar de andere.

Elke school, elke onderwijsinrichting houdt er dit systeem op na, dat men slechts tot een „hoogere" klasse, of tot , , meer uitgebreid" onderwijs kan worden toegelaten, indien men op de vorige inrichting of school of klasse een zeker minimum van kennis heeft opgedaan.

Bij de catechisatie is dat veelszins anders.

Op vele plaatsen heerscht de practijk, dat men tot op een zekeren leeftijd naar de ééne catechisatie toegaat, en zoodra men een bepaalden verjaardag heeft meegemaakt, automatisch naar een andere catechisatie overgaat. Dit is o.i. geheel foutief. Het is plicht van den predikant om kinderen met een normalen aanleg voor leeren, tot een „oudere" of „hoogere" catechisatie niet toe te laten, indien zij op de vorige catechisatie niet een zeker minimum van kennis, dat naar omstandigheden dient te worden bepaald, zich hebben eigen gemaakt.

Omgekeerd is - er geen bezwaar tegen om in bepaalde gevallen ook jonge menschen tot een volgende catechisatie toe te laten, die op de vorige catechisatie bijzonder uitmunten, al hebben zij dan ook eigenlijk niet den leeftijd bereikt waarop gemeenlijk de leerlingen op de volgend© catechisatie komen.

Daarnaast willen we nog iets anders opmerken, n.l. over den duur van de catechisatie.

Het is mij bekend, dat er predikanten zijn, die hun catechisanten binnen een half uur laten vertrekken. Dit is stellig ongeoorloofd. Ik weet ook, dat deze predikanten behooren tot de zeer, zeer hooge uitzonderingen. Daarom wil ik er niet t© veel van zeggen.

Gewoonlijk duurt echter de catechisatie een uur. Bijvoorbeeld 7 uur „kleine meisjes", 8 uur „kleine jongens", 9 uur „groote meisjes", enz.

Hiertegen heb ik echter ernstig bezwaar. Practisch duurt zulk een catechisatie geen uur. Immers er moet van dat uur af: eenmaal openen en eenmaal sluUen (wanneer er dan bovendien npg een versje gezongen wordt, gaat daarmee zeker 5 a 6 minuten heen) en vervolgens moet er nog afgetrokken worden de tijd die er noodig is voor het wisselen der leerlingen, toch ook minstens een minuut of 6, 7. Dat beteekent, dat er minder dan vijftig minuten overblijven voor het eigenlijke catechisatieuur.

O.i. is die tijd te kort. Immers er moet gedurende het catechisatie-„uur" worden overhoord; vervolgens moet hetgeen de vorige week werd, behandeld, kort worden gerepeteerd; daarna moet de les van deze week breed worden besproken en indien er iets van buiten moet worden geleerd voor de volgende week, moet ook dat kort worden verklaard. Bovendien moet er gelegenheid worden gegeven om vragen te stellen. Dit alles nu kan binnen vijftig minuten niet tot zijn recht komen.

binnen vijftig minuten niet tot zijn recht komen. Natuurlijk stellen we niet den eisch, dat bij het overhooren elke leerling een beurt krijgt. Dan worden de vijftig minuten heelemaal een risee. Een wijs predikant weet heel goed, hoe hij bijvoorbeeld telkens een vierde der leerlingen een beurt geeft en bovendien de zwakken nog eens extra aan den tand voelt. Maar ook bij het overhooren van slechts een deel der catechisanten blijft de tijd van vijftig minuten te kort.

We zouden dan ook wenschen, dat voor iedere catechisatie vijf kwartier werd uitgetrokken, dus bijvoorbeeld:7 uur „kleine meisjes", 8.16 uur „kleine jongens" enz.

Ook dan blijft het nog gewenscht, de groote jongens steeds' te nemen op een laatste uur^ opdat er bij hen gelegenheid zij den tijd wat te rekken, indien er vragen gedaan worden, die de moeite van breed bespreken waard zijn.

Nog een andere kwestie moeten we even afzonderlijk bespreken. Het is de kwestie van de wijze waarop dikwijls met , de leerstof wordt omgesprongen.

Soms blijkt het ook, dat er altijd nog predikanten zijn, die de gewoonte hebben voor de volgende week „de volgende les" op te geven, of „de volgende Zondag", zonder dat deze „Zondag" of die „les" eerst kort is besproken. Zulk doen is in strijd met alle paedagogisch inzicht en met eiken paedagogischen éisch.

Het verzwaart het leeren der kinderen ongemeen; het vergroot de kans van de jonge menschen de dingen te leeren met een geheel foutieve instelling tegenover den inhoud van het geleerde, en met een onjuist inzicht in de beteekenis van datgene, wat zij in hun hoofd zetten; merkwaardigerwijs blijft dan in de toekomst in den regel juist de foutieve instelling hangen.

Op elke catechisatie moet persé de nieuw te leeren stof van te voren worden besproken, kort en zakelijk, vooral ook de zinnen analyseerend; maar dan toch zoo, dat de jonge menschen, hoe kort de bespreking ook zij, erdoor in staat gesteld worden om een volgenden keer waarlijk hun les te kennen.

Die volgende week wordt dan het geleerde breedvoerig besproken. Eerst begripsmatig en dogmatisch.

Daarna toegepast op hetgeen de jonge menschen in de practijk van hun leven zien en kennen, en tenslotte zoo, dat de jonge menschen bepaalde wilsimpulsen door het gehoorde ontvangen.

Ook dat laatste mag niet wegblijven.

Altijd opnieuw moeten we een beroep doen op de levenspractijk van de jonge menschen.

levenspractijk van de jonge menschen. Hun activiteit moet worden geprikkeld.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

KEKKELUKLEVEM

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's