GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dankbare ongehoorzaamheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankbare ongehoorzaamheid.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar hij, uitgegaan zijnde, begon vele dingen te verkondigen en dat woord te verbreiden, alzoo, dat Hij niet meer openbaarlijk in de stad kon komen, maar was buiten in de woeste plaatsen. Mare. 1:45.

De eerst© maal, dat die man met Jezus in aanraking is gekomen, is hij reeds ongehoorzaam geworden aan het woord des H©eren.

Groote ontferming was hem bewezen. Melaatsch was hij. Onrein. Uitgestooten. uit de samenleving. Geschuwd als de pest. Levend dood. En toen heeft onze groote Hoogepriester, met barmhartigheid innerlijk bewogen, d© hand uitgestrekt en hem ge^ nezen. Door de aanraking van di© hand, kwam er contact. Op het souvereine machtswoord des Heeren moest de melaatschheid wijken. Genezen ging hij heen.

Maar toen bleek zijn ongehoorzaamheid. De Heere Jezus heeft hem een streng gebod meegegeven, in harde, gebiedend© taal gezegd: „Zie, dat gij h©t niemand zegt". Niet als wonderdoener wil de Heere door heel bet land bekend zijn. Door de opzienbarende genezingen wil Hij niet de indruk gevestigd hebben, dat Hij aan Israel's vleeschelijke Messiasverwachtingen beantwoorden zal. De menigte zou Hem als koning huldigen, en geen oor hebben voor het Evangelie zijner verzoening. Daarvoor moet Hij eerst gekruisigd zijn ©n opgestaan. Het moet eerst duidelijk zijn, dat Hij niet een wonderdoener is, maar verzoener der schuld. Tot zoolang geldt dat zwijggebod, ook aan den melaatsche gegeven: „Zie, dat gij het niemand zegt”.

Maar hij begon dat woord te verbreiden. NauweUjks is hij buiten de deur, of hij begint al, aan-

gestaard door de verbaasde toeschouwers, te spreken van zijn genezing, en van zijn Ontfermer, eni van de wonderlijke aanraking van die zachte hand, toen hij nieuw leven voelde hameren door zijn stervend lichaam.

Overal spreekt hij. Tot allen, die het maar willen hooren. Op weg naar het verre Jerusalem om zich naar de wet van Mozes aan den priester te vertO'Onen en te offeren. Door geheel Galilea en Samaria en Judea. Streng en hard heeft Jezus het hem verboden, maar hij stoort er zich niet aan. Ongehoorzaam aan het gegeven gebod, wordt hij ©en prediker van de ontferming, die hem bewezen is.

Dat is de ongehoorzaamheid der dankbaarheid. Het echte geloof kan niet zwijgen van ontvangen weldaden. Wat van dien man hier neergeschreven werd, is het no'rmale verschijnsel bij elke ziel, die door die hand, de hand des Heeren, aangeraakt is. Al zou het ook heel de wereld verbieden, zwijgen kan ze niet. Het water, dat de Heere geeft, wordt in haar binnenste een springend© fontein, welker wateren ze in haar boordevolle schoot niet binnenhouden kan. Dan is het haar hart, dat tot spreken dwingt.

Reeds lang is het veelzeggende, ernstige zwijggebod vervallen. Het kruis van Golgotha en het open graf van Jo'zef en de open hemel boven de Olijfberg hebben het overbodig gemaakt. Het was slechts tijdelijk. En nu geldt weer het oude Profetenwoord : „Ik heb Mij dit volk geformeerd, zij zullen mijn lof vertellen". Zóó is nu de roeping van het Christenvolk.

Maar het is heden ten dage, alsof de Heere aan de Christenen der twintigste eeuw dat zwijggebod heeft gegeven. En stipt, pijnlijk streng wordt het door groote menigten opgevolgd, die van den Heere, en de aanraking dier hand, en de ontferming dier Middelaarsziel nooit iets hebben te vertellen.

Dat is de armoede van zooveel Christusbelijders. De bewezen weldaden zijn in hun zielediepten nooit tot een fontein geworden, die van haar overvloed naar buiten uitstroomen moet. Dat ondankbare zwijgen is zoo bedroevend voor onzen God. Het is zulk een aanstoot voor de wereld. Het is zulk een beangstigend verschijnsel, omdat het kenteeken van alle echt geloof is, dat het van ontvangen weldaden een jubelende prediking maakt. Het is de ongehoorzaamheid der ondankbaarheid.

De genezen melaatsche is in zijn dankbaarheid een beschamend voorbeeld. Marcus heeft dit laatste vers er bij geschreven om te laten zien, hoe ondanks het strenge gebod aan den melaatsche toch de roep van Jezus als een electrisch© schok door heel het land ging.

Maar daarna is het ook tevens een vingerwijzing van den Heiligen Geest. Een aanwijzing aan zoekenden, waarin nu het levende geloof zich openbaart. Een opwekking om den lof des Heeren te vertellen.

Er zijn zoovele zegeningen in ons leven. Natuurlijke en geestelijke. En uw God wacht nog op de offeranden des lofs. Hij heeft Zijn volk geformeerd om Zijn lof te vertellen. Spreek dan, broeder, van wat God u gaf. Zing dan, zuster, van Gods lof. Zóó wordt uw roeping vervuld. Dat is de gehoorzaamheid der dankbaarheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Dankbare ongehoorzaamheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's