GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bijbelstof en Bellettrie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelstof en Bellettrie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. De critische vraag van enkele theologen bij het verschijnen van „De Sjoenemietische": „Is de Bijbelsche roman voor den Christen aanvaardbaar? " — is geen kwestie van ja of neen, maar van meer of minder, van hoe. Raad zoeken in het verleden.II. Gregorius van Nazianzus ziet er geen bezwraar in, in zijn drama „Christos paschoon" den Christus van het kruis dingen te doen spreken buiten de Openbaring om.III. Gregorius van Nazianzus, Beza en Milton zien er geen bezwaar in, het allerheiligste uit de Openbaringsgeschiedenis als stof voor kunstwerken te gebruiken en die stof uit te breiden zelfs tot in het spreken Gods toe. Calvijn, Voetius noch Kuyper brengen hiertegen bezwaar in.

IV.

Over Bilderdijks „Ondergang der eerste waereld" wil ik kort zijn. Nooit is, voorzoover mij bekend, tegen dit epos uit een oogpunt van Christelijke ethiek bezwaar gemaakt.

Wel heeft Da Costa de mogelijkheid geopperd, dat Bilderdijk zelf bezwaar heeft gehad krachtens het verband, dat zou kunnen bestaan tusschen de verzen uit den proloog, waarin hij Christus toeroept :

Verlosser, zie, zie neer op dit vermetel pogen! Bevestig 't, is 't iets meer dan dichterlijke logen, Maar stijgt het stouter, dan eens Christens godsvrucht past, Verstoor het uit genade en leg mijn waanzin vast. èn hel feit, dat het dichlstuk niet is voleindigd. Maar van dat feit is een meer afdoende andere verklaring voorhanden. Toen Bilderdijk' in 1809 met het stuk bezig was, werd plotseling de inlijving van ons land bij Frankrijk door Napoleon doorgezet. Bilderdijk werd uit de sfeer van zijn^TS dichtwerk weggerukt door ingetrokken pensioen, "^' vervolgende schuldeisobers, broodsgebrek, en een aan wanhoop grenzenden toestand met vrouw en kroost

Tegen Da Costa's mogelijkerwijs geopperde verklaring getuigt, dal Bilderdijk in 1820 het onvoltooide werk toch uitgaf, het in Leiden in den familiekring nog wel voorlas, en Bilderdijk tot onverschilligheid kon berusten in dergelijke wendingen. Bovendien beweerde hij, „dat er bij ons volk geen smaak was voor een heldendicht."

In zijn voorrede voor de uitgave van 1820 zegt Bilderdijk dan ook niets van consciëntiebezwaren of gevoelsoverwegingen. Wel beroept hij zich met lange citaten op hel boek Henoch en rechtvaardigt de dichterlijke verbeelding naast de openbaringsgegevens. Zoo neemt hij aan, dat hel geslacht der Reuzen in Genesis 6:4 ontsproten is uit menschen, onsterfelijk, doch van een verhevener aard, Engelen nabij komende en der Engelen speelgenooten, met één woord uit Paradij smenschen, wier belrekking tot het vervallen nageslacht van den gemeenen vader Adam ongelijkbaar nader is dan de telgen van engelen en dochteren der menschen. Dit in afwijking weer van het boek Henoch, waarin dat Reuzenvolk werd voorgesteld als gesproten uit (}e vermenging der het Paradijs bewakende engelen met de dochteren van de menschen der aarde.

In Bilderdijks epos dus geen invoeren van Goddelijke Personen buiten de gegevens der Schrift om, maar afwijking van haar gegevens op een zeer gewichtig punt. Het recht daartoe verdedigt hij welsprekend op deze wijze:

„Waar dichterlijke warmte hel hart overmeestert, schept hel zich in de ontstoken verbeelding een wereld en wie betwist het ons? Hij die deez' wereld wil intreden, voor dien moet het loovertooneel, dat de poëzie hem ontsluit, even zoolang voor volstrekte waarheid verstrekken, als zij hem op haar vleugelen draagt, in haar wolken omvoert, en tot hooger licht door laat blikken, waarvan elke loeschemering, hoe onvolkomen ook en zelfs hoe bedriegelijk, ons aan een hooger aanleg en hoogere bestemming herinnert, dan deze onze aardsche vervallen toestand met duidelijkheid toelaat te beseffen*), en verder of anders dan in een soort van hemelsche dronkenschap en bedwelming te genieten".

Samenvattende kunnen we nu zeggen: uil de historie blijkt theoretisch noch praktisch, dat de meest gelrouwe liefde voor orthodoxie en traditie bezwaar heeft gemaakt tegen de kunst, die met heiligen eerbied voor de Godsopenbaring bezield,

haar-sloffen koos uit den inhoud dier openbaring. ]> € lileraire hoofdgenres, waarin wij 'dat zagen geschieden, waren tiet dramatische en 'het epische. Kn we zien, dat Bilderdijlc welbewust hot standpunt inneemt: de slof der openbaring bezielt den kunstenaar, maar ]> indt hem niet. De roeping der Ivunst is zelfs, boven haar momenten uit te slijgcn tot hooger licht.

Nu rest nog de vraag: reikt de conclusie uit (ieze feilen (K)k tol den 'roman'? Daar deze vraag met zielespanning door enkelen onder ons is gesteld en zelfs ontkennend beantwoord uit overigens eerbiedwaardige motieven, moeten wii even nagaan, wal de roman eigenlijk is.

Het woord komt van hel adverbium uil iiet volkshitijn Romanice, wat beteekent: op romaanschen trant. Bedoeld werd daarmee een verhaal in verzen, in het Romaansch, dus eca episch ia de verhouding van Latijn en frankische volkstaal vervaardigd in de vroege middeleeuwen, toen ill de verhouding Aan Latijn en frankische volkstaal in de literatuur de eerste regel, de tweede opvallende uitzondering was, zoo opvallend, dal uit de legenslelliag: gewoon — ongewoon hier een nieuw woord werd gehoroii, een nieuwe naam; een boek, een gedicht in de ronuianschc taa! geschreven : een r o m a u.

Daarriaast onlslonden ook.proza-vcriialen in denzelfden geest. De hoofdinhoud dezer roman: -; besiond meestal uit wonderlijke gebeurtenissen, onmogelijke heklendaden en liefdesavonturen, waardoor hun invloed niel altijd onschadelijk was. Dal plaatste den roman in ongunstige positie tegenover het leerdicht en de ware geschiedenis. Zoo waarschuwl Maerianl met nadruk tegen deze romans.

In de 16dc en 17de eeuw lilijft de roman in dienst van een kunst van minderwaardig gehalte in de herders-en schelmenromans, , waarin de zinnelijke liefde een hoofdrol speelt.

Ook de invloed dezer literatuur was terecht zeer verdacht. De onware roman werd gesteld tegenover een ware beschrijving of geschiedenis.

Toch heeft de 17de eeuv, - in Frankrijk ook heroïsche en nobele romans voortgebracht. Ilonoré d'Urfc heeft hem uit de barbarij opgebracht en aan de regels van het klassicisme onderworpen, d.w.z. voor den ridderroman de psychologische in de plaats gesteld. Hij heeft dus den roman voor het eerst den eisch gesteld, karakters te scheppen. d'Aubignac, een vijftig jaar later, zegt, dat de ]-oman moet behandeld worden als heldendicht. „Men zal"', aldus d'Aubignac, „niet vreemd vinden, als ik de romans herleid tot den zelfden regel als de heldendichten, want ze zijn er slechts van onderscheiden door den versvorm. De geheele rest is eender: inventie, dispositie, uitvoering en versiering.'' In de 18de eeuw kwam Madl. De la Fayette opnieuw tot den roman met den eisch der psycliologische waarheid. Le Sage maakte met zijn Gil Bias hem tot zedenroman en eischlc begrijpelijke karakters. Tijdens de revolutie komt de philosolische roman op. Onder Montesquieu en Rousseau en op de grenzen van klassicisme en Romantiek ontslaat het intiemere genre met zijn natuurliefde en sentimentaliteit, tot de Romantiek den hislorischen roman schept: Scott, De Vigny, en Hugo, — de meesters in hel genre in Engeland en Frankrijk, Toussaint en Schimmel ten onzent.

Ik kan hier in een paar bladzijden natuurlijk slechts enkele hoofdlijnen van de ontwikkeling van den roman geven, maar vast staat, dat hij, nadat in de 17de eeuw d'Aubignac hem zijn plaats heeft aangewezen, dien heeft weten te bewaren tot heden, zoodat het Woordenboek der Nederlandsche Taal in deel XIII, kolom 978 deze definitie van hel woord roman kan geven: „Naar de tegenwoordige opvatting, t.w. als ernstig kunstwerk, is de roman een verdicht verhaal in proza, waarin de handelingen der personen in verband met hun karakter en innerlijk leven worden beschreven. De roman is het belangrijkste moderne epische of verhalende kunstwerk. De roman is in den grond niets anders dan een epos in proza." 2)

Zoo zien we dus, dat alleen het beeld van den roman in zijn lagere vormen een gemotiveerden tegenzin kan doen ontstaan in den roman die zich op Bijbelstof richl. Maar de erkenning van den roman in zijn hoogeren vorm als epische kunst in proza rechtvaardigt den Bijbelschen roman ook voor het strengste gericht van de calvinistische en historische traditie. Meer nog, zij komt tot dit letterkundig kunstgenre met den eisch, zijn verheven roeping in dezen naast de ander© te kennen, een roeping uit misverstand en vooroordeel le lang onbeantwoord gebleven.

Hel vreesgevoel voor de Schrift, dat bij de verschijning van „De Sjoenemietische" tol uiting kwam, was ongemotiveerd en berust ter laatster instantie dan ook op Schrift-over-en - onderschatting. Overschatting, alsof ze heilig zou zijn jn dien zin, waarin God zelf en de symbolen van zijn heiligheid onder het oude verbond dat zijn. Onderschatting, alsof haar goddelijke hoogheid te overschaduvven of te o verbouwen zou zijn door raenschenwcrk.

Neen, wal de Godgewijde menscheiijke wetenschap en kunst alleen kan, is dieper tot haar inleiden en haar v e r h e e r 1 ij k e n, niel haar in de schaduw stellen of verdringen. Omdat ze (ioddelijk is in menschelijken vorm, zou alleen in menschelijkheid verscholen Goddelijkheid haar kunnen doen wankelen. Wal sterveling beschikt daar over, dan alleen Hij, die hel Centrum der Schrift is, en haar handhaaft, tot ze voor Zijn raadsplan niel meer noodig is?

Ik breng d; in o3k Prof. van der Schuit en Dr van Es voor hun negalief. Ds Klaarhamer, Ds van Arkel, Pastor Muller en den Heer I\ van Nes voor hun positief geiuigenis, inhoudend de mededceling van hun opvatting in dezen, mijn dank en meen het in ziju motieven volkomen te waardeeren testimonium van wijlen Prof. Lindeboom, Ds Schocmakei's, wijlen Prof. Bouwman, Dr Tazelaar en nog enkele anderen als weerlegd le mogen lieschouwen.

Vooral de opmerking van Ds van Arkel in de Ulrechtsche kerkbode getuigt niet alleen van religieuze, maar ook van aesthetische bewustheid in dezen,

SEERP ANEMA.


') Een gedachte, die Dr Kuyper tot één der grondslagen van zijn aesthetiek heeft gemaakt.

•) Ze was dan ook meer naar haar bedoeling, dan naar haar inhoud te waardeeren, de opmerking van Dr Tazelaar in dit weekblad, waarin hij mijn l)oek hei karakter van roman ontzegde. Het heeft zich m. i. niet zonder grond als roman aangediend: dat is een verdicht verhaal in proza, waarni de handelingen der personen in verband met hun karakter en innerlijk leven worden beschreven.

De geheele opzet van den cyclus toch moet in Salomo's karakterontwikkeling den hoofdtitel rechtvaardigen: „Jeroesjaleem verloren". In het eerste deel behoefden echter van dit karakter en innerlijk leven nog slechts die elementen te worden gegeven, die in de richting, door de elf eerste hoofdstukken van I Koningen bepaald zijn. Ik heb getracht door het geheele boek heen zulke elementen te leggen.

De ondertitel van het eerste deel: , , De Sjoenemietische" eischt van dit deel de volle ontwikkeling van karakter en innerlijk leven; de geloofspsychologie als het hoogtepunt van Abisjags beteekenis voor den cyclus. Ik heb getracht die te geven, vooral in de hoofdstukken: „Een doodelijk gewonde" en „Jahwe Rophè". —

Natuurlijk moet voor Dr Tazelaar's meening ruimte worden gelaten, dat het taf reel de karalrterontwikkeling te veel overheerscht. Maar dat de laatste in die mate zou ontbreken, dat van de handelingen van personen in verband met hun karakter en innerlijk leven zoo weinig te bespeuren is, dat aan dit eerste deel van mijn cyclus het karakter van Toman moet worden ontzegd, is — hij houde mij deze oratio pro domo ten goede — m. i. moeilijk vol te houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Bijbelstof en Bellettrie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's