GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Amerlkaansche Synodale Kiekjes.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Amerlkaansche Synodale Kiekjes.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

In een vorig artikel maakten wij gewag van het feit dat niet alle Amerlkaansche Gereformeerde Kerken het een onaanvechtbare regel achten dat elke classis, klein of groot, een gelijk aantal afgevaardigden deputeert naar breedere vergaderingen. Wij noemden in dat verband de ratio in de Dutch Reformed Church geldend — het aantal belijders ais basis aanvaardend. De Evangelische en Gereformeerde Kerk, op 26 en 27 Juni 1934 georganiseerd (uit een vereeniging der Evangelische Synode en de (German) Reformed Church), heeft een andere basis van vertegenwoordiging. Althans voorloopig. : Elke twintig kerken worden vertegenwoordigd door twee deputaten ter Gen. Synode.

Ook ter Synode der Chr. Geref. Kerk kwam deze zaak ter sprake. Het voorstel van één der classes was dat iedere classis gevormd door 12 of minder kerken, twee deputaten afvaardigt ter Synode, ledere classis gevormd door van 13 tot 24 kerken zendt 4 deputaten. En ten slotte, iedere classis, die 25 of meer kerken onder haar ressort heeft, is gerechtigd om 6 deputaten af te vaardigen.

Dit voorstel voerde als gronden aan:

a) Het bovengenoemde plan is meer in harmonie met Art. 84 der Kerkenorde, dat geen kerk over andere kerken zal heerschen.

b) Door dit plan wordt een meer rechtmatige distributie bevorderd van deputaten, naar het aantal kerken.

e) Het levert een eenvoudiger en meer permanente methode om gelijkmatige representatie ter Synode te regelen.

Dat een dergelijk voorstel oprees uit den boezem van een classis, is vooral toe te schrijven aan den nestor der Chr. Geref. Kerken, een man die de leeftijdsgrens van 94 jaar reeds overschreed en toch nog levendig belangstelt in het welzijn der kerken. Wij bedoelen Ds Jacob Noordewier, die in 1869 geordend werd tot het ambt. In 1902 vertegenwoordigde Z.Eerw. met ondergeteekende de Chr. Geref. Kerk ter Gen. Synode van Arnhem. Door zijn persoonlijken invloed en de achting onzer leiders, waarin hij zich mag verheugen, kwam zijn plan, via de bovenbedoelde classis, ter synodale tafel. Diat zulks geschiedde werd bevorderd door den economischen toestand, die bezuiniging van uitgaven, ook voor de Synode, dringend noodzakelijk maakte. Het was daarom ook dat de z.g.n. Synodale Commissie der Chr. Geref. Kerk indertijd de vrijheid nam, om de classes den wenk te geven om voor de Synode van 1934 slechts vier deputaten af te vaardigen, en niet zes, zooals door de Kerkenorde is bepaald. Negen van de.vijftien classes volgden bovengenoemden wenk op. Anderen waren er niet mede gediend. Een der westersche classes verzocht de Synode om hare afkeuring uit te spreken over wat zij noemde eene „irregularity, , (afwijking van den regel) door genoemde Commissie bedreven. En zoo kwam de zaak voor de Synode van 1934.

Zij verklaarde, dat de wenk der Synodale Commissie kerkrechtelijk incorrect was en daarom onderhevig aan afkeuring, doch desniettegenstaande, en rekening houdend met de aanwezige omstandigheden, berust de Synode in de handelang der Commissie.

De leden ervan kwamen er dus nog al genadig af. Beter dan in de buitenlandsche pers, te oor-(leelen naar een artikel dat verscheen in „Der Grenzbote" onzer Oud-Gereformeerde broeders in Bentheim en Ostfriesland en dat heel het instituut „Synodale Commissie" met doornen kastijdde. We kunnen het „Reformatie"-publiek echter de verzekering geven, dat dit deputaatschap zeer beperkt is wat bevoegdheid betreft. En zeer matig en bescheiden wat de uitoefening ervan aangaat. Er zijn echter omstandigheden, plotseling zich voordoende, die actie eischen van een deputaatschap als het hier liesprokene, heel de kerkengroep vertegenwoordigend en als haar stem gerekend o.a. door de Regeering des lands. Ook de Chr. Geref. Kerk der vaderen had zulk een instituut. In navolging dier Kerk namen onze pioniers de instelling ervan over, en tot hiertoe gingen er nog geen stemmen op, voor zoover wij weten, om haar af te schaffen. Integendeel — op aandrang der Comfflissie zelve, werd het verzoek ingewilligd om een 'yeuw („Reglement" voor de Synode van 1936 ^« leggen.

Sommige „Reformatie"-lezers zullen hier welt'chl het hoofd over schudden. Doch we zijn op dit ? W.^ yat conseryalief. Wat onze pioniers uit de Kerk der Vaderen medenamen of van haar overnamen, houden wij gaarne vast. Vooral ook indien het „werkt", want wij zijn heel praktisch aangelegd. Spreekt men niet van „praktische" Amerikanen ?

Wat voorts die synodale representatie betreft, de Synode besloot om de verschillende classes den wenk te geven om ter Synode van 1936, Di V., slechts 4 deputaten te zenden en verzocht de classes die de voorkeur geven aan het zenden van zes afgevaardigden, om er toch slechts 4 te deputeeren zoo de meerderheid der classes daartoe vrijwilliglijk besluit.

Men wil het dus probeeren hoe het gaan zal met een kleinere afvaardiging, waarvoor blijkbaar heel wat sentiment bestaat in de kerk. En als men in Nederland zich het feit herinnert, dat de veel grootere groep der Geref. Kerken het stelt ter Generale Synode met minder dan zestig deputaten, dan zal men wel beseffen dat de praktische Amerikanen meenen dat men het in hun veel kleinere groep van nog geen 300 kerken met 15 maal 4 deputaten óók wel af kan doen. Op de 1934 Synode bleek het reeds duidelijk, dat alles goed van stapel liep, ook al hadden negen van de 15 classes slechts een viertal afgevaardigden.

De bovengenoemde eerbied voor wat de Vaderen der Ned. Geref. Kerk ons voordeden, en de praktische aard onzes volks, verklaren ook onze synodale actie omtrent deputaatschap voor de heidenzending. De Missie onder de Indianen en Chineezen wordt geregeld door een z.g. Christian Reformed Hoard of Missions. „Board" beteekent letterlijk een „tafel". Evenals „consistorium" in oorsprong „samenzitten" beteekent. In wezen is de fimctie van deze „Board" gelijk aan die jler algemeene deputaten voor de zending in Ned. Oost-Indië, die uitgaat van de Geref. Kerken in Nederland. Maar men doet het soms voorkomen of de Board een soort „Bestuur" vormt. Wat wel op misverstand berust. Want elke classis heeft een deputaat in dit z.g. „Bestuur". Iemand die op elke Classis-vergadering rapporteert en dus tot de orde kan geroepen worden. Daarenboven levert de „Board" een uitgebreid verslag aan de tweejaarlijksche Synode en legt hare boeken geheel open.

Maar deze Board arbeidt onder eene moeilijkheid die soms zeer belemmerend werkt. Oorspronkelijk ging al de arbeid uit van de Commissie voor de Heidenzending, zooals de oude naam was. Zij „beriep" en ordende. Precies zooals de vaderen der Afscheiding zulks deden. Toen kwam de invloed der Middelburgsche Generale Synode van 1896. De zending moet uitgaan van de plaatselijke kerken. De verzuchting verscheen in een onzer bladen, a la de Génestet:

„Verlos ons van die Boards, o Heer, Geef ons natuur en waarheid weer."

Er kwamen nu „roepende" en „zendende" kerken. Precies zooals in het land der Vaderen. Maar overmits er reeds zendelingen in het veld waren onder het oude systeem uitgezonden, en zendingsposten waarover ééne kerk moeilijk alles te zeggen kon hebben, kon men het Middelburgsch beginsel (om het zoo te noemen) niet doorvoeren. En zoo had men een tweeslachtig stelsel. De nieuwere „Zendingsorde" en het oude „Reglement" dienden in de praktijk als een span paarden die niet goed bij elkaar pasten.

Eene commissie aangesteld om een nieuwe Zendingsorde op te stellen, gaf den moed op en vroeg de Synode om zich klaar en duidelijk uit te spreken op welke basis men den Zendingsarbeid wenschte te plaatsen. Eerst zoo dat gedaan werd, kon men verder gaan in het opstellen van een Zendingsorde. Wel, de Synode van 1934 herinnerde de broeders der bovengenoemde Commissie er aan dat de Chr. Geref. Synode zich al meer dan eens had uitgesproken ten gunste van het Middelburgsch beginsel, en gat opdracht aan een nieuwe Commissie om op dat stramien te borduren. En ter Synode van 1936 te rapporteeren.

Eén classis had voorgesteld om reeds staande de synodale vergadering de Zendingsorde zoover als mogelijk te herzien. Dat werd echter te kras geacht en zeker als een onmogelijkheid beschouwd. Want de zending der Amerlkaansche Kerk is te oud en te omvangrijk om zóó maar den wissel te verzetten. Ofschoon het daartoe mettertijd wel komen «al. In navolging der Geref. Kerken.

Dat men die kerken overigens niet slaafs volgt bleek uit actie omtrent een zaak waarmede we deze synodale kiekjes sluiten. Zij gold de netelige Echtscheidingskwestie. Een meerderheidsrapport beval aan om zich in deze zaak geheel te plaatsen op het standpunt der Geref. Kerken in Nederland. 'Een minderheidsrapport stelde voor bij het oude te blijven en de menschen die op onbijbelschen grond gescheiden waren, opname in de Kerk te weigeren, ook al betuigden zij boetvaardigheid. De groote omvang van dit euvel in ons land gaf den ^orslag. Toch is de zaak nog niet geheel van de baan. Een nieuwe commissie werd met nog verder onderzoek belast.

Ten slotte nog de opmerking dat de geest der Synode van 1934 alleszins voorbeeldig was. Er werd geen hamerslag van twist gehoord. Broederzin en broedermin karakteriseerden de synodale samenkomst van begin tot einde — van den dag der opening 13 Juni, tot hare verdaging op 29 Juni. Iets wat, onder God, zeker ook te danken was aan de leiding des voorzitters, wiens kwinkslag soms sparming verdreef terwijl vast beleid en goed inzicht in soms ingewikkelde moties, den gang van zaken bespoedigde. En te midden van onze huidige economische ellende, tot allerlei bezuiniging leidende, had de Synode toch den moed om ten opzichte van één terrein van arbeid elkaar het „voorwaarts" toe te roepen. Dat terrein is dat der zending. Men besloot namelijk om een Opleidingsschool te openen voor hen die als ongeordende arbeiders en arbeidsters „training" zoeken. Voorts om met een andere groep te onderhandelen over de overname van een drietal posten op het Indianen zendingsveld. En om een weg te zoeken om cand. W. V. Muller, over wien wij reeds vroeger schreven, te zenden naar ons volk te Carembehy in Brazilië, ter versterking der zendingskrachten in Zuid-Amerika. De Heere zegene deze besluiten die van moed en durf getuigen, en voorts al de resoluties naar den zin en meening des Geestes genomen, tot het heil van ons deel van Gods Zion op aarde.

HENRY BEETS.

Grand Rapids, Mich., 6 JuU 1934.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

Amerlkaansche Synodale Kiekjes.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's