GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Grosheide schrift in „Noord-Hollandsch Kerkblad” volgend artikel:

Het is al weer geruimen tijd geleden, dat we in ons blad een stukje geschreven hebben over het verschillend gebruik van het woord Gereformeerd. De aanleiding was, dat Prof. Cramer, van Utrecht, zich in Hongarije Gereformeerd genoemd had. Men nam hem dat kwalijk en wij oordeelden, dat dit ten onrechte was geschied, omdat mannen van bet type l-'rof. Cramer in Hongarije zeker Gereformeerd worden genoemd en Prof. Cramer om aan Hongaren zijn standpunt duidelijk te maken, niet anders kon doen, dat zioh Gereformeerd noemen.

"We hebben er toen lOok op gewezen, dat wij zelf, wij Nederlandsche kerkelijk-Gereformeei den, het woord Gereformeerd ook niet altijd in denzelfden zin gebruiken. Wanneer we van Gereformeerde scholen of stichtingen spreken, beteekent het iets anders, dan wanneer we van Gereformeerde kerken spreken. Er zijn zelfs menschen, die zich haasten om te verzekeren, dat Gereformeerd in het eerste geval vooral niet kerkelijk is bedoeld. Dat is voor buitenlanders een onmogelijkheid, ja een dwaasheid. En wiji moeten dan ook voorzichtig zijn met hun een verkeerd gebruik van het woord Gereformeerd te verwijten.

Er is meer dan één reden nu nog eens op dit punt terug te komen.

Wat er met onze sohcilen zal gebeuren is, althans mij', niet bekend. Maar men kan er zeker van zijn, dat er iets broeit in Den Haag en dat men er daar op uit is lOm. b.v. op de dorpen een kleine Hervormde en een kleine Gereformeerde school te vereenigen. Het zou mijt althans zeer verwonderen, indien het niet in die richting ging.

Nu ga ik hier op de schoolkwestie, die trouwens moig maar in de lucht hangrt, niet nader in. Thans is voor mij de hoofdzaak, dat we ons weer zullen rekenschap moeten geven van de vraag, wat we met het woord Gereformeerd bedoelen, wanneer we praten van een Gereformeerde school. Bedoelen we daar een school mee, die in het algemeen op Gereformeerden grondslag staat of ééne, die Gereformeerd is in kerkdijken zin, zoodat er b.v. ook over Afscheiding en Doleantie kan gesproken worden, gelijk wij' het begeeren? Die vraag komt aan de orde, men behoeft er niet aan te twijfelen. Met de vraag erbiji, ot we geneigd zullen zijn zelf geheel een school te bekostigen, omdat we wenschen, dat ze Gereformeerd zal zijn in kerkelüken zin. Ik geef hier geen beslissing; ik doe voor heden niet meer dan wijzen op de moeilijkheid, waarvoor we komen te staan. We weigeren alle subsidie van de Overheid voor onze kerken en terecht. Mogen we wel subsidie van de Overheid vragen voor scholen, die we in kerkdijken zin Gereformeerd willen hebben? Zie daar het vraagstuk.

Een tweede geval.

In October zal, zoo de Heere wil, in ons land een tweede Galvinistenoomgres worden gehouden. Dat congres zal zich plaatsen op den grondslag van de gezamenlijke belijdenisschriften van de Gereformeerde kerken. Dat is goed en noodzakelijk. Anders is er geen bespreking mogelijk. Thans wel, want men kan zich op de belijdenisschriften beroepen.

Maar zijn we er daarmee nu? We hebben eenige jaren geleden in enkele artikelen in het licht pogen te stellen, dat het er niet cilleen op aan kwam om de belijdenis tot grondslag te hebben, maar dat het er ook o> p aankwam, hoe de belijdenis wordt gehandhaafd. Welnu die handhaving is niet in alle landen dezelfde. Wij in Nederland letten op dit oogenblik in de eerste plaats op de belijdenis inzake de Schrift, «mdat daarover bij ons elk oogenblik kwestie is geweest. Maar in Engeland b.v. staat bet anders. Daar strijdt men vooral tegen het Remonstrantisme. Zoo komt het, dat in Engeland Baptisten zich tot de streng Gereformeerden rekenen. En als men hun vraagt, hoe ze het maken met de toch ook in de Engelsche belijdenisschriften beleden kinderdoop, dan kijken ze vreemd op, en meenen ze dat dit punt van zoo ondergeschikt belang is, gezien den strijd tegen het Arminianisme, dat het nauwelijks de moeite waard is om er 'Over te praten.

Maar nu moet men weer niet meenen, dat ze ons zooveel betere Gereformeerden achten, want, zoo merkt men op, ge behoeft ons niets te verwijten, gij' die zelf op het stuk van de Overheid van uw eigen oonfessie zijt afgeweken.

Is dan alles relatief? Is er dan geen zekerheid? Neen, zoo staat het niet. Maar het staat wel zóó, dal bet Gereformeerde zich in verschillende landen op verschillende wijze heeft ontwikkeld, en dat daardo-or in verschillende landen verschillende punten naar voren komen.

Maar als men dat ziet en erkent, dan moet men één van beide dcien. Men moet óf zeggen: met buitenlandsohe Gereformeerden praat ik nooit, want die zijn, enkele uitzonderingen daargelaten, heel anders Gereformeerd dan wij, óf, als men wel wil praten, dan moet men tot dat praten ook toelaten die Nederlanders, die zeker niet tot onze Gereformeerde kerken zouden willen en kunnen behooren, maar die gerekend naar de Gereformeerdheid van de buitenlanders, waarmee we praten willen, ook Gereformeerd zijn.

In dit geval, waarin de feiten klaar vo'or ons liggen, is de oplossing wel te geven. We kunnen slechts met enkele buitenlandsche kerken in correspondentie leven, wil men — maar het is een te grootsoh woord, voor wat neig maar een kleine zaak zon zijn — concilie houden.

Maar er is een grootere kring, die Gereformeerd is in den ruimeren zin des woords. Die kring is er in het binnenland en in het buitenland. En aan dien kring kunnen we ons als Gereformeerde personen niet O'nttrekken. We hebben er iets te ontvangen en ook iets 347 te geven. En het is onze roeping om dat niet na te laten.

Het is mijn voornemen, hierover enkele opmerkingen te maken, ten deele om van een tegenovergesteld gevoelen blijkt te geven, ten deele, om enkele dingen te zeggen, die mij! noodzakelü'kerwijs schijnen vermeld te moeten warden, naast wat hier gememoreerd werd.

Om Prof. Grosheide's meening objectief weer te geven, heb ik zijn artikel in zijn geheel opgenomen.

Tot volgende week dus, naar ik hoop.

Een vraag van „Utrechtsch Dagblad".

Dr H. W. V. d. Vaart Smit schreef in „De Rotterdammer" een artikel 'Over Duitschland (Hitler-Duitschland) dat miji verwonderde. Ook in „Utrechtsch Dagblad" plaatste hiji een artikel, als ik me niet vergis, hetzelfde, maar dan, naar ik meen, zonder coupures, als wat in „De Rotterdammer" heeft gestaan. We citeeren eruit (het gaat over de begrafenis van Hindenburg):

Er werd een protestantsch christen begraven. Het leger leidde den generaal-veldmaarschalk uit. Maar het eerste woord aan het graf werd aan den prediker van het Evangelie gegeven, die op wensch van Von Hindenburg zelven in de eerste plaats op zijn graf de eere bracht aan de genade Gods, op welke hij in leven en sterven vertrouwde. Het Onze Vader werd in diepe ontroering meegebeden. Eerst toen kwam de Führer aan het woord.

De echo is in Duitschland hiermee conform geweest. Overal werd in de rouwvergaderingen, die op hetzelfde uur rondom de radio in openbare samenkomsten alom gehouden werden, het Lutherlied, „Een vaste burcht is onze God" door het volk met Tannenbergs vergaderden meegezongen, juist dit lied en dit bovenal en dit vaak alleen, eerder in dit moment dan de nationale liederen. Daarin ligt een kenteeken van dezen tijd en niet slechts een hulde aan den doode. Het derde rijk wil den naam Gods op het terrein van het staatsieven en het openbare leven met eere en eerbied noemen en genoemd zien. En S.A. en S.S., Hitlerjeugd en Arbeitsdienst, Reichswehr en volk, zij' allen hebben thans te zamen geleerd om het hoofd te ont-• blooten by het gebed en bö de belijdenis van' het Lutherstrij'dlied. De godsdienst is geen wanklank meer in het openbare leven, ternairwernood geduld en bij' voorkeur verwaarloosd; de godsdienst heeft in het openbare leven een eereplaats; het kwam reeds eerder en vaker uit; het kwam 'Ook nu uit. En het is opzettelijk en uit overtuiging, dat het geschiedt.

De kerk heeft natuurlijk haar moeilijkheden, de revolutie heeft alles tot in de grondvesten doen schudden en heeft de kerk en het kerkelij'k leven niet onaangetast gelaten, integendeel, het heeft alles in beweging gebracht. Maar uit den brouwketel der bewogenheden van het moment komen toch allengs nieuwe gedachten van nieuwen opbouw voort. Teekenend was te Berlijn, dat de pauselijke nuntius van zijn paleis niet slechts de zwart-wit-roode vlag, maar ook de hakenkruisvlag uitstak. De nuntius was ook één der eersten der vreemde diplomaten, die de diplomatenloge van den rijksdag Maandag j.l. binnentrad. De protestantsche kerk kwam biji den dood van den protestantschen rijkspresident natuurlijk meer en sterker aan het woord.

De Redactie van het „Utf. Dagbl." voegt hier een vraag aan toe:

Ziet Dr Van der Vaart Smit, wiens beschouwingen wij; met genoegen opnemen, niet, dat in de z.g. religie der nationaal-socialisten buitengewoon veel heidens c h e, d.w.z. anti-chistdijke, elementen schuilen? Gaat de onredelijke verheerlijking van het Germanendom en de vervolging der Joden niet in tegen den geest van Christus en sprak Hitler bij! de herdenking van den gestorven Rijkspresident niet van een Walhalla, dat de generaal-veldmaarschalk was binnengegaan? Redactie.

Het is lonbegrijipelijk, waarom heel het duitsche volk wèl zou hebben ingestemd met het Lutherlied, als men niet tegelijk aanneemt, dat „heel het duitsche volk" zoo niet deed inzake het Walhalla-commando van den heer Hitler. En wat die opleving der kerken betreft: ik heb een totaal ander geluid gehoord uit den mond van kerkelijke voorgangers uit het zwaarbeproefde duitsche rijk.

En met het „doleerende" geluid, dat ik van dié zijde hoorde, kan ik me vereenigen. Het is jammer, dat de zonden, die tegen de kerk bedreven worden, hier worden verzwegen, en dat de onzekerheid van een tusschen Lutherlied en Walhalla-klanken heen en weer gestooten volk hier wordt geplaatst in een waas van christelijkheid, die ik er niet in vinden kan.

Waar het kind niet meer welkom is.

We lezen in „De Vrije Westfries":

Wy ontleenen aan een artikel in „De Tijd":

Snel raakt de cultuur van een volk in verval, wanneer het de weelde gsiat stellen boven den last van het kind.

De geschiedenis van alle eeuwen is daar om deze stelling te bewijzen.

Toen Babyion éénmaal het kind verachtte moesten spoedig de legers der stad uit huurlingen worden samengesteld. Later kwam er binnen haar muren plaats voor akkers en weiden en tenslotte werden haar steenen gebruikt voor den opboniw van andere steden. Door dezelfde oorzaak was het lot van Egypte binnen drie eeuwen beslist. Athene kon 400 jaar na het optreden •der Grieken in de wereldhistorie slechts met de grootste moeite 30.000 namen op haar burgerrol verzamelen. 80 jaar later telde de stad maar even 20.000 zielen meer, de vreemdelingen meegerekend. Alles tengevolge van de kinderbeperking. In ruim twee eeuwen bleven er, alweer door dezelfde oorzaak, van de 8000

Spartanen geen 700 meer over. Ook Rome wenschte na enkele eeuwen geen kinderen meer. Met het gevolg, dat het aantal burgers in ruim 20 jaren — van 165 tot 142 V. Chr. — met 30.000 verminderde. In den tij'd van Augustus stamden reeds 80—90 pot. der bevolking af van slaven uit alle deelen der wereld. En omstreeks 200 n. Chr. bestand er geen enkele rasechte Romein meer.

Met de Arabieren ging het evenzoo. Bagdad, het centrum van hun cultuur, zag het getal van zijn inwoners slinken van ruim 2 millioen in de negende eeuw tot 15.000 omstreeks 1650. Sneller en vollediger dan door de invallen der Spanjaarden werd de cultuur der Mexicanen weggevaagd door haar inwendig bederf. Ook daar was het kind niet meer welkom.

Duidelijk moet deze taal der historie spreken tot het Europa van thans. Ontstellend immers zijn hier de geboortecijfers over de heele linie gedaald sinds den wereldoorlog. In Engeland is het aantal kinderen per jaar en per 1000 inwoners in een halve eeuw gedeiald van 34.3 tot 15.3.

Frankrijk — al vaa vóór den oorlog het land der geboortebeperking •—• is thans aangeland op 12.15 en heeft in het begin van dit decennium (1930) inderdaad het lang gevreesde sterfteoverschot bereikt. Tot nu toe stonden alleen de groote steden zoo laag. België volgt löp een afstand. Op tij'd vaji een eeuw is hier het ge-- boortecijifer van 32.3 gezakt tot 18.2 — waarbij de Waalsche provincies met 14.6 als de treurige hoofdschuldigen figureeren. Ook de noordelijke provincies van ons land zijn aan een sterken achteruitgang der geboorten niet ontkomen. In Zweden staat het geboortecijfer al vele tientallen jaren op een moordend laagtepunt. Het meest frappant is de val echter in Duitschland, waar het aantal levend geborenen — in 1901 nog meer dan 2 millioen — in 1932 het ééne millioen niet meer haalde, ofschoon het aantal huwelijken in dezelfde periode steeg van 6.5 tot 9 millioen. Volgens dé meest recente gegevens bleven bij onze Oosterburen in het vijftal jaren van 1928—1933, niet minder dan 40 pet. der huwelijken kinderloos, 33 pot. had 1—2 kinderen, niet meer dan 2 pet. kreeg meer dan 3 kinderen.

In 1901 had elke derde vrouw in Duitschland een kind, thans elke tiende en in Berlijn elke twintigste. Men heeft thans reeds berekend, dat, wanneer het decadentieproces in dit tempo voortgaat, binnen 300 jaren het Dnitsche volk is uitgestorven. Het Fransche bestaat thans reeds voor 15 pet. uit vreemdbloedige elementen.

In het akelig licht van deze cijfers staan de schimmen der verdwenen cultures angstwekkender dan ooit dreigend boven Europa.

Men voelt klemmender dan ooit, dat op dit terrein de groote levensvraag beantwoord gaat worden. De vreiag van het „to be or not to be".

Al het andere is bijzaak.

Tot zoover het orgaan.

Mogen wie het aangaat, er eens lOiver denken. Naastenliefde is óók liefde tot den verste, om met een variant op Nietzsche te spreken. Want God liefhebben beteekent: liefhebben allen, die Hij' „zien" wil (volgens óns gezichtspunt), de „naasten" en de „versten".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's