GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een schrale maaltijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een schrale maaltijd.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zij eten de zonde Mijns volks". Hosea 4:8.

Dit woord des Heeren ten aanzien van de priesters der altaren A-an den eigenwilligen godsdienst te Bethel en te Dan, geldt in vollen nadruk ook van de ongeloovigen in onzen tijd. Met argusoogen bespieden zij de belijders van den Christus; zij verblijden zich in hun zwakheden en hebben er een vermaak in, als dezen vallen in overtreding. De zonden van Gods volk dienen den ongeloovigen als een slijpsteen, waarop zij hun wapenen scherpen. „Die vromen zijn óók al niets beter dan anderen", zoo roepen zij luide met zelfvoldoening. En terwijl zij het kwaad breed uitmeten en schrikkelijk vergrooten, la-ij ten zij met schamperen glimlach alle christenen uit als misleiders en bedriegers. „Zij eten de zonde Mijns volks". Met verslindende gulzigheid vallen zij er op aan. Deze schrale kost houden zij voor een vetten maaltijd.

Verwonderen moeten wij ons daarover niet. Ook Christus werd altijd en overal door de loerende oogen der Farizeën bespied. De Heilige Zone Gods was hun een voorwerp van smaad en laster. Geen leugen was te grof, geen beschuldiging te zwaar, die zij tegen Hem zich niet durfden veroorloven. Indien nu de Meester zelf steeds het mikpunt is geweest van de giftige pijlen der vijanden, hoe kunnen dan de discipelen verwachten daarvan verschoond te blijven! Temeer, wijl de zonde hen zoo lichtelijk omringt en zij dagelijks struikelen in vele. De geschiedenis toont met droeve feiten, dat zeer godvruchtige dienaars des Heeren onder zwarte wolken van grievende beschuldigingen hun weg naar de hemelsche heerlijkheid moesten afleggen. Ook de uitnemendsten van Gods kinderen zijn tegen de leugenachtige verdachtmakingen der vijanden niet gewaarborgd. Veeleer hebben dezen het in 'tbjjzonder juist op hen gemunt.

Nu zou het wel een geheel averechtsche redeneering zijn, als een belijder ging zeggen, dat men zich daarover niet zoo ernstig behoefde te bekommeren, omdat een Christen in het oog van de wereld het toch nooit goed maken kan. Dit zou slechts onachtzaamlieid in den wandel veroorzaken. En dan hadden de ongeloovigen nog grooter jachtveld. Neen, ook al ontkomt een Christen aan de scherpe lastertongen der wereld niet, toch is het zijn dure plicht, zeer nauw toe te zien, hoe hij voorzichtig en onberispelijk wandelen zal, opdat men ten minste niet met recht en reden aanklachten en beschuldigingen tegen hem kunne inbrengen.

Is het diep krenkend te zien, hoe de ongeloovigen van de struikelingen en zonden der belijders zich een vréugde-maaltijd aanrichten; de geloovige mag daartegenover zich troosten met het woord van den Heiland: Zalig zijt gij, wanneer u de menschen haten, en wanneer zij u afscheiden en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des menschen wil. Verblijdt u in dien dag en zijt ATOolijk; want zie, uw loon is groot in den hemel", Lukas 6:22 en 23. In dit „zalig zijt gij" ligt een heerlijk tegenwicht tegen den hoon van de ongeloovigen.

Indien de wereldsche menschen uit de struikelingen en de zonden der geloovigen gaarne aanleiding nemen om het volk Gods te smaden, hoeveelte meer geven dan de mondbelijders en naamchristenen aan hen stokken in de hand. Bij 't naamchristendom toch is alle godsdienstigheid een bloote vorm, 'die het leven des harten in geen enkel opzicht raakt. Aan hun wangedrag ontleenen de vijanden ruimschoots redenen om in hiui onbekeerlijkheid te volharden.

De slordige levenswandel der beUjders legt ineer struikelblokken op den weg van wereldschgezinde menschen dan al de tegenwerpingen en smaadredenen van heel de legerschare der ongeloovige schrijvers. De naamchristenen in de kerk zijn „de tonder voor Satans vonken". Zij toch vertoonen niets dan een schijn, hoogstens een verminkt beeld van vroomheid. Aan hun godsdienstigheid is even weinig smaak als aan het wit van een ei. Zij richten in de gemeente zeer groote schade aan, wijl zij telkens een geest van lauwheid en flauwheid aan den dag leggen. Zij strekken het volk des Heeren tot droefheid en zijn vuurhaarden voor de lastering en de heiligschennis van het ongeloof. De godvruchtige wandel der trouwe belijders is een aanklacht tegen de ongeloovigen, die hen in de consciëntie pijnigt en tot nadenken kan stemmen. Maar ontrouwe en slordige belijders wekken bij menig ongeloovige steeds meer afkeer van den dienst des Heeren.

Dit alles neemt echter niets weg van de diep schuldige en verblinde vijandschap des ongeloofs, dat steeds zoo druk in de weer is, om uit het wangedrag van ware of van schijnchristenen zich munt te slaan.

Maar het is valsche munt. Want, het is toch zeer onbillijk, héél liet Christendom te veroordeelen op grond van wat men in afzonderlijke belijders aantreft. En dan nog wel van belijders, die in geen geval een zuivere toetssteen kunnen of mogen geacht worden. Immers de naamchristen kent zelf hel innerlijk wezen van het Christendom niet.

Ook de Christen, die een slordigen levenswandel leidt, kan nooit een billijke maatstaf zijn. Wie de kracht van het geloof, de waarachtigheid van het Christelijk leven aanschouwen en toetsen wil, die neme niet de praat-christenen, noch de zwakke getuigen tot voorbeeld, — op het edele keur-legioen der mai'telaars vestige hij het oog, die door het geloof kloekmoedig de schrikkelijks te folteringeu hebben doorstaan en vaak met een juichtoon op de lippen de vlammen van den brandstapel trotseerden. In hen wordt de allesoverwinnende kracht van het geloof heerlijk openbaar.

Tegenover de martelaars schoot al de list en al het geweld des duivels te kort, om hen afvallig te maken. Niets, het afgrijselijkste zelfs niet, vermocht den blijden jubel des _geloofs hun op de stervende lippen te smoren. Hier kan de kracht des geloofs door niemand worden ontkend. Zij wekt bij de vijanden zelfs verbazing — en verstomming.

Het oordeel der vijanden over de geloovigen is onwaar en ook uiterst eenzijdig. Mag het wel in eenige zaak een juist oordeel heeten, als men slechts op de zwakste en gebrekkige openbaringen let, en wie een toonbeeld mogen heeten voorbij ziet, voor hen zelfs moedwillig de oagen sluif?

Al is 't, helaas, al te waar, dat onder de Christenen geveinsden zijn, en deze er wel altijd zullen blijven, dit kan en mag toch geen recht geven, om alle belijders van den Christus te veroordeelen. Judas Iskarioth was een dief en een verrader, doch mag men daaruit afleiden, dat Johannes en Piaulus het ook waren en dat al de Apostelen het zijn geweest?

De wereldsche mensch is volstrekt niet bij machte een rechtvaardig oordeel over den Christen te vellen. Hij oordeelt slechts, wat voor oogen is. Hij ziet wel het uiterlijk gedrag van Gods volk, maar is ten eenenmale vervreemd van hun innerlijk geestelijk leven.

De ongeloovige ziet hen wel in zonde vallen, maar ziet ze niet in berouw en smart met oprechte boetvaardigheid, die zonde voor den Heere belijden, biddend om vergeving en genade door het bloed van Christus, dat van alle zonden reinigt.

Tot elk gi'ondig oordeel is noodi^ een zaak te doorzien, zoowel in haar uiterlijke openbaring als in haar innerlijk wezen.

Het oordeel van de ongeloovigen over de Chrisnen is partijaig, onbillijk, oppervlakkig — en oneerlijk.

De Heilige Sclirift brandmerkt het met dit snijdende woord: „Zij eten de zonde Mijns volks."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Een schrale maaltijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's