GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Godsdienstige Ontwikkeling en Godsdienstige Opvoeding volgens de Individual-PsyciiologisGlie Scliool.

V.

Wie een richting beoordeelen gaat, dient er in 't algemeen rekening mee te houden, dat bepaalde nuanceeringen steeds aanwezig zijn. De Ind.ps. van Adler is niet woordelijk gelijk aan die van Ronge, en Ronge's opvattingen zijn weer niet in alles precies dezelfde als die van Dreikurs.

Die verschillen aanvaarden we eenvoudig en we zullen dus in onze critiek nooit te veel nadruk leggen op bepaalde uitspraken van een dezer psychologen; meer in het algemeen zijn de grondgedachten, waarin ze het alle eens zijn, aan een bespreking te onderwerpen.

Evenals nu de uitwerking dezer grondgedachten, bij den één verschilt van den ander, zoo is het ooTi wat betreft de houding tegenover den godsdienst.

Wanneer men er over spreekt, zegt Ronge (a.w. bl. 161): „De Ind.ps. vat het subjectieve levensprobleem van een andere zijde aan dan de Christelijke leer, maar komt tof ongeveer gelijkfe'conclusies. Het gaat bij beide om het zoeken naar den zin des levens; om zich daar een voorstelling van te vormen (bl. 147). Maar Adler doet het op zijn manier, volgens de methoden der wetenschap".

Maar als b.v. de Ind. psycholoog Winkler in het tijdschrift voor Ind.ps. schrijft over: „Die Ind.ps. und die Wurzeln der Religion", drukt hij als zijn meening uit: „Das Minterwertigkeitsgefühl, das Streben nach Macht und der aus dem Machtgefühl entspringende Hochmut sind die Wurzeln der Religion".

Toch zijn het beide menschen, die Adlers grondgedachten aanvaarden.

Evenwel, wie deze ideeën gevolgd heeft, en zich afvraagt: wordt door de Ind.ps. de godsdienst nu eigenlijk aangeprezen of bestreden, krijgt op deze vraag zóó gesteld, geen antwoord! Noch het een, noch het ander is waar. Feit is, dat de godsdienst gewoon genegeerd wordt. Terecht is de Ind.ps. in dit opzicht eenmaal genoemd „stummer Atheïsmus".

De grondgedachten der Ind.ps. bevatten geen plaats voor den godsdienst, omdat er geen plaats is voor God in hun systeem.

Alle plaats is voor 't sociale moment; mensch— mensch, daar gaat ALLES over; de relatie waarin men staat tot de gemeenschap, den dienst, dien men aan de gemeenschap heeft te bewijzen enz.

De Ind.ps. is waarlijk niet, zooals men ons nog wel wil doen gelooven, slechts een kwestie van methode; zij is veel meer, zij is, uitgegroeid' tot een levens- en menschbeschouwing. Op het methodisch uitgangspunt, (de mensch is een gemeenschapswezen), bouwen zij hun theorie, hun menschbeschouwing op. Maar wij kunnen nooit zeggen: de mensch IS gemeenschapswezen; daarin gaal zijn mensch-zijn niet op; het is daarmee niet uitgeput; wij kunnen wel zeggen: de mensch is OOK gemeenschapswezen; en zoo wijzen we tevens aan het groote verschil, dat ons in het uitgangspunt reeds van Adler scheidt.

Wij kennen elkaar niet allereerst als gemeenschapswezens, maar allereerst als schepselen Gods!

Onze verhouding tot God, onzen Schepper, staat boven alles. En voor die verhouding is hier geen plaats.

Wij erkennen wel, dat een mensch ook behoefte heeft aan gemeenschap met anderen, maar een mensch heeft allereerst behoefte aan gemeenschap met God.

Krachtens zijn schepsel zijn; dat is zijn aflunkelijk zijn; en waar dit schepsel gemaakt is naar hel beeld en de gelijkenis Gods, dringt van nature heel het mensch zijn naar gemeenschap met den God der menschen.

Het spreekt wel van zelf, hoe belangrijk deze grondgedachten zijn, voor wie een psychologie opstellen wil en voor hem die als paedagoog leiding geven wil. Voor ons is het eerste: de verhouding van een .niensch tegenover zijn God (een verhouding, die natuurlijk niet langs wetenschappelijken weg volgens de empirische methode te vinden is; maar een verhouding, die ons geopeu; baard is; en het is juist de zonde, waar Adler zoo geringschattend over spreekt, die oorzaak is, dat een mensch de openbaring niet erkent als de waarheid en waardoor die mensch zelf die eerste verhouding, die voor hem van waarde is, n.l. die tegenover zijn God, voorbijziet of zooals de Ind.ps., negeert).

En als tweede zien wij de verhouding, niet van den mensch tegenover zijn medemensch, maar van den mensch tegenover zichzelf.

In Adlers psychologie is geen plaats voor den enkeling; in de christelijke levens- en wereldbeschouwing wel.

De Ind.ps. heeft geen plaats voor de ware zelfhef de; zij kent ook niet het gebod: hebt uw naaste lief als u zelf!

Maar ook zoo kan hier het wezen van den mensch, van het individu, nooit tot zijn recht komen.

En deze richting wil toch PAEDAGOGISCH zijn. Maar het wordt, het moet wel worden, een paedagogiek, die de onze niet kan zijn.

Wij kunnen ons niet aansluiten bij een richting, die den mensch slechts ziet als aardsch wezen: die uitsluitend werken wil met de betrekking mensch—wereld en die dus dienovereenkomstig werkt bij eigen licht.

Een richting, die de godsdienstige opvoeding in haar beteekenis voor de vorming van de persoonlijkheid, niet noemt, omdat voor den dienst van God in haar systeem geen plaats is.

Een richting, die ook de beteekenis van de naastenliefde niet tot haar recht kan laten komen, alweer omdat zij God niet erkent.

Immers ook in onze naastenliefde zijn we gebonden aan God; wij moeten den naaste liefhebben, zeer zeker, maar niet om den naaste, maar om Gods wil.

En daarom, al is het, dat wij wat het gemeenschapsleven betreft, soms tot conclusies komen die gelijk schijnen aan die der Ind.ps., wij Komen er toe op geheel andere gronden, uitgaande van gansch andere normen en beoogen een gansch ander doel.

Wij herhalen: uitgaande van gansch andere NORMEN. Adler zegt, dat hij van normen nietsweten wil. Hij is van huis uit Naturalist en ten­ gevolge daarvan ook Empirist. Hij wil al zijn kennis putten 'uit ervaring.

Maar kennis uit ervaring kan ons hoogstens wetten leeren kennen, maar nooit normen. En naar ons standpunt hebben we voor elke opvoeding noodig een DOELSTELLING; en deze is niet denkbaar zonder de aanvaarding van bepaalde normen! Dus zouden we de gevolgtrekking maken moeten: hier is een paedagogiek, die het zonder normen stellen kan en zoo zelfs een behoorlijk afgerond' systeem weet op te stellen.

Maar Prof. Waterink heeft in zijn Inleiding tot de Theoretische Paedagogiek (Deel I bl. 332) op duidelijke wijze aangetoond, dat de paedagogiek, die de wetenschappelijke uitdrukking aan het opvoedingsideaal geven moet, steeds zekere NOR­ MEN heeft te erkennen, wil zij een theorie geven voor een levende, voor een practisch te aanvaarden opvoeding.

De wereldbeschouwing, waarvan de paedagogiek uitgaat, geeft heel den opbouw van het systeem een eigen gestalte.

Zeer sterk blijkt dit ook bij de Inds.ps. Ondanks haar zeggen van niet, zijn hier wel degelijk NORMEN aanwezig, of beter nog, er is één norm, n.l. het gemeenschapsgevoel. Het is z.g.n. niet anders dan een biologisch feit, maar inderdaad wordt mirabile dictu dit tot de eenige norm en de gemeenschap tot de hoogste waarde.

En zwak is voorzeker dit, dat Adler slechts NEGATIEF den inhoud van deze norm weet te bepalen; n.l. zoodra er spanningen komen of afwijkingen, of neurosen etc. Dan blijkt achteraf: het gemeenschapsgevoel functionneerde niet juist. Dvis is hier eerst A POSTERIORI te weten, wat nuttig is voor de gemeenschap; want alleen aan de opwekkingen: „Al wat je doet, zij gedaan tot nut van het algemeen!" en: „Laat je zelf los!" en: „Breng de zon in anderer leven, ze zal op u haar weerschijn geven!" heeft men op zichzelf, hoe goed ook bedoeld, niets.

We hebben voor de opvoeding vaste lijnen noodig, en die zijn met dergelijke algemeenheden nooit te vinden.

Hoe wil, om een actueel voorbeeld te noemen, Adler, die een Jood is, zijn houding bepalen tegenover de Jodenvervolging in Duitschland.

Het lijkt uiterst eenvoudig; hij moet die afwijzen, het is niet in het belang van de gemeenschap. Maar de maatregelen, die tegen de Joden genomen worden, zijn, naar ons van de zijde der Nationaal-socialisten verzekerd wordt, juist in het belang van de gemeenschap. Zoo worden de ixlai^gen van de gemeenschap gediend.

Wie heeft nu gelijk'? Vanuit het standpunt der Ind.ps. is dit althans op het oogenblik niet met zekerlieid uit te maken.

Adler wil de mensch in zijn geheel vanuit de biologie alleen, dus als louter organisme, verstaan. Dit is onmogelijk en ongewild bewijst hij dit zelf.

Met instemming halen we de woorden aan van Dr A. Kuypers (Het Onbewuste in de Nieuwere Paedagogische Psychologie bl. 100):

Ongetwijfeld lijdt Adlers theorie evenals die van Freud, aan eenzijdigheid.

Consequent wordt een bepaald principe, volgens een vaste methode uitgewerkt. Deze eenvoudigheid biedt stellig groote voordeelen. Het nadeel is, dat men vroeger of later bij den ai'beid öf zijn theorie, of een groot aantal feiten in den steek moet laten. Of ook men tracht de werkelijkheid met geweld in het nu eenmaal aangenomen schema te wiüngen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's