GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „Haagsche vrienden" en de Afscheiding.

VI. (Slot.)

Veertien October vier en dertig ligt achter den rug. Scholte's reis en optreden te Ulrum is op veler lippen, in veler pen. Da Costa heeft het een en ander dienaangaande aan Capadose geschreven. Deze stemt daarmede volkomen in. Hij denkt, „dat Gamaliels wijsheid hier noodig is", evenwel èn door Da Costa's schrijven, èn door een andere omstandigheid is hij nu en detail met hetgeen er is voorgevallen bekend geworden, „die hem nog meer doet zien, dat hier van de zijde van onzen Scholte een ijver zonder verstand., en ik zeg het volmondig, een onvoorwaardelijke onvoorzichtigheid heeft plaats gehad. De tijdingen, die wij hadden, of liever Molenaar, welke ze ons mededeelde, waren ook vrij los en gaven mij dadelijk de vrees, dat hier wat wild en woest te werk gegaan is. Ik beschouw hetgeen Scholte deed, 't spreken in de kerk tegen de weigering des consul e nts in, als zeer laakbaar. Want waarom heeft hij'tgevraa, gd, indien het dezen niet vrij zou staan te weigeren: die verlof vraagt, erkent de bevoegdheid der weigering mijns inziens: zegt hij dit gedaan te hebben ojidat alle dingen ordenlijk geschieden, dan had hij volkomen uit 't zelfde motief moeten gehoorzamen, hoe vijandig, hoe kwaadaardig ook de weigering zij in het gedrag der tegenpartij: ik ben het dus volmaakt en ten volle met u eens en gij hadt in mij, indien ik bij de vergadering tegenwoordig geweest was een ijverige acclamator gevonden. Evenwel onderscheide ik zeer het gedrag van De Cock; hoezeer ik er ook wel wat verkeerd in vinde, is het dunkt mij bij dat van Scholte niet te vergelijken: hij heeft langmoedigheid ook betoond en is de persoon, wien men wederrechtelijk de mond sluitj doch Scholte zijn gedrag is volkomen dat van een scheurmaker. 't Smart mij in de ziel en ik vreeSj dat deze zaak niet alleen droevige gevolgen zal hebben voor zijn gemeente (en hoe onverandwoordelijk, daar toch bij hem het Woord zijn loop had), maar zelfs, dat zich deze scheuring met de Kohlbrüggianen vereenigen zal tot jammerlijke verwoesting van Ijroederliefde, van geloofsleven, en toch, de Heere leeft, mooglijk ja, ik hebbe er eene stille hope van, zal het (hoezeer ook ontijdig en wat de \yijze van doen belreftj ook zeer onvoegzaamj onder vele doodsbeenderen eene heilzame beroering geven. Z(ijne) M(ajesteit) zal woedend kwaad zijn, want ik weet u te zeggen, dat hij op het punt van Scheiding, in vuur geraakt.

De broeders alhier zijn alle van 't zelfde gevoelen. Ik spreek van onzen stand, maar helaas, va de gemeente, onder de geringeren, is-dezelfde zucht van afscheiding, zoo zelfs, dat zich velen volstrekt niet meer in de kerk vertonen, ook niet bij Molenaar, maar onder kerktijd, bij Nieuwenhuis of elders zich vereenigen!"

Alzoo schreef Capadose!

De trekken van 't beeld te teekenen van de verhouding der Haagsche vrienden tot de Afscheiding worden duidelijker. Ook voegt hij daar nog aan toe: (het gaat over het Muziekfeest. Capadose was daarover verontwaardigd. Hij is van voornemen, en heeft het uitgevoerd, erover te (schrijven). Van der Kemp staat aan zijn zijde. Was echter eerst zeer gematigd, maar den daarop volgenden Zondag kwam hij bij Capadose en „was toen zoo geweldig en vreeslijk opgewonden, dat hij hen zeide, volstrekt niet meer bij Secretan te willen gaan"; en nu verneemt Capadose, dat hij ©en brandbrief aan Secretan en Chauffepied en aan Noordink enz. geschreven heeft, waarin hij schrikkelijk uitvaart en zonder zich los te scheuren van de kerk (waar hij ook zeer tegen is) echter zooveel zegt als men behoudens dit zeggen kan."

Een muziekfeest in de kerk kan toch geen reden zijn zich af te scheuren! Het doet Capadose recht genoegen, dat Van Hogendorp en Gefken zoo volkomen met hem instemmen inzake Scheiding. Nog deelt hij mede, wat wij reeds weten uit Van Hogendorps correspondentie met De Cock, dat gene dezen geschreven heeft j, dat hij zijn daad niet kon beamen". Ook Secretan, met wien hij over de zaak van De Cock en Scholte in het breede .gesproken heeft is het volmaakt met hem eens. En weer verzekert hij aan Da Costa het met dezen ook volmaakt eens te zijn: „gij weet, hoezeer ik altoos tegen Scheiding geweest ben en nu meer dan ooit om de weinige eensgezindheid onder de kinderen Gods en echter dunkt mij zijner omstandisEheden in de zaak van De Cock van gewicht: daar staat een leeraar met zijn geheele kerkenraad en verreweg het grootste deel der gemeente tegenover den vijand. Dat heeft een aspect van legimiteit, die groot is, en zonder voor het oogenbük iets te willen doen, een enkele stap, waardoor ik mijn goedkeuring aan daden van geweld zou kunnen geven, zoo vinde ik hier^ dat vooral de wijsheid van een Gamaliel te pas komt. — Gij mijn dierbare broeder, zult, hoop ik in deze met mij samenstemmien, en gelijk u, zoo ik vernomen heb, u recht uit aan Scholte verklaard hebt tegen de Afscheiding, en gij hebt recht gedaan, naar mijn gevoelen, want ik zie ook evenals gij wellicht, veel vreemd vuur in gelieel dezen handel; evenwel geloof ik, dat het goed is, gematigd in onze afkeuring te zijn, omdat indien eens inderdaad alle thands erkende welgezinde en godzalige leeraars zich bij dezen voegden en dan het verfoeilijk juk der waarheid vertrappende Synode met waardigheid en stevigheid zouden neerleggen en zich constitueeren niet als eene afgescheidene gemeente, maar als de Hervormde Kerk (casu posito) Wat dan?

De Heere z^ het ons leeren, maar moet ook daarom niet Gamaliel ons ten voorbeeld zijn? "

Woorden van historische beteekenis!

Alzoo uit formeel oogpunt heeft Capadose bezwaar tegen de Afscheiding. In beginsel stelt hij zich niet tegen eene eventueele Scheiding. Straks zullen wij eenzelfde standpunt zien ingenomen èn door Van der Kemp, èn door baron C. P. van Zuylen van Nijevelt. En immers ook Groens „Maatregelen" verschillen hierin niet van de andere Haagsche mannen van het Réveü.

*

Het is de Hervormingsdag! De Cock heeft op dezen dag getuigd in de gerechtszaal te Appingedam. Het antwoord van de rechtbank op den eisch van den roomschen officier van justitie was: wij hebben eene wet^ en

naar die wet moet hij geoordeeld worden. De echo weerklonk eerst aan den dag van morgen, op Allerzielendag, in het Zuiden: en ook wij

scheiden ons af. Op dezen zelfden dag schrijft Capadose aan Da Costa: „Wat Scholte en De Cock betreft, wij zijn 't volmaakt eens; de later ontvangene berichten deel ik juist heden aan De Clercq medCj die ik reeds lang gewenscht had op eenen vroeger van hem ontvangen hartelijken brief te antwoorden. Gij zult ze wel spoedig van hem vernemen. Dit intusschen moet ik er u nog bij zeggen, dat ik copy gelezen heb van de missive aan de kerkelijke oollegiën ter verklaring hunner afscheiding en dat dit stuk (daar Scholte kennelijk de hand in gehad heeft) zeer _goed gesteld is, altijd uit hun oogpunt." Nog voegt Capadose omtrent Scholte aan het geschrevene toe: „ik geloof, dat hij weer ia bonis (sed eheu! quam mineme bonis!) is."

Dankbaar brengen wij in herinnering dat Capadose van oordeel is, dat de Acta van Afscheiding (dit stuk) zeer goed gesteld is.

Hier merken wij op, dat de veronderstelling, dat Scholte in djt stuk de hand heeft gehad, historich niet kan worden bewezen, integendeel, zeer sterk aanvechtbaar is.

Intusscheu heeft nu Scholte met den ganschen kerkeraad en bijna heel de gemeente zich afgescheiden. De Clercq schrijft aan Capadose, dat Da Costa hem wel in al de détails van de zaalk van Scholte zal hebben voorgelicht. Dit is niet het geval, doch intusschen hebben Arie Verkuijl en reeds vroeger Ravenszwaai hem het een en ander van dezen dierbaren broeder medegedeeld.

Terloops zij opgemerkt, dat terwijl Capadose kort na zijn komst in Den Haag aan Da Costa had geschreven dat Molenaar er in zijn preeken niet op was vooruitgegaan, hij nu in verband met diens vijf en twintig jarig ambtsjubileum schrijft: „Molenaar heeft zijn 25-jarigen dienst plechtig gevierd; doch het is jammer, dat die "goede man altijd even opgezwollen blijft; ik beken het, het ontsticht mij vreeslijk; hij heeft twee volle uuren van zichzelve gesproken en hoewel hij sterke dingen gezegd heeft, was er toch vreeslijk veel roemtaal in; 'tis waar, hij wordt zóó ijselijk in de wolken gesteld door zijne volgelingen, dat men al zeer hebt, wij kennen toch ons eigen hart, opzwelt: ik maakte hem ook eene fehcitatie-visite en vond in beide die uitnemende gemeubileerde kamers een uitgebreide cirkel van vrouwen, die hem zoodanig in de hoogte staken, dat het walgelijk was om aan te horen".

Ik prijs Capadose's oprechtheid. Ik heb hem lief om zijn woorden, betrekking hebbende op Scholte: deze „dierbare" broeder. Ik denk aan De Cock en Scholte!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's