GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIE-WETEN SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIE-WETEN SCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het Proces tegen Jezus van Nazareth".

IV.

Het Eerste Proces voor Pllatus.

IL De aanklacht der Joden. Luc. 23:2.

Wij komen nu aan het begin van de behandeling van Jezus' rechtszaak door Pilatus. De Joden komen nu met hun aanklacht voor den dag. Het is niet Johannes, maar Lucas, die ons dien inhoud meedeelt: „En zij begonnen Hem te beschuldigen, zeggende: "Wij hebben bevonden, dat deze het volk verkeert, en verbiedt den keizer schattingen te geven, zeggende, dat Hij zelf Christus, de Koning is". (Luc. 23:5).

Uit deze aanklacht blijkt al heel duidelijk, diat de Joden zich niet •willen begeven op het terrein der godsdienstige quaesties. Ze weten te goed, dat zij op deze wijze bij den stadhouder niets verder komen. Zij komen met een aanklacht op politiek gebied. En beweren dus: Jezus komt op tegen het wettig gezag der OveAeid, tegen de souvereiniteit van den keizer aller romeinsche onderdanen. Jezus heeft zich schuldig gemaakt aan majesteitsschennis. Hij is staatsgevaarlijk! En dat ligt niet alleen aan dezen mensch uit Nazareth. Maai- dat ligt aan zijn ambtelijke aanspraken. Hij noemt zich n.l. de Messias en dat sluit in zich dat deze koning is, die zich dus vanzelfsprekend stelt tegenover den keizer. En met deze aanklacht hebben de Joden niet alleen dézen Messias, maar iedereen, die zich als Messias opwerpt, ja! het Messiaansche ambt zelf staatsgevaarlijk beschouwd' als in strijd' met de verheven majesteit van het keizerlijk gezag.

Voorts omschrijven zij dan Jezus' wandaden nauwkeurig. Want Hij heeft den Messiaanschen opstand systematisch voorbereid met het doel zelf koning te worden en den keizer uit het land Israels te verdrijven.

Want Hij verkeert het volk, d'.i. Hij brengt het volk in onrust. Voorts belemmert Hij de mning der belastingen. Niet alleen dus, dat Jezus de menschen ontevreden maakt over de schattingen, maar ook, dat Hij aan de inning zelf in den weg staat.

Nu, deze aanklacht was ernstig genoeg. Vooral in een land, waar weigeren van de belasting het begin van oorlog is. (cf. K. S. „Christus in Zijn Lijden". II. 311/13.)

III. De aangeklaagde verhoord. Luc. 23 VS 3; Joh. 18:33—38.

De stadhouder gaat nu binnen het praetoriumgebouw en ondervraagt den Heiland. „Zijt gij de Koning der Joden? " Pilatus gaat dus terstond van de gedachte uit, dat de omschrijving der Joden van het Messiaansche ambt goed' is. Maar dat is een fout van hem. Hij heeft niets te maken met de exegese der Joden, maar alleen met de bedoelingen van den aangeklaagde zelf. En dat bedoelt de Heiland nu uit te spreken met Zijn antwoord: „Zegt gij dit van uzelven, of hebben het u anderen van Mij gezegd? "

Wanneer dan Pilatus antwoordt: „Ben ik oen Jood? Uw volk en de overpriesters hebben u aan mij overgeleverd; wat hebt gij gedaan? " dan staat de zaak eerst anders! Pilatus moet erkennen, dat hij als stadhouder nooit aanleiding heeft kunnen vinden om Jezus gevaarlijk te achten voor de rust. Indien de verklaring der Joden van het Messiaansche koningschap juist was geweest, dan zou Jezus toch allang gerapporteerd zijn geweest. En zoo raagt de stadhouder nu ambtshalve naar het gerag van Jezus en naar diens verklaring van ijn optreden.

En dan omschrijft Jezus allereerst negatief het oel van Zijn Messiaansch rijk. Het is toch geen ards ch rijk. Want dan was er wel gevochten ij Zijn gevangenneming! Nu, dat kon Pilatus

weten uit de rapporten van den bevel voerende) officier.

Positief gaat de Heiland dan het karakter vaj het Messiaansche Koningschap omschrijven op dj vraag van den stadhouder: „Maar een koning zijl ge dan toch? Al is het dan niet in den zin, dial de Joden er aan gaven". Zijn rijk is een rijk def waarheid. Het is een koningschap zonder poli| ti ek e tendenzen; maar zuiver en alleen met godsj dienstige bedoelingen. Alleen zij zijn dan oo| onderdanen, die uit de waarheid zijn. Pilatus we( dus meer dan genoeg! En met zijn cynische opj merking: „Wat is waarheid? " constateert hij jurist: „'tis dus toch een zaak van religie! Maal wat heb ik voor mijn rechterstoel daarmee nu tocl| te maken? Uw zaak hoort hier niet thuis."

En zoo heeft nu de Heiland van Zijn kant voor gezorgd, dat de stadhouder de quaestie go beoordeelen kan en heeft Hij de verkeerde schouwing der Sanhedristen weersproken. O daarüi heeft Hij den wil des Vaders gedaan Zich bereid verklaard tot den dood.

IV. Resultaat van het verhoor mee| gedeeld: Luc. 23:4; Joh. 18:38,

Pilatus komt nu weer uit het reöhthuis en ma aan de Joden het verloop van het verhoor kend. En hij constateert, dat hij in dezen men geen schuld vindt van het Hem door Zijn volk teii laste gelegde. Zoo komt het proces op een dooii punt. Tegenover het öfficiëele spreken der sche aanklagers: „Wij hebben bevonden" p nu Pilatus de öfficiëele verklaring: „Ik vind geeii| schuld in dezen mensch".

V. De aanklacht verscherpt. Luc. 23: ^ Maar de Sanhedristen hebben al heel vlug g? | merkt, dat hun zaak nog niet hopeloos is. hooren wel, dat Pilatus alleen maar zegt: , M vind geen schuld in Hem". Maar niet: „In He'll is geen schuld". M.a.w. zij moeten hun aanki

nu maar eens praeciseeren. Het kan dan zijn, dat er tocli nog schuld aanwijsbaar is. Nu, dan zullen zij den siadliouder wel eens goed inlichten. En zij verscherpen hun aanklacht, dat Jezus staatsgevaarlijk is. Allereerst verzwaren zij de beschuldiging van het „verkeeren des volks". Dat wordt nu: „beroeren of ophitsen des volks". Voorts spraken zij in het begin alleen maar over de politieke eenheid van Israël (ethnos); nu bebeweren zij, dat de religieuze volksgemeenschap (laos) in den ban van Jezus gekomen is. En eindelijk komen zij met de bewering, dat Jezus met Zijn actie begonnen is te Galilea en daarmee voortgegaan is tot hier in Jeruzalem toe. Dat is daarom een verscherping van hun aanklacht, omdat Galilea steeds haarden van opstand heeft gehad.

VI. Eerste deel dezer aanklacht onderzocht door Herodes. Luc. 3:6—12.

Pilalus grijpt de gelegenheid aan om zich van het proces af te maken, als hij hoort dat Jezus van Galilea is. En terstond laat hij het eerste deel van de verscherpte aanklacht onderzoeken door den man die voor de rust in Galilea verantwoordelijk is. Herodes. In alle opzichten is dat van voordejel, ook voor de goede verstandhouding met Herodes, die tot nu toe allesbehalve goed was. En zoo komt de Heiland voor Herodes.

Dat deze Herodes aanleiding heeft om als rechter dit deel der aanklacht te onderzoeken, blijkt uit de mededeeling van Mattheüs (22:16), hoe het juist de Herodianen waren, die Jezus de strikvraag stelden van de schattingbetaling aan den keizer. lierodes had er dus belang bij gehad om dezen Nazarener kwijt te raken. Vandaar ook zijn poging om Jezus bang te maken. (Luc. 13:31—33).

Herodes vindt ook niets in Jezus, dat Hem des doods schuldig maakt. Alleen maar, hij hoont den Heiland in Zijn koniugslieerlijkheid. Want hij heeft er wel van gehoord, hoe men juist in zijn gebied getracht heeft, Jezus koning te maken en dus tot leider van den messiaanschen opstand. (Joli. 6:15). Hij dient dus dezen Jezus van Nazareth een lichte berisping toe; met zijn schamperen spot te kennen gevende: „Koning had hij kunnen worden; als koning zal ik hem honen. Openlijk heeft hij gefaald, openlijk moet iiij nu gegisipt".

VIL Tweede deel dezer aanklacht door Pilatus onderzocht: Luc. 23:13—15.

Pilalus heeft nu nog alleen maar te onderzoeken de beschuldiging in hoeverre Jezus zich schuldig gemaakt had aan rebellie in Judea en Jeruzalem. Nu, dan is er inderdaad te wijzen op de Konink^ lijke intocht van Jezus op Palmzondag! (Luc. 19 VS 29—38). En de farizeén hebben Hem nog gewaarschuwd om niet te hooge verwachtingen hij de discipelen en het volk wakker te roepen. (Luc. 19:39). Maar de Nazarener had, niets willen doen om de spanning te verminderen. (Luc. 19:40).

Inderdaad. Jezus had niet alles gedaan om de huldiging des volks als Messiaansche koning te voorkomen. En Hij had niet voldaan aan het verlangen der farizeën om deze huld^ng tegen te gaan. En zoo kon Pilatus feiten constateeren, die op zijn minst genomen bedenkelijk zijn!

VIII. Het vonnis aan het eind© van het eerste proces. Luc. 23:16.

En zoo komt de stadhouder er toe om de aanklacht der Joden af te wijzen. Deze begeerden den idood van Jezus op grond van Zijn optreden. Maar, zegt nu Pilatus, daartoe is geen reden. Hij heeft niets gedaan, dat des doods waardig is. M.a.w. alleen aan een licht vergrijp staat de Nazarener schuldig! Hij heeft idet alle moeilijkheden willen voorkomen. En daarom zal ik Hem kastijden en vervolgens loslaten. Ziehier dan het vonnis. Wij willen ons onthouden van beoordeeling van de gegrondheid van dit vonnis.

IX. Het B arabbas-intermezz o. Voor echter dit vonnis van den stadhoudel'wordt • voltrokken, grijpen er hoogst merkwaardige gebeurtenissen plaats. Wij •willen hier een afzonder-lijk artikel aan wijden. Het is de quaestie van B; arabbas of Jezus.

» X. Het vonnis voltrokken: Joh. 19:1—3. Na deze gebeurtenissen laat Pilatus zijn geveldeïl vonnis uitvoeren. Hij laat den Heiland^eeselen. 5^1 En vindt het goed, dat de soldaten dat op alles-»

XI. Voltrekking van het vonnis^geconstateerd: Joh. 19:4, 5.

Het droeve schouwspel van den met doornen gekroonden Jezus staat aan het einde van dit eerste proces. Het kan ons nu niet te doen zijuj'. om de ellende van deia Heiland te peilen. Wij con-; stateeren alleen maar, dat Pilatus tot de Joden.'^ zegt: „Ziet, ik breng hem tot ulieden uit, opdat , ; | gij wetet, dat ik geen schuld in hem vinde".

Nogmaals stelt dus de rechter vast, dat Jcïus tiiet des doods scliuldig is en dat hij alleen maar een vonnis heeft laten voltrekken, dat bij de omstandigheden past. En met de woorden: „Zie! de mensch!" constateert de jurist alleen maar de , : voltrekking van zijn gevelde vonnis.

Zoo is dan het eerste piroces voor Pilatus ten einde. Het is openlijk vastgesteld, dat Jezus niet schuldig is aan rebellie, aan majesteitsschennis van den keizer. De Joden hebben dit proces verloren. En Jezus heeft het gewonnen. Maar het is voor den Heiland een verheugen met beving! Hij weet nu, dat Hij alleen den dood kan ingaan op de aanklacht van godslastering! Nu, Hij zal Zijn woord gestand doen. Hij zal die uitspraak: „Ik ben de Zoon van den levenden God" met Zijn bloed verzegelen ; den Vader tot eere, Zijn kerk tot zaligheid.

D; . K. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1937

De Reformatie | 10 Pagina's

POPULAIE-WETEN SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1937

De Reformatie | 10 Pagina's