GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Helpen.

Daar is wel niemand of hij wordt in het leven menigmaal geroepen zijn naaste hulp te verleenen, hetzij- van stoffelijken, hetzij van geestelijken aard. Sommigen zien zich daar öf ambtshaive, óf door den weg van christelijk hulpbetoon in eenigerlea vorm, welken zij hebben ingeslagen, dagelijks voor geplaatst. De één beoefent dezen tak van christelijk leven met succes, hij schijnt als het ware geboren om jaarverslagen te schrijven en wekt wel eens den indruk van ©en Barinlhartigien Samaritaan met een touringcar. Met een flair dat nooit faalt, vangt hij de verloren schapen per dozijn! Maar daar staan anderen bij te kijken met een w^rang, cynisch lachje, zij hebben veel werkzaanthedien gehad met het spreekwoord, dat ondank 's werelds loon is en hebben voor het minst het woord resultaat in het vocabulair van het Jenseits gesahre'veiii. Helpiers van het eerste genre palcken hun „gevallen" bij de haren alsof het een prooi was, helpers van de tweede opvatting steken den ongelukldge een slap handje toe len zeggen mat: Stel je er niet teveel van voor! Eindelijk is er nog een derde richting, die de wetenschap van bet helpen bestudeert en methoden vaststelt magna cum lande.

Ik wil enkele eenvoudige woorden zeggen over helpen.

Plelpcn is het allermoeilijkste w'at er in de wei-eld is. Als ik dat niet vóór alle dingen begrijp, deug ik niet voor helper. Er is veel schadelijke, krenkende, ja, zondige hulp!

Helpen is niet boven iemand gaan staan niiet, een soepele balein in zijn achtbaren rug. „Kij'fcr, eens, ik buk mij naar u!" Dit edele-mamien-genrie vormt het ondragelijkste soort wezens, dat er op Gods lieve aarde rondloopt. Dickens heeft ze ^egeeseld in de figuur van Honigdonder met zijh lambtslievigheid en officiëele barmhartighedd. Maar nu kan ik in een andere fout vallen, die veel sympathieker schijnt, maar met dat al een kapitale vergissing is. Helpen is niet in ie m a n d s plaats gaan staan. Dat wordt wel vaak z: oo gezegdi, dat lijkt wel mooi. Ik zal jouw' schuld wel op mij nemen! Endösseer jouw zedelijke verplichtingen maar aan mij! Ik zal wel voor jou gelooven en voor jou bidden. Ik zal wel voor jou maatschappelijk zijn!

Maar, mijn lieve Vriend Helper, vertel mij eens waar haalt gij toch die zedelijke en geestelijke meerwaarde vandaan om al die verpliditingein voor een ander over te nemen? Er is er maar Eén, Die in onze plaats kon staan! Christus! Hij kon daarbij in onze plaats staan zondeir ons zedelijk en geestelijk te verniedgen. Hij droeg het kruis toi onze plaats, maar zóó, dat Hij ons nu een kruis te dragen kan geven. Hij ging voor ons in den dood, maar zóó, dat Hij ons nu, als het moet, den martelaarsdood kan doen sterven voor Hem. Hij heeft ons nooit geholpen ten koste van onze persoonlijkheid, van ons zedelijk en geestelijk leven, maar Hij werd ons een levendmakende Geest!

Ons helpen is nooit in iemands plaats gaian staan, maar het moet zijh naast iemaind gaan staan. Het houdt in, dat wij duidelijk zeggen: Jij en ik hebben hiui eigen zaalc met God'. Ook hun eigen zaak met de maatschappij, jij en ik hebben elk onzen eigen eerlijkheidspilïcht, gehoorzaamheidsplicht, zedelijkheidsplicht enz. Die plichten kumien wij niet voor elkaar overnemen. Een ieigelijk zal zijn eigen pak dragen! Maar als je het benauwd hebt, mag je mij wat uitzeggpn van je bezwaren en ik kan je wat van mijn moeite vertellen en van de overwinning, die God mij geeft, In zooverre kunnen wij elkanders lasten dragen. Wij kunnen niet weenen vooir de weenenden, zulke arrogante tranen zijn God niet aangenaam, maar wij kunnen wel weenen m et de weenenden. En dat weinige is veel! Want de man, die zegt: „ik heb al voor je gehuild", is mif een moeilijke vertrooster. Maar hij die spontaan een paar heete oogen krijgt, zooals de volksmond zegt, verlicht mijn smart. De helper, die zegt: „zóó zeer doet bet (want ik heb het ook gehad) en zóó lang duurt het (zie de ziektegeschiedenis van nüjn neef), maar dat is nog érger" (de kwaal van mijn tante), is een plaag voor een bedroefd en gekweld mensch'. Alleen hij kan helpen, die inziet dat hij maar een heel klein beetje helpen kan. Die nooit een pet met gouden band opzet: Helper! Ja, die dat inzicht van maar een klein beetje te kunnen helpen, ook vastberaden verdedigt tegen hen die geholpen moieteii worden. Men moet wel eens uit de sympathie van de menschen vluchten om waarlijk wat voior hen te kunnen zijn.

Helpen is niet zoo'n heerlijk werk als de menschen soms dtenken.

Het knauwt ons, 't vermoeit ons soims doodelijk! Maar het is een gelóófswörk, uit gehoorzaaimheid gedaan en in gehoorzaamheid verricht. En in gehoorzaamheid wordt dan soms ervarien: dat de kraeht des Heeren daar is om te genezen!

N. B.

Ook in Engeland heeft de kwestie de aandacht. De flatteerende terminologie, die van geboorte-c o n t r o 1 e spreekt, als er op geboorte-verhindering aangestuurd wordt, heeft ook daar haar invloed ten kwade geoefend. De „Daily Telegraph" heeft in de laatste weken een lange reeks van ingezonden stukken te verwerken gekregen, die alle zich met het thema bezighouden. Opvallend is daarbij de vrijmoedigheid, waarmee door mannen en vrouwen het pro en contra bepleit wordt. Allerlei motieven worden aangegeven, onderscheiden „gezichtspunten" „geopend". Hoeveel kamers het huis heeft? Of er waterleiding is? Hoe groot het inkomen is? Hoeveel tijd de vrouw des huizes overhoudt voor kerk, vrouwenbond en unie van moeders, of ook voor het zangkoor? Hoeveel geld er nog overblijft, als eerst de noodige auto is aangeschaft en onderhoudbaar gebleken? Of men in een flat woont, ja dan neen? Of niet de oorlogen zullen ophouden, als de menschen van middelbaren leeftijd weigeren, het er voor noodige menschenmateriaal in het leven te roepen? Of de staat wil bijspringen, ja dan neen? Of er dienstpersoneel genoeg beschikbaar is? Of de gezondheid der moeder geen schade lijdt na de geboorte? Of de dokters wel even secuur hun aandacht geven aan die post-natale gezondheid, als zij het doen aan de ante-natale? En of in verband daarmee de staat de geneesheeren wel voldoende examineert en controleert? Of de „physical fitness" der vrouw wel verzekerd is onder dergelijke om wraak roepende toestanden op medisch gebied?

Al deze en dergelijke vraagpunten krijgen een beurt in — let wel — slechts twee nummers van „The Daily Telegraph". En dan te bedenken, dat er natuurlijk veel nieer niét dan wèl in de krant komt van alles, wat op dit gebied de hoofden bezig houdt. Om nu maar te zwijgen van het motief, dat een roomsch passieprediker in zijn radiotoespraak in de lijdensweken 1937 moet hebben aangesneden, waar iemand me dezer dagen verzekerde, uit 's mans mond gehoord te hebben: „en dan is daar ook nog die vervloekte slanke lijn..." Behalve den roomschen oratorischen stijl herkent men ook de bekendheid met de „psychologie der moderne dame" in deze letterlijk aangehaalde woorden. Temidden van al die uitlatingen der „belanghebbenden" zelf (typisch, dat 't vooral vrouwen zijn, en dat zij zich boven anderen als zoodanig aandienen), staan dan echter in de „Daily Telegraph" eenige professorale vertoogen, die komen aantoonen, dat we allen „belanghebbenden" zijn, dat Engeland sterven gaat, dat zijn cultuur verdwijnen gaat, en dat we in dit alles niet met een toekomstprobleem, doch met een directe vraag van het levende heden te doen hebben. Het is Prof. A. M. Carr—Saunders, die in een polemiek met Dr Enid Charles eens wil berekenen, hoe het loopen zal met de toekomst van Engeland.

In deze artikelen wordt o.m. aangewezen, hoe men niet moet rekenen. Een recente berekening had volgende cijfers gegeven: indien immigratie en emigratie verloopen gelijk tot nu toe, en indien de percentages der geboortefrequentie plus de sterftecijfers blijven zooals ze thans zijn, dan zal de bevolking van Engeland en Wales, die thans ongeveer 41 millioen bedraagt, in het jaar 1970 tot ongeveer 37, in 2000 tot ongeveer 28, in 2035 tot ongeveer 20 millioen gedaald zijn. D.w.z. de helft minder binnen één eeuw. Van dezelfde hand was evenwel nog een tweede cijferreeks gegeven. Indien de immigratiefactor wordt uitgeschakeld, en indien het sterftecijfer tot aan 1965, en het geboortecijfer tot aan 1985 zich zullen blijven bewegen in dalende lijn, zóó als ze in den laatsten tijd dit deden, dan zal de bevolking in 1970 ongeveer 34, in 2000 ongeveer 18 en in 2035 ongeveer 4 a 5 millioen bedragen! Dat ziet er dus al weer heel anders uit.

Nu meent Prof. Carr—Saunders, dat zoowel de tweede als de eerste berekening te simplistisch is, en verscheiden factoren, die in de konkrete werkelijkheid optreden zullen, verwaarloost. Maar dit oordeel wil allerminst dienen, om het sombere beeld wat op te vroolijken. Integendeel. Brengt men de factoren, die volgens Schr. móeten meetellen, alle in rekening, dan blijkt het jaar 1970 een jaar van acute, sterke, onherroepelijke daling te zullen worden. We zullen in de finesses van deze berekening het betoog niet volgen. We stippen slechts de volgende bijzonderheden daaruit aan:

lo. de medische wetenschap gaat nog steeds vooruit; men denke evenwel niet, dat daardoor de kleinere gezinnen voldoende zullen zijn, omdat (in tegenstelling met vroeger) ook blijft leven al wat geboren wordt, De kans op verlenging van het leven in tegenstelling met vroeger, is niet over vele leeftijden precies even groot; onder de 50 jaar is die kans bij den huldigen stand der medische wetenschap geringer dan men vaak aanneemt. Het meeste profijt van betere gezondheidsbescherming wordt genoten door degenen, die boven de 50 jaar, d.w.z. over de grens van het kinderen krijgen heen gekomen zijn;

2o. de minder goed gesitueerden, die tot nu toe het grootste getal kinderen hadden, gaan ook al meer en meer hun gezin beperken;

3o. de bevolking zal door deze en andere oorzaken tegen 1970 tot beneden de 37 millioen gedaald zijn; 4o. zelfs al zouden de menschen weer tot andera inzichten komen, dan zou gelijk steeds ook deze omkeer toch langzaam gaan; geen reden is er dan om te vei-wachten, dat vóór 1970 het beeld zich sterk wijzigen zal; en daarna zal de daling scherp en drastisch zijn.

Prof. Carr—Saunders werd na de hier bedoelde publicatie bestreden door Lord Raglan. Deze merkte enkele dagen later in de „Daily Telegraph" op, dat het toch heusch zoo erg niet was, indien over een eeuw de bevolking van Engeland tot 5 millioen gedaald zou zijn. In den tijd van Koningin Elisabeth waren er ook maar 5 millioen. En is de periode van toen niet een tijd om trotsch op te wezen? Heeft het toenmalige Engeland niet een eigen cultuur geschapen? Waarom zou dat niet weer kunnen?

Prof. Carr—Saunders heeft hierop geantwoord, dat het een heel verschil maakt, of er 5000.000 zijn in de stijgende, dan wel in de dalende lijn. Op 'toogenblik zijn er op elke 100 menschen ongeveer 24 onder de 15, 64 tusschen de 15 en 60, 12 hoven de 60 jaar. Daalt de bevolking in een eeuw tot 5 millioen, dan zullen er op de 100 menschen 3 onder de 15, 40 tusschen de 15 en 60, en 57 over de 60 jaar zijn. „A state of things in which, out of every 33 people taken at random, 19 are over 60, 13 are between 15 and 60, and only one under 15, is certainly a threat to any civilisation." Een vijl millioen, aldus samengesteld, zou niet de kracht kunnen ontplooien, die in den tijd van Elisabeth groote dingen tot stand gebracht heeft. In haar tijd waren de 5 millioen anders saamgesteld.

De opmerking van Lord Raglan lijkt me nog al onnoozel, als ik het zeggen mag: men denke slechts aan de totaal andere productiewijze, en cultuur-mogelijkheden. Maar dat heeft met ons artikel niets meer te maken. We wilden eens even doen zien, hoe opschrikkend cijfers kunnen zijn. We gaan straks Dr Kuyper herdenken. Die schreef eens een mooi hoofdstuk over het Calvinisme in de geschiedenis. Als dat er niet geweest was, zou de geschiedenis van Europa en Amerika anders geloopen zijn...

Welnu, ik weet niet, en ik wil het ook niet weten, maar God weet het, hoeveel Calvinisten over enkele weken ook over het Calvinisme in de geschiedenis zullen roemen, terwijl zij, ja, ook zij hun invloed op de geschiedenis van Nederland (verder zien we maar niet meer), gaan inboeten — in hun binnenste binnenkamer. Over een eeuw zal de bevolking van Nederland wel niet tot een achtste van het tegenwoordige getal geslonken zijn. Dat het nog geen achtste zal zijn, indien (wat ik niet beoordeelen kan), het in Engeland wel een achtste zou geworden zijn, dat is de invloed, die het Calvinisme thans „nog" heeft. Nóg. Maar indien die Calvinisten nu maar heel gewoon gehoorzaam bleven en temidden van een onrustig volk hun eigen rust bewaarden, en het doopvont mooi vonden, niet na, doch vóór hun geboortegeschiedenissen, dan zou hun invloed in Nederland over een eeuw stellig veel grooter zijn dan hij nu metterdaad wezen zal.

„To have civilisation, we must have population", zegt Prof. Carr—Saunders. In Psalm 8 is het veel beter gezegd, en is iets anders gezegd. Maar wie „mediteert" in een dagboek over het motief van Psalm 8: zuigelingen tegen den dag van den Antichrist? Ach, we hooren ook allemaal t r o o s t-redenen. De krijgsmuziek is voor jubilea en toogdagen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1937

De Reformatie | 12 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1937

De Reformatie | 12 Pagina's