GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe de Heiland bekeering predllcte.

In de trits der gelijkenissen uit Lukas 15 wordei) wij overweldigd door de teederheid van den Heil land. Jezus spreekt bij deze gelegenheid vooïslechte menschen, voor tollenaars en zondaren, pu-1 blieke schenders van de Wet Gods. Hij spreekt tof hen over de bekeering, dat onderwerp dat aan all^ zijden zoo moeilijk is, theologisch en zielkundig! Sommige evangeliepredikers zeggen: ik kan voor* zoo'n gehoor niet prediken! Dat zijn de slechtsten niet! Toch zullen zij het van den Heiland moeten leeren, moeten kunnen! Als ik het evanrl gelie niet voor zondaars kan prediken — dan kan| ik het in het geheel niet prediken, dan is mijna theologie een vergissing! Anderen kunnen het wel* — ach, kónden zij het maar niet! Wat een geweld doen zij aan de waarheid, wat een geweld aan de zielen! Hoe anders predikte de Zaligmaker.

Leiten wij op Zijn opvallende teederheid, Zijn bijna angstige kieschheid. Er is een herder, die een schaap verliest. Er is een vrouw, die een penning kwijtraakt uit haar halssnoer. Wij zouden zóó begonnen zijn: er was eens een schaap, dat dom was, ondankbaar en eigenwijs... Maar de Heiland stelt het bijna zoo voor alsof de herder de schuld heeft en alsof de vrouw achteloos is geweest. Wij willen hier heel ernstig redeneeren over schuldbesef, weet van zonde, die een mensch bijgebracht moeten worden. De Heiland doet anders; Hij neemt onze schuld voor Zijn rekening. Ocli, ik geloof dat onze dierbare Zaligmaker in den hemel vaak glimlacht, als wij voor den zooveelsten keer in onze diensten de catechismusaf deeling lezen: waaruit kent gij uw ellende? Hij heeft onze schuld gekend... en gedragen.

De weg, waarop het schaap afdwaalde van den herder, de wijze, waarop de penning losraakte uit het snoer en wegrolde in een spleet van den vloer — wij zouden die uitvoerig willen teekenen. Jezus doet dit niet. Wel wordt ons uitvoerig geteekend de wég van den herder naar het schaap, het bukken van de vrouw naar de penning. Maar, als het gevonden schaap rust op de schouders van den herder en de penning glanst om den hals van de vrouw — dan is het eensklaps of het alles actie van dat schaap is geweest en of dat zilveren ding daar op den vloer de vrouw gezocht had: er- is blijdschap in den hemel over een zondaar die zich bekeert. Ze hebben er niets aan gedaan, dat schaap was nog niet eens troosteloos, zooals het versje zegt, dat zilverstuk lag ongevoelig in het stof, U hebt alles gedaan en zij niets! Maar de Heiland zegt: hun vrucht is uit Mij gevonden! Als hel schaap maar bij den herder is, als de penning glanst om den hals van de vrouw, als de verloren zoon thuis is — Öan is alles goed. Ik heb het schaap, zegt de herder. Ik heb de penning, zegt de vrouw. Dan juichen de engelen

Bij de gelijkenis van den Verloren Zoon schijnt het iets anders te staan. Toch valt hier dezelfde teederheid en uiterste kieschheid op. Wij zouden willen waarschuwen: Pak die zondaars maar goed aan, Heere! Gewoonlijk knikken die zondaars daarbij, ze hebben graag op hun ziel, ze loopen er de samenkomsten voor af! Maar Jezus spreekt anders. Hij vertelt niet van een jongen, die steelt, nog niet eens van een jongen die eischt, maar van een zoon, die vraagt om wat hem toekomt, om zijn moederlijk erfdeel. De weg van dien verlorene wordt sober geteekend, hij leeft royaal, meer niet. Tot inkeer gekomen, constateert hij dat hij niet meer voor zoon in aanmerking komt. Maar de overvloeiende genade maakt hem heerlijk inconsequent! Want wat zegt hij? 'Ik zal opstaan en tot m ij n vader gaan en ik zal zeggen: Vader! Let wel, hoe hij hier voor de tweede maal struikelt in zijn biecht, hij had moeten vragen: Mijnheer, ik kom bij u soUiciteeren naar een huurling-vacature. Maar hij zegt wat anders, hij zegt: Vader! Dat wil zeggen, zijn vader heeft zijn denken en zijn hart reeds geheel in bezit genomen als hij nog is in het verre land. Gelukkig, hij zegt niet: Vader, u krijgt een bekeerden zoon over den vloer. Hij weet er niets van dat hij bekeerd is, hij weet één ding: dat hij een vader heeft. Die vader heeft hem de woorden van zijn biecht van de lippen gekust, nooit heeft hij zijn overdachte biecht volledig uitgesproken. Want die vader zegt: Mijn zoon. Zoo heeft de Heiland de bekeering gepredikt.

Ach, dierbaar evangelie! ik heb u op mijn reize door het leven zoo dikwijls verloren. Tranen schieten in mijn oogen als ik bedenk hoe slecht ik deze goddelijke teederheid heb weergegeven in mijn toespraken en doorgegeven aan de menschen. Wij hebben allen oudste-zoon-allures en huurlingzielen, meer dan wij welen.

Broeder, die als ik moogt getuigen van Gods evangelie, laat ons bij die tollenaars en zondaars gaan zitten, als de Heiland hen spreekt over de

bekeering.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's