Een tweede ding
Een tweede ding, dat in datzelfde artikel van Prof. Kuyper wordt aangesneden, is de „Cineac", oen inrichting, die in de groote plaatsen van ons land wordt gevonden en waarin men in de gelegenheid wordt gesteld het wereldgebeuren van den d'ag zich te zien afspelen op de film.
Is er bezwaar tegen, zulk een „Cineac'' te bezoeken ?
Ik stem onmiddellijk toe, dat tegen het zien van zulk een film op zichzelf allerminst bezwaar kan worden gemaakt.
Waarom zou het wel geoorloofd zijn een gewone foto te zien van één of ander gebeuren en nietgooorloofd te kijken naar een film-foto?
Ik zal daarom niet veroordeelen broeders en zusters, die een enkele maal of geregeld zulke ijirichtingen bezoeken. En toch, toch zeg ik: „wees voorzichtig".
Neen, ik ben geen voorstander van de moraal van het „stop-teeken", waarbij men een grens trekt, waar men aan toe mag komen, maar die niet mag worden overschreden.
Op die wijze krijgt men nooit een zuivere levenshouding, blijft men in de knechtsgestalte.
Wij moeten positief, van uit den eisch des Heeren, onze liouding zoeken te bepalen.
Met betrekking tot de „Cineac" bedoel ik dat aldus. Zal het goed zijn, dan moeten wij het wereldgebeuren zien als het werken Gods in de wereld, waardoor Hij Zijn Raad uitvoert, Zijn Koninkrijk doet komen.
Ongetwijfeld kan een film van dat wereldgebeuren ons daarbij helpen; dpor het zien daarnaar worden de dingen dichter tot ons gebracht, worden ze meer reëel voor ons.
Maar wat is nu weer het gevaar? Dit, dat in de „Cineac" deze dingen voor ons een entourage krijgen, waardoor de emst^ waarmee wij als Gods volk met Gods doen bezig moeten zijn, gebroken wordt.
De „Cineac" wil natuurlijk menschen trekken; en om op den duur menschen te trekken zal men aan de s])ijze, die daar geboden wordt wel een sausje moeten toevoegen van filmpjes vóór en na het hoofdgerecht, die, al zijn ze niet bepaald verkeerd te noemen, niet geschikt zijn om onze ziel Ie zetten in die houding, waarin het ons betaamt met Gods doen in de wereld ons bezig te houden.
\raagt men mij: „kunt gij nu wijzen op dingen m die „Cineac", die in zichzelf verkeerd zijn? " Dan zou ik misschien moeten zeggen: „neen".
Maar daarmee zijn we er niet.
Ik, van mijn kant, vraag u: „als gij uit de «Cineac" komt, kunt gij dan zeggen, dat gij opgevoed zijt tot een Godzalige beschouwing, tot een Godzalig bezig zijn met Gods daden in de wereld?
Helpt u de „Cineac" tot het vinden van een levenshouding als een kind van God in deze ernstige tijden betaamt?
Of is het veeleer zoo, dat gij u daardoor van de rechte baan ziet afgestooten? "
De „Cineac" bedoelt voor mijn besef veel te veel bet wereldgebeuren te-maken tot een soort voor werp van publieke vermakelijldieidi, dan dat ©en mensch, die uit het geloof wenscht te leven, hier de rechte hulp voor zijn vorming zou kunnen vinden.
Dat het prettig is, naar de „Cineac" te gaan, ik neem dat dadelijk aan, maar of het inderdaad goed is, positief goed, üi den zin, waarin ik dat boven omschreef, dat betvyijfel ik zeer.
En die twijfel zal sterker worden naarmate men aan de hoofdmoot van hot daar vertoonde meer gaat toevoegen, dat geen ander karakter draagt, dan een gewone bioscoop-vertooning.
Deze beschouwing heeft met doopersche mijding niets te maken, maar komt juist op uit de begeerte om onze roeping met betrekking tot de wereld goed, naai" den eisch des Verbonds, te
vervullen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1939
De Reformatie | 8 Pagina's