UIT DE SCHRIFT
Maar nu, Christus is opgewekt uit de dooden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. 1 Korinthe 15:20.
Christus, de Eersteling dergenen, die ontslapen zijn.
Daar is een dwaling bij sommige geloovigen in Korinthe, n.l. dat zij loochenen de 1 i c h a m e 1 ij k e opstanding.
En daar is de eere van den Verrezen Zaligmalcer mee gemoeid! Die afwijking in de leer beteekent ten diepste een beleediging voor den triomfeerenden Paaschvorst, en een verarming voor Zijn volk, met Hem in den hemel gezel!
Beste broeders — zoo betoogt Paulus — gij' acht terecht de opwekking van uw Heiland het fundament van uw geloof — maar nu staat ge bij' uw lieve afgestorvenen, en nu zegt ge: „uit is het.., dit is het laatste — de ziel vaart wél op tot Cliristus, haar HóofdJ' maar het vleesch keert weer tot stof, en daar is geen hoop voor!" broeders, hoe komt ge daar bij? indien er geen opstanding der dooden is, zoo is Christus ook niet opgewekt! En dat gaal Paulus nu in een kleurig en krachtig betoog uiteenzetten.
De Apostel gebruikt hier voortdurend den ambtsnaam van den Zaligmaker, omdat hij' wil aantoonen, dal er een onverbrekelijke eenheid is tusschen hel Hoofd en het lichaam — tusschen Jezus en Zijn volk.
O, hoe geestdriftig en welsprekend wordt Paulus: de opwekking van Christus is immers de zenu'W van het Christendom!
Want Christus is om óns verordineerd tot Middelaar — om óns afgedaald in smaad en vloek — om óns gegaan den weg van kruis en dood... maar ook: om óns is Hij verrezen uit het graf — om óns is Hij met eer en heerlijkheid gekroond — om óns leeft Hij, altoos voor ons biddend — om óns is Hjj in den hemel, om daar te bewijzen, dat er aan het volk, waarvoor Hij' Zich in den dood gegeven heeft, geen sprankje van ongerechtigheid, geen pluisje van vloek meer is te ontdekken... en als er zoo'n onlosmakelij'ke eenheid tusschen het Hoofd en het lichaam is, welnu, dan is het absurd, wèl te gelooven: Christus is verrezen — niet te aanvaarden: ook óns hchaam zal uit het stof opstaan!
Broeders - — zoo wil Padlus zeggen — is uw veronderstelling, dat er geen Uchamelijke opstanding is, juist... nu, dan is onze prediking ijjdel, want dart hebben we tegen God in getuigd, dat Hij' den Christus heeft opgewekt.
Waarom durven wij' Jezus den Gekruisigde als Zaligmaker te prediken? Omdat wij een levenden Heiland hebben — en als gij' nu volhoudt, dat er geen wederopstanding des vleesches is, dan is uw geloof ij'del, ja, het is vergeefsch — htet baat u niets — het brengt u geen gewin, want als Christus niet is opgewekt, dan zijl ge nog in uw zonden! Hoe weet ge, dat Hij uw zonden in Zijn vleescli heeft gehecht, aan dat barre kruis? Alleen, doordat Christus is opgewekt!
Welnu, als dat niet zoo is (en dat is niet zoo, wanneer gij' loochent de lichamelijke opstanding) — dan zijl ge nóg in uw zonden, want dan ligt Christus nog in uw graf, en over dat graf beeft nog de vloek Gods. Dan is beschuldiging op ber schuldiging legen in te brengen. WHe is het, die verdoemt? G o d is het dan. Die u verdoemen moet... ach, dan zijn verloren degenen, die in Christus ontslapen zijn. Indien er geen wederopstanding des vleesches is — wat dan? Dan zijh we de ellendigsten van alle menschen!
Maar nu !
Welk een volle, heldere, jubelende orgeltoon!
Wat ellendigsten van alle menschen! we zijn de rijksten, de gelukkigsten — neen, de eenig-rijken, alléén de gelukkigen.
Wat nu? nu Cliristus de Paasdhvorst is? nu Hij is opgewekt uit de dooden?
Hij is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn.
Al 'de Zijnen volgen Hem, noodzakelijk.
Ze wolfden met Hem begraven in Zij'n dood — ze staan met Hem op in Zijn opstanding!
Christus de Paaschvorst — dat wil zeggen: Hij' heeft u, o vOlk van God, gekoicht naar lichaam en ziel.
Daar kan de dood geen inbreuk meer op maken — niets kan u scheiden van de liefde Gods, in Jezus Christus, onzen Heere!
D e e e u w i g e d o od niet — want deze Christus heeft in Zijn bloedzwaren lijdensgang, in Zijn benauwde hellevaart, den vollen vloek opgeteerd! En Hij is opgestaan — God is het. Die rechtvaardig maakt — wie zal beschuldiging inbrengen tegen Zijn uitverkorenen? '
De geestelijke diood niet — want deze Christus heeft u met Zijn bloed zóó gekocht, dat Hij' u den levendmakenden Geest heeft verworven — die Geest strij'dt tegen uw vleesich, uw ouden, mensch, en heiligt u, en leidt u tot de overwinnii^ — en eenmaal, eindelijk, zult gé onbevlekt gesteld worden onder de gemeente der uitverkorenen!
De lichamelijke dood niet — want Christus, uw Verlosser en Levensvorst, is de Eersteling dergenen, die ontslapen zijn... schrijft het maar op uw rouwkaarten, zoodat ze, ondanks hun zwarten rand, tocli feestberichten zijki — beitelt het maar op uw grafzerken, zoodat ze, door de sprake der vergankelijkheid heen, toch predikers zijn van de onverderfelijkheid: in Jezus ontslapen!
dat is: met Christus opgestaan, in Hem ten hemel in gezet — o, volk van God, belijd het, met juichende slem, over de snikken van uw hartsveïid'riel heen, in sterfhuis en op doodenakker, over de geopende en de gesloten groeve der vertering heen: „ik geloof... de wederopstanding des vleesches, en een eeuwig leven !"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939
De Reformatie | 8 Pagina's