GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het koninkrijk Gods en de koninkrijken der aarde.” (Art. 36.)

VIII. (Slot.)

Practische richtlijnen.

We moeten nu tot een afsluiting komen. Uit de Schrift kwamen we tOit de conclusie, dat het aardsche koninkrijk ©en positieve facto'r is in de koimst van het Koninkrijk Gods. Dat Konüikrijk Gods is het herstel van de heerscliappij Gods over "en de orde Gods in den kosmos, door Christus. De taak der overheid is daarbij de rechtsoride in haar gebied te handhaven. Zij kan dit doen, door voor die handhaving van de orde zich te onderwerpen aan Gods Woord, 't Kan echter ook gebeuren, dat zij haar taak vervult, zonder zich daarbij opzettelijk aan de Schrift te onderwerpen. In 'teerste geval vervult zij haar taak en gaat daai-bij rechts; in het tweede geval vervult zij oiok haar taak, maar gaat daarbij links. Onderwerpt zij zich opzettelijk aan de Schrift, dan zal dat haar gezag versterken.

Want het eerste en eigenlijke van de taak der overheid, die een positieve factor is in de komst van het Koninkrijk Gods, is dat ze de rechtsorde handhave. Ten opzichte daarvan is de eisch dat zij dat doen zal volgens bet Woord Gods secundair.

Telkens komt de vraag op — en ik slip die in 't voorbijgaan aan — hoe lang moeten we do overheid gehoorzaam zijn? Wanneer houdt dat op? Wanneer moet aan vrijheid om des gewetens wil plaats gegeven worden ? Moet men niet Gode meer gehoorzaam zijn dan de menschen?

Op deze vraag moet dus het antwoord luiden: als de overheid ophoudt haar eigenlijke overheidstaak te vervullen. Want dan kan het zijn, dat die overheid ophoudt overheid te zijn. Een overheid, die in haar gebied de orde niet hand^ haaft, de rechtsorde — dat is haar taak — oefent haar o verheidsplicht niet uit, komt haar overheidsroeping» niet na.

Maar die plicht der gehoorzaamheid houdt niet op, omdat de overheid wel de orde handhaaft, maar dat niet doet naar Gods Woord. Ik denk nog eens aan de (heidensche) Romeinsche overheid, aaii wie Paulus onderwerping beveelt om des gewetens wil. Een niet-christelijke huisvader blijft toch wel degelijk huisvader — als hij in 't gezin de gezinsorde handhaaft. Een niet-christelijke overheid blijft overheid als zij de rechtsorde handthaaft. En dan is zij, hoewel niet-christelijk, haar's ondanks een positieve, want orde^bewarenide, of van Christus uit gezien, orde-herstellende, factor van het Koninkrijk Gods. Maar zijïi ook de onderdanen in hun geweten gebonden tot onderwerping aan die linksch-orde-bewarende overheden en doen ze daarin arbeid in het Koninkrijk Gods.

Het vraagstuk van de verhouding van kerk en staat is nog nooit op afdoende wijze geregeld en opgelost. Dat is ook zoo'n wonder niet als we er op letten, dat hier twee grootheden, die Vrij van elkaar staan, vergeleken worden.

De kerk is geloofsgemeenschap. De kerk is de organisatie van de afzonderlijke leden van Chris^ tns, voor wat hvm geloof betreft. Daarop heeft de kerk zich, naar den edsch van het Woord, ook te richten. Zij heeft het Woord te prediken en roept daarin op tot geloof en bekeering.

Maar de staat is rechtsgemeenschap. Zooals de kerk geloofsorganisatie is : — is de staat rechtsorganisaLie. De staat moet de orde handhaven. En in de tweede plaats: zij moet dat doen naar Gods Woord. Niet met middelen van menschelijke wijsheid — maar in erkenning van Gods heet^ scliappij en met het licht van Goddelijke wijsheid van het rechtsverband.

Deze twee terreinen van kerk en staat raken elkaar niet direct en 'tis daarom zoo moeilijk — en zelfs onmogelijk om de kwestie toit een oplossing te brengen. En wie in dat schema de zaak poiogt op te lossen komt er niet uit. Hetzij men dat al doet op de wijze als in de oude redactiei van art. 36!, hetzij men dat doet op de Vs'ij!ze als in het gewijzigde art. 36, hetzij dat men dit doet op de wijze van Van Lonkhuj'zen door een nieuwe redactie van art. 36 voor te stellen. Dan lü-ijgen we^wel andere woorden, maar zakelijk blijven we in het zelfde schema zitten en dus komen we er niet uit.

Hier is, meen ik, maar één iding mogelijk en noodig. En dat is, af te zien van alle piogingen, om direct verband te leggen, waar dat niet bestaat. Zooals b.v. tusschen de Kerk en den Staat. We moeten rustig aanvaarden wat de Schrift ons leert, de Kerk heeft de Woordbediening, ©a dat is nooit in 't minst niet de taak van den Staat. En de overheid heeft de handhaving der rechtsorde en dat is evenmin, ook in 't minst niet, de taak van de Kerk. En dat onderscheid goed te zien, van de verscheiden taak van de twee organisaties, is eerste eisch voor de oplossing van het vraagstuk.

Dat heeft ten gevolge, dat ik op dat standpunt wel van oordeel moet zijn, dat heel art. 36 moet verdwijnen. Wat de Kerk wel belijden kan is, dat de taak der overheid is handhaving der rechtsorde en dat zij (de overheid) dat moet doen naar het Woord (rechtsch-gericht). Maar deze belijdenisr uitspraak zou dan moeten komen in de belijdenis bij het Koningschap van Christus. Let wel bij. het Konhigschap — niet bij de belijdenis dat Christus het Hoofd van de Kei-k is.

Men kan zeggen dat daarmee de zaak niet geregeld is — want dat we dan precies zoover zijn als we eigenlijk aV waren — een vrije kerk en een vrije staat. Ik geloof dat we daarmee, zóó al even verder zijn nu we die wederzijdsche vrijheid consequent. Schriftuurlijk, doorgedacht hebben.

Overigens is het waar, dat de zaak hiermee niet geregeld is. Maar nu omvat het Koninkrijk Gods meer dan de Kerk. Want dat Koninkrijk Gods omvat, gelijk we zagen, alle levens^terreinen, heel het leven. Dat Koninkrijk Gods staat achter de Kerk als geloofsorganisatie en achteir den Staat als rechtsorganisatie.

De eisch van het Koninkrijk is: Gods Heerischappij, zooals die in Christus is, weer te erkennen. In de Kerk beteekent die eisch te ge^ looven. In den Staat beteekent die eisch onderwerping aan de door God gestelde overheid. En wanneer ik me dan aan die feitelijke overheid (ook al zou die linksch gericht zijn) onderwerp — dan vervul ik daarmee een stuk van mijn roeping in 't Koninkrijk Gods.

Daarbij zal ik op de plaats, die ik in het Staatsverband inneem, alles doen, om die overheid te idoen leven in de vervulling van haar' taak, naar het Woord Gods. Maar „daaï'Mj" — d.w.z. dat in de tweede plaats ondergeschikt aan 'teerste — mijn onderwerping aan die overheid.

En in die onderwerping en in die pogingen tol christelijk staatkundig leven, en die twee in déze volgorde, vervul ik als staatsburger m'n plicht in 't Koninkrijk Gods. En Christus doet zóó, — door mijn handeling — het Koninkrijk komen.

Dat Koninkrijk komt als de Kerk het Evangelie predikt, en de Staat de rechtsorde bewaart, en ik als burger van het Koninkrijk Gods het Evangelie geloof in de Kerk en onderdanig ben in den Staat — en me in heel m'n leven richt naar heli Woord.

En als er dan aanvallen komen op het Woord en op dat geloof — in ketterijen, in valschen godsdienst, in afgodendienst en in god-loozen-dienst .— dan heeft de Kerk een taak met de Woordverkondiging daartegenover. Maar de Staat niet.

En als er een ordeverstorendc factor komt , — ook als 'die komt door een z.g. geestelijke richüng, als een ketterij of een godloozen-actie agressie! optreedt tegen de orde en de wanorde predikt, dan heeft de overheid een taak tot ordehandliaving en de Kerk niet.

Maar wanneer de Kerk tegen afval het Woowd predikt en de Staat tegen wanorde de rechtsorde handliaaft, dan komt het Koninkrijk, naar' Gods ordinanüe. Maar dan spant de Kerk den Staat niet voor haar wagen om de afgoderij te bestrijden en de Staat misbruikt de Kerk niet om z'n gezag tö handhaven. Want als we dat gaan do-en — gaan we ondanks alle goede bedoelingen tegen de komst van het Koninkrijk in, hoe goed, hoe vroom, en hoc „naar 't Woord" ons doen ook moge schijnen.

En toch, als we zoo het aardsche Koninkrijk losmaken van de Kerk, beteekent dat niet, dat we nu allo verband in dat .aardsche koninkrijk met Christus verliezen. Neen juist niet .— zoo komt het juiste verband naar voren. Want als we doodr eenvoudig als staatsburgers ons aan de overheid onderwerpen en christelijk staatsburger zijn — dan is dat een positieve houding in het Koninkrijk Gods.

Hoe zal — ook dat is een vraag — de overheid aan de tweede voorwaarde voldoen? Hoe zal de overheid in haar rechtshandhaving zich richten naar 't Woord? Komt ze dan pracüsch toch weer niet altijd bij de Kerk terecht, als ze den eiscH van 't Woord tot rechts ordes-h andhaving verstaan wil?

Ik geloof van niet. Dan behoeft toch de overheid niet een uitspraak van een Kerk. Maar dan richt ze zich tot de Theologie. En dat zal beteekeH nen, dat de christen-staatsman zich riclit tot den theoloog. En dat behoeft nog Jieelemaal niet te beteekenen, dat de gereformeerde staatsman zich richt tot den gereformeerden theoloog — al, zal dat wellicht voor de hand liggen. Maar oo'k als de Kerk als instituut hier op den achtergrond een rol speelt is dat toch op den achtergirond — en beteekent dat heelemaal nïet dat het kerkelijk instituut hier inlichtend optreedt.

Hier treden burgers van 't Koninkrijk, de één specialiseert zich op 't Woord — de ander op den 'Staat, met elkaar in contaölj, ei: i; dezet wisselwerking is de uiting van het alomvattende karakter van het Koninkrijk Gods.

Ik kon maai- enkele dingen noemen, en ik beweer allerminst in deze lijnen de oplossing ge^ geven te hebben. Ik gaf dat reeds aan door te spreken van richtlijnen. Maar ik hen overtuigd, dat we op deze wijze de Schrift verder doorvor schend e, tot een oplossing kunnen koinen. Of laat ik het anders zeggen .— als er ooit een otpjlossing komt — dan moet die liggen op het verlengde van deze lijn.

Dan moeten we af van de probleemstelling Kerk

en Staat. Want zoodra we de Kerk en het gelooi reehtstreeksch betrekken op dien Staat zijn we al verdwaald. Wie in 't probleem van de christelijke staatkunde de kerk inhaalt, heeft daarmee zélf den weg tot 'de oplossing afgesloten. De SclMft leerC ons de onderscheiding van Christus als Keirkhoofd en als Koning van den Kosmos — (en dus ook van de overheden en de onderdanen).

Daarmee is ook de onderscheiding gegeven van den Christen als kerklid en als burger in 't Koninkrijk (en dus ook burger van 't Koninkrijk Gods als overheidspersoon en onderdaan, gezagsdrager of ontzagbieder in den Staat). Wie de ondersclaeidingen der Schrift vergeet — diens weg wordt duister.

Maar — we moeten de onderscheidingen van de Schrift steeds meer leeren aanvaarden en zien. En de taak in 'taardsche koninkrijk zien als taak in 't Koninkrijk Gods — 't zij dan als gezagsdrager of ontzagbicder. En wie zóó de onderscheidingen van de Schrift aanvaardt en er ernst mee maakt — die kan*nog wel in de duisternissen zitten — maar in de diüsternis schijnt dan toch het licht. Het Licht van 't Woord. En in al de problemen van de christelijke staatkunde glanst dan het licht van het nog steeds komende Koninkrijk van Jezus Clxristils totdat de volkomenheid van Zijn Rijk komt en God alles is, ook in het aardsche koninkrijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's