GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Passief of Actief.

Wij wilden, in verband met ons vorig artikel iets zeggen over de gelijkenis van den Zaaier.

Het komt mij voor, dat deze gelijkenis O' zoo vaak verkeerd gebruikt wordt.

Jezus spreekt in deze gelijkenis van vierderlei resultaat van de prediking van het Evangelie.

Daar zijn hoorders, die onder de prediking totaal ongevoelig blijven, uit wier leven het Woord even snel verdwijnt als het er binnengekomen is.

Daar zijn anderen, bij wie het Woord zulk een beroering teweeg brengt, dat men zeggen zou: „wat heerlijke vrucht zal hier gaan rijpen"; maar na korten of langoren tijd is de beroering verdwenen en de vrucht blijift lüt.

In het derde geval schiet het zaad des Woords wel wortel, het begint te groeien, heel gewoon en normaal, maar tot vrucht dragen komt het lOok hier niet, omdat ander zaad, naast des Woords, tegelijk ontkiemt en — krachtiger en sneller groeit, zoodat het Evangelie-zaad het verliest en verslikt raakt; alweer geen vrucht.

Tenslotte zijn er, door wie het Woord wordt ontvangen en vastgehouden en bij' wie het in het eind heerlijke vrucht draagt.

Hoe leest men nu telkens weer deze gelijikenis, hoe wordt naar de prediking daarvan geluisterd? In deze voege, dat men zegt: dat de prediking bi| den één wel vrucht draagt en bij den ander niet, komt hier vandaan, dat de één een wedergeboren hart heeft en de ander niet. Daarom moet ik mijzelf onderzoeken of ik wel wedergeboren ben, ja dan neen."

En zoo komt men er toe om te pogen, aan de 'hand van allerlei kenmerken, vast te stellen of men een veranderd hart heeft, dan of men nog een natuurlijk mensch is.

En niet weinig predikers en schrijvers werken dit in de hand door te zeggen (vooral als het gaat over hen, die bezaaid zijla op steenachtige plaatsen) : „onderzoek u dus wel, of uw hart reeds door den Heiligen Geest is omgezet, of uw geloof wortelt in de diepte of slechts in de oppervlakte, in uw bewogen gevoel".

Toch is deze opvatting, dit gebruik van de gelijkenis van den Zaaier niet juist.

Dit blijkt uit de gelijkenis zelf.

Bij de eerste en bij de tweede groep van hoorders kan men dit volhouden en zeggen: „Ziet ge wel, Ihet hart, dat het zaad niet in zich opneemt, het hart, dat het zaad slechts oppervlakkig aanvaardt, is in de diepte ongebroken, onveranderd."

Maar neem nu die derde soort, bij' wie het zaad valt tusschen de doornen.

De bodem is daar wel zacht genoeg, wel diep genoeg, daar schuilt de fout in het feit, dat, naast Ihet zaad des Woords, nog aan ander zaad plaats wordt gegeven.,

En nu moet men niet zeggen: „Ja, maar dat is toch hetzelfde; in het ééne geval wordt de wedergeboorte voorgesteld onder het beeld van omwoeling van den bodem tot in de diepte, en in het andere geval door het uitroeien van het onkruid."

Dat gaat niet op, want als de Schrift spreekt van de reiniging van het leven van de zonde, zooals die bij het kind van God gevonden wordt en gevonden moet worden, in tegenstelling met wat gezien wordt in het leven van een ongeloo'vige, dan brengt zij' dat altijd in verband met het deel hebben aan den dood en de opstanding van Christus: denk maar aan Romeinen 7 en Colossenzen 3.

En als nu, in deze gelijkenis over het onkruid gesproken wordt, terwijl daarbij over de q u a 1 i - teit van den bodem niet wordt gehandeld, dan blijkt daaruit, dat het den Heiland hier niet te doen is om de tegenstelling tusschen wedergeboren en on-wedergeboren.

Ook brengt dit gebruik van deze gelijkenis groote gevaren mee.

In de eerste plaats dit, dat men daardoor zijb aandacht aftrekt van het Woord en, in vruoliteloos zelfonderzoek, richt op zichzelf, terwijl het den 'Heiland er in deze gelijkenis juist om te doen iSj tegen ons te zeggen, dat wij met alle kracht ons zullen vastklemmen aan het Woord.

In de tweede plaats, dat wij, wanneer wij voor onszelf tof de overtuiging komen, dat het met ons wel in orde is, dat wij wel wedergeboren zijn, zoo licht heel deze gelijkenis aan den kant schuiven, denkende: „O, wat de Heere Jezus hier zegt, dat heb ik mij! niet aan te trekken, dat is voor de anderen; ik ben boven de gevaren, waarover het hier gaat, verheven."

Terwijl de Heiland juist bedoelt, allen, die het Woord hooren, aan te sporen, dat Woord te hooren en vast te houden.

In de derde plaats, wanneer wij deze gelijkenis opvatten in dezen zin: „denk er om, als gijl, onwedergeboren het Woord hoort, dan komt er geen vrucht, dus, onderzoek uzelf of gij' wel wedergeboren zijt", en wij zouden dan bij onszelf tot de conclusie komen, dat wij nog niet wedergeboren zijn, dan zou daarvan zoo licht het gevolg kunnen wezen, dat wij' in passiviteit maar gaan wachten Op het oogenblik, waarin het den Heere zou heilagen ons te wederbaren, terwijl het Zijn bedoeling juist is, ons aan te sporen tot intense activiteit met belrekking tot het gehoorde Woord.

Uit dit alles is duidelijk, dat deze gelijkenis, die zoo telkens gebruikt wordt voor het geven van een aansporing tot een zelfonderzoek, als door ons altijd weer van de hand gewezen wordt, op die wijze niet gebruikt mag worden.

Onze Heiland bedoelt niet anders dan dit: „ledere hoorder loopt alt ij d weer gevaar ihet Woord zóó te hooren, dat het bij' hem geen wezenlijke vrucht voortbrengt; daarom moet ieder hoorder, a 11 ij d weer, zoo vaak het Woord tot hem komt, zich er met alle kracht op toeleggen, dat hij dat Woord ter harte neemt en vasthoudt en heerschappij' over zijn leven geeft.

Nooit mag iemand denken: „die gelijkenis geldt mij niet, want ik ben wedergeboren, dus het Woord zal bi' mil vanzelf vrucht hebben."

Nooit mag iemand denken: „ik kan naar dat Woord niet hooren zooals het behoort, want God 'moet mij eerst nog wederbaren".

Ieder moet, gedachtig aan de gevaren, die ons hier door den Heiland geteekend worden, zich met hart en ziel er op toeleggen, aan deze gevaren te ontkomen.

Natvmrlijk moet hij dat biddende doen, biddende om de kracht Gods, wetende, dat hij' van zichzelf niet in staat is het Woord te hooren zooals het behoort.

Maar —, dat mag nooit een bidden zijn, waarbij wij' het doen uitstellen, tot tijd en wijle wij meenen, dat God ons gebed om kracht verhoord heeft.

Wat Guido Gezelle gezegd heeft van het doen en d e n k e u.

Denkt aleer gij doende zijt, En doende, denkt dan nog!

dat moeten wij toepassen op bidden en d oen-

Bidt aleer jij' doende zijt. En doende, bidt dan nog.

Die twee moeten nooit van elkaar gescheiden worden. „Biddende, doen"; en „Doende, bidden". Dan zal God wel zorgen voor wat van Hem ko- 'men moet, zullen wij recht met het Woord kunnen 'bezig zijn. Dan zal in ons leven de wedergeboorte vanzelf openbaar worden.

Dan zal het Woord eeuwigheidsvrucht bij' ons hebben.

Nooit, ook hier niet, komt de Schrift tot ons imet den eisch, dat wij aan ons gelooven, aan onze heiligmaldng zullen doen voorafgaan het zelfonderzoek of wij' wel wedergeboren en dus tot die dingen in staat zijn.

De Schrift vraagt eenvoudig: „gehoorzaamheid", gelooven en doen wat de Heere eischt; een gebed in het hart, de hand op Gods belofte.

Zoo zullen wij' wandelen als kinderen des Vadei-s; en Zijne liefde zal over ons zijn en wij stappen straks het Vaderhuis in, waar onze zalig- 'heid dieper, onze heei-lijkheid grooter zal zijn, naarmate wij getrouwer waren in het luisteren naar en in het beleven van het Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's