GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HET HEERLIJK AMBT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe maak Ik mijn preek?

Waar het bij het maken van mijn preelc allereerst op aankomt, dat is de gestalte des harten, waarin ik mij met dat werk bezig houd.

Deugt die gestalte niet, dan zal mijn werk niet vlotten en wat ik klaar Icrijg zal nooit kunnen zijn, wat het behoort te wezen.

Een dominee, die hiermee geen rekening houdt, loopt gevaar, dat liij bij zijn preekmaken gaat gelijken op een machine, die, voor hij in het werk werd gezet, niet werd gesmeerd, waarbij niet elk onderdeel goed is gesteld, zoodat, onder het loopen, alles schuurt en kraakt, het werk niet opschiet en, wat er voor den dag komt, een product is van tweede of derde qualiteit.

Daarom eerst enkele opmerldngen over die gestalte des harten.

Wie zich zet tot het maken van een preek moet, dat is hel eerste, waar ik op wijs, daarbij zelf staan in hel geloof en moet hebben gebroken met de zonde.

Ik wil niet zeggen, dat een ongeloovige, een twijfelaar, een, die heimelijk een zonde aan de hand houdt niet een preek zou kunnen maken, die stichting brengt aan de hoorders.

Dat is in den laatstcn tijd wel eens beweerd.

Zooals een timmerman met een knijptang, die zóó verroest is, dat hij niet dicht wil, geen spijker Hit hel hout kan trekken, zóó, zegt men, kan God met een dienaar, die zelf niet recht staat, geen zondaar trekken uit het zonde-hout.

Dat nu is niet juist.

God is niet afhankelijk van den prediker; Hij werkt door het Woord; en waar dat gebracht wordt, al was liet ook door een goddelooze, daar

kan Hij Zijn werk doen. Wel is waar, dat wanneer ik mijn preek maak in ongeloof, in zonde, die preek licht iets missen Zal aan warmte, aan overtuiging, aan bezieling, zoodat zij (naar de wetten der rhetorica) minder dan een andere, in. het geloof gemaakte, het hart der hoorders zal roeren.

En wijl ik, als mensch, doen moet, wat ik doen kan om het Woord tot het hart te brengen, zal ik door zulk preeken schuldig worden voor God en zal ik daarbij op vrucht niet mogen rekenen.

Maar God kan en zal toch, ook bij deze prediking, het Woord Zijn werking doen hebben, gelukkig|.

Over deze quaestie kunnen wij het later nog wel eens hebben; nu gaat het over het maken van een preek.

En daarbij staat het vast, dat wanneer ikzelf niet sta ia het geloof, wanneer ik van mijzelf weet, dat ik een zonde aan de hand houd, ik mij daardoor ontzaglijk geremd zal gevoelen (tenzij ik een karakterloos mensch hen) bij de voorbereiding voor de Bediening des Woords, die altijd zijn moet een vermaning tot geloof en bekeering.

Nooit kan ik het daarom u, die tot prediken geroepen zijl, sterk genoeg op het hart binden: „leeft uit en naar het Verbond; aanvaardt kinderlijk Gods beloften en geeft, aan den alomvattenden eisch des Verbonds, onbeperkte heersdhappij over uw gansche leven".

Anders zal er altijd een nevel hangen tusschen u en uw werk, die u belet een klaar inzicht in —, en een ruimen toegang tot dat werk te hebben.

In de tweede plaats; laat er bij u een krachtig Ijesef zijn van roeping.

Vast sta het voor u: „God Zelf heeft, door Zijn gemeente m ij geroepen om hier, aan dit volk. Zijn Woord te bedienen.

Dat zal ons bewaren voor luchthartigheid.

Er zijn menschen, die, bij hun preekmaken, daarvoor gevaar loopen. Zij studeeren gemakkelijk, zij stellen gemakkelijk, zij spreken gemakkelijk; „wat zou me zoo'n preekje, desnoods twee op een morgen". Zoo'n luchtharlighcid is nooit en nergens op zijn plaats, maar zeker niet bij het werk van den Dienaar des Woords.

Wij hebben Gods boodschap te brengen aan Gods Volk; wij hebben te laten zien Gods heerlijkheid aan Gods kinderen; wij hebben te weiden de kudde des lieeren in 's Heeren ' weide. Elk tekort, door eigen schuld, stelt ons schuldig voor God, voor Zijn Woord, voor Zijn Volk.

Hier past heilige beving en inspanning van onze krachten "tot het uiterste, waardoor vanzelf het gebed om 's Heeren hulp ons lispelend over de lippen komt, zoovaak wij met onze preek beginnen.

En daartoe komen wij door dat klare, krachtige besef van onze roeping.

Tegelijk verdwijnt daardoor de funeste angst.

Angst bij het maken van een preek is een heel erg ding, waardoor dit kostelijke werk voor velen week in, week uit, tot een marteling wordt.

Bij sommigen is dat angst voor menschen.

„Wat zouden de menschen er van zeggen? "

Onder het preek-maken zien ze dezen en dien voor zich zitten; 't is hun alsof ze dien man of die vrouw reeds het hoofd zien schudden of met een minachtend glimlachje het hoofd zien buigen.

Dat belet hen te komen lot een vaste overtuiging omtrent den zin van den tekst.

Zij schrijven een zin op, maar de angst, dat men hel zoO' niet goed zal vinden maakt, dal zij dien even snel weer doorhalen.

ïien keer beginnen ze en dan zijn ze nog even ver en houden moedeloos op.

Anderen hebben meer Mnder van den angst voor do verantwoordelijkheid tegenover God, Zijn

Woord, Zijn volk. Dal is veel ontzaglijken Zooals er menschen zijn, die uit angst voor een oordeel niet aan het Avondmaal durven komen, zoo durven zij niet naar den kansel.

Dal verlamt hun krachten bij de voorbereiding van den Dienst des Woords.

Altijd weer hindert hen die gedachte: „zou het zoo wel goed zijn, zou ik het nog niet anders, zou ik nog niet meer moeten zeggen? "

Zij schreien het soms uit en toch — zij kunnen niet verder.

Dal is heel erg.

O, die angst; maar wie zich klaar van God geroepen weet komt hem te boven.

Wie weet: „God zendt mij met een boodschap naar dit volk", zal niet bang wezen voor menschen hoe vroom, hoe wijs, hoe critisch zij zijn.

Hij zal van critiek willen leeren, maar er niet 'voor vreezen; en zoover zij onrechtvaardig is, zal hij ze naast zich neerleggen.

Ook zal hij de angst voor de verantwoorde- 1 ij k h e i d overwinnen.

Hij zal immers zeggen: „Die mij roept, zal mij ook helpen; Hij zal, op mijn gebed, mij kracht en wijsheid geven; Hij zal mij, in mijn gebrek aanzien in Christus; Hij zal mij om CÏhristus' wil ook 'mijn ambtelijke zonden vergeven en in Christus ook mijn gebrekidg werk vruchtbaar maken".

Dat geeft rust; dat geeft ook blijdschap. Blijdschap; ja ook dat behoort tot de rechte gestalte van het hart, bij het maken van zijn preek.

Daarover een volgenden keer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's