UIT DE HISTORIE
Gaivjjn — Castellio.
IV.
Nog scherper zou de strijd zich toespitsen. L a 11 g u e t, een Fransche vriend van M e 1 a n c h- t o n, had dezen in verbinding gebracht met Castellio. M e 1 a n c h t O' n 'schreef aan Castellio een vriendelijken briel' Hij "begon met verontschuldiging, dat hij niet eerder had geschreven. Dat was ten eerste door de drukke bezigheden en .schrijft hij, „wat mij verder tegenhield was, dat ik mij, wanneer ik de versclirikkelijkc misverstanden zie tusschen hen, die zich voor de vrienden der wijsheid en deugd uitgeven, door een geweldigo droefheid overweldigd voel. Toch heb ik u aHijd geacht om uw manier van schrijven... En ik wiL dat deze brief u een getuigenis zij van mijn instemming en een bewijs van oprechte sympathie. Moge ons een eeuwige vriendschap verbinden.
Castellio liep met dezen brief rond. En hij maakte een grooten indruk onder alle humanistisch getinte geesten van die dagen.
B a u d o u i n schreef naar C a 1 v ij n: Nu kun t gij zien hoe zeer Melanchton de verbittering veroordeelt, waarmede gij dezen man vervolgt en tevens ook, hoe ver h|ij er van afl is, al uw paradoxen goed te kennen. Heeft dat dan werkelijk zin, Castellio verder als een tweeden Satan te behandelen en tegelijk Melanchton als een engieil te vereeren.
Galvijn schreef aan iemand in Frankfort, waar de fransch sprekende gereformeerde gemeente door aanhangers van CJastellio bewerkt werd, een bitteren brief over deze kwestie.
„Wie had kmmen gelooven, dat L a n g u e t, do vriend van Melanchton, die mij bekend was door uw aanbeveling, zo» schandelijk trouweloos was als ik nu moest ervaren? Ten eerste heeft Mj door zijn vleien en listiglieid Melanchton een brief afgedwongen, dien Castellio' nu niet enkel aan zijn bekenden toont, daar hij hierin buitengewoon geprezen wordt, maar dien hiij overal heenzendt, opdat de goddelooze en vervloekte waan-ideeën, waarmede hij de geheele wereld aansteekt, gedekt zouden worden door de autoriteit van een groot man...
Wanneer men deze schandelijlie lofrede van Melanchton leest, met welke hij dezen hond van een Castellio vleit, dan schaamt men zich. Des te meer verdient deze oplichter Languet haat en straf, die een zoo edel man, wiens naam rein en vlekkeloos verdient te blijven, in zulk een vriendschap steekt en hem daarmee geen geringe smaad aandoet.
Schrijft gij soms du Baudouin, dan kunt gij hem verzoeken of hij niet eens probeeren wil ook ons met zijn lieven vi'iend Castellio te' verzoenen." 21 Juni 15.58.
Ondertusschen werd de mystisch-spiritualislische trelï van de vrome persoonlijkheid, die tenslotte onbloedig zichzelf offert in den paradoxalen dood van alle mijn-heid en ik-heid bij Castellio openbaar hl zijn werk.
Het klassieke geschrift van deze zelfsterving is de z.g. Theologia dentsch.
Dit boek werd door Castellio' in het Fransch vertaald en zoo bedreigde het geestelijk gevaar, dat verbonden is aan de namen Tauler en Sebast i a a n F r a n c k en C a s t e 11 i o n, de Fransche gemeente van Frankfort.
In een brief van 23 Febr. 1559 waarschuwt Calvijn emsüg tegen dit boekje, dat volgens hem weliswaar geen duidelijke dwaalleer bevatte, maai' toch' gezwets van den duivel was om de eenvoudigheid des Evangelies geheel hi verwarring om te zetten. Ja, nader bezien, bevatte het een zóó doodelijk vergif, dat hij, die dit boekje verspreidde, daarmee de hecle kerk dreigde te ver; giftigen. Daarom, lieve broeders, ik bid en vermaan u vóór alle dingen in den Naam Gods, dat g[ij de lieden, die u met zulke schandelijke geschriften willen bederven, zult mijden als de pest. En ik bid ook degenen, die zich met hen (dat is dus met Castellio en zijn geestverwanten, A. J.) hebben ingelaten, dat zij voorzichtiger moeten zijn in het vervolg, opdat zij zich niet zoO' vasthaken in het kwaad, dat zij het niet meer kwijt kunnen geraken als zij willen.
Er ging inderdaad invloed uit van dit soort boeken.
In 1563 schreef Casper Habetius uit Dusscldorf aan den Bazelschen hoogleeraar Castellio, dat deze liever de Navolging van Christus zou gereed maken voor sclioolboek dan de The o - logia deutsch. De Navolging was niet zoo duister als de Theologia.
Ook in de Nederlanden werkte deze geest door, De Latijnsche en Fransche vertaling van de Theologia door Castellio is in Antwerpen hij Plantin gedrukt. Er zijn niet minder dani drie Nederlandsche vertalingen van de „Theologia deutsch" geweest en Marnix had het kwaad üi den _Nederlandschen Gereformeerden humanis^ tenkring, toen hij er tegen waarschuwde in zijn „Ondersoeckinge ende gr ondel ij cke wederlegging e der geestdrijvischeleere."(1595). Castellio, Seb. Franck, Coornh e r t waren de mannen van de verdraagzaamheid en menschelijklieid en meteen niet zoo gehecht aan het uitwendige en geen ijveraars voor den Heere. Zij lieten in hun „Gelassenheit", in hun Sabbath, god in zich werken. Ziij hadden hun stille tijden, waarin zij zelf tot een bescheiden niets werden. Vandaar uit beschimpen zij degenen die staande in het geloof de oorlogen des Heeren voerden.
In 1608 schreef de 'Gereformeerde predikant Reinier Danteclock: Ende dit is wel de aldergrootste Secte, die hier te lande te vinden is, dergheene namelijck, die gheen werck en maken van èenighe uyterlijcke Religie, nochte professie daarvan en doen „Deze Stilhouders ende die haar uytgheven datse alleen aen de voeten des Heeren Christi met Maria begheeren te zitten, zynder liuydensdaeghs in ontallycker grooter menighte, Got betert".
De invloed van de richting Seb. Franck, C a s- t e 11 i o, C 'O o r n h e r t in de Nederlanden was toen reeds wassende. Scholastieke noch Mystieke Gereformeerde reactie was bij machte om dit moderne denken en de moderne devotie op den duur te wederstaan. Hier liggen de wortelzonden, die de kerken in afval brachten.
Tenslotte geef ik nog weer het oordeel van Calvijn zelf over den persoonlijken kant van dezen strijd.
Hij schreef aan Nico laas Zur kinden in Bern. Viret was afgezet in Lausanne en nu dacht men er over om Castellio te benoemen als hoogleeraar in Grieksch te Lausanne.
Zurkinden vroeg echter eerst Calvijn om raad, omdat hij er rumoer van vreesde.
Calvijn schreef: „Uw brief was mij aangenaam, niet alleen als getuigenis van uw liefde tot mij persoonlijk, maar vooral omdat hij een buitengewone ijver verraadt om vrede en eendracht in de kerk te behouden. 'Dat onze briefwisseling zoo lang staakte is wel hieraan toe to schrijven — ik •^vil het niet ontkennen — dat ik gaarne zweeg — ora geen onnoodige botsingen met u te hebben. Hoewel wij hetzelfde doel najagen, zijn wij toch meer dan mij lief is verschillend van aard en karakter. Wat ge van mij denkt en soms ook zegt, weet ik wel en ik ben niet zoo vooringenomen met mij zelf, dat mij een paar fouten, die gij in mij afkeurt, niet ook zelf zouden mishagen; ik heb daarvoor goede getuigen; maar eenige andere dingen mogen aan mij niet anders zijn. Wij zijn wel niet van dezelfde natuur, maar ik sla ook opzettelijk een weg in, die bij uw karakter niet past.
U verheugt zich vóór alles in milde stemming. Ik ben daar ook niet vreemd aan. Wanneer ik u al te streng voorkom, geloof mij, dan heb ik deze rol op mij genomen, omdat ik moest.
Daarbij overweegt gij in 't geheel niet, hoe zeer de kerk schade lijdt door uw milde vriendelijkheid, die den booze ongestraft laat doorgaan, die de deugd verwisselt met de boosheid en die w'it en zwart niet onderscheidt.
Als voorbeeld diene Castellio, dien gij aan de spits zoudt willen stellen in de kerk van Lausanne, als gij niet bang waart dat er onrust over zou komen door de twisten, die ik vroeger met hem gehad heb.
Die woorden tasten niet zoozeer mij als veelmeer Gods heiligen Naam aan. Zijn Waarheid, alle Religie wordt daarmee smadelijk beschimpt. Wanneer deze goede man de hoofdzaak onzer leer des heils (de praedestinatie, de absolute souvereinileit over het door de humanisten souverein gewaande ik als centrum van vroomheid) wil doen wankelen, als hij zich niet schaamt in zulk een afschuwelijke lastering uit te breken als: Calvijns God is een huichelaar enz mag ik daar niet klagen, dat •gij dan nog zoo onvriendelijk over mijn houding in dezen spreekt? Ik weet wel, ^ij wilt niet het stinkende vuil van dezen hond prijzen, maar duizendmaal liever zal mij de aarde verslinden, dan dat ik niet zou hooren naar wat de Geest Godg zegt en beveelt door den mond des profeten, namelijk, dat de smadingen dergenen die God aantasten op mijn hoofd vallen zullen. (Psalm 69:10.)
En als ik nu naar mijn plicht des geloofs de zaak verdedig, die ik niet in den steek mag laten, zonder een trouwelooze verrader te worden, dan noemt u dat: ik heb een ruzie met hem.
Och ware u dat onbedachte woord niet ontvallen; ik schaam mij voor u, zoO' slecht staat dat voor een Christen. Als wij slechts een vonkje vroomheid in ons hebben, dan moet een lastering als van Castellio ons in den hoogsten toorn doen ontvlammen. Ik persoonlijk wil dan liever razen van woede als niet toornig worden. Zie toe, hoe gij dit voor den Hoogsten Rechter zult verantwoorden.
Met des te meer recht en met des te beter geweten breng ik deze aanklacht open onder uw oogen, omdat u twee jaar geleden schertsend mij over den hekel hebt gehaald en mij meer een leerling van Cicero dan van Christus hebt genoemd.
Aan 't slot: ik zie daar hoe bitter deze brief is geworden en er scheelt niet veel aan" of ik veilscheur hem in honderd stukken, maar het is niet naar mijn aard om te verbergen wat mij zwaar op het hart ligt en gjj wilt dat ook niet, dat ik zoo weinig vertrouwen in u zou hebben. Ik had anders in 'tgeheel niet durven schrijven, want met vleierij te liegen, daartoe brengt men mij niet. Daarbij komt, dat een onmogelijke maat van zorgen mij nog meer geprikkeld heeft.
Des te meer vrees ik, dat ik u, die ook onder den druk van zorgen en arbeid bijna omkomt, ongielegen zal vallen." Febr. 1559.
Het voortdurend waarschuwen van Calvijn was niet zonder vrucht. Castellio geraakte steeds verder van de Gereformeerden af. Hij kreeg contact met David Joris en met Ochino en andere ketters. Toen deze vervolgd werden brak ook voor hem een zware tijd aan... hij had plannen om te vluchten naar Polen, maar 29 December 1563 overleed hij. Hij werd eerbiedig begraven in de kathedraal van Bazel, gedragen door zijn leerlingen, w.o. drie jonge Poolsche edellieden.
Calvijns strijd was in zoover bekroond, dat Castellio geen rechtstreekschen, persoonlijken invloed in de gereformeerde kerken kon doen gelden. Franck, Coornhert, Castellio bleven voorloopig in de gereformeerde kerk geteekend als dwaalgeesten. Maar hun geest is helaas wèl doorgewerkt en heeft den afval der kerk gebracht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1940
De Reformatie | 8 Pagina's