GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lotsverbondenheid.

God heeft ons gebraclit in de werkeiijklieden van nood en vernedering, opdat wij andere werkelijkheden zouden leeren kennen.

Daar is bijvoorbeeld de werlielijliheid van de gemeenschap der heiligen. Hoe treklcen de banden, ons liart zit geregeld in den trein of liet bust langs gebaande en ongebaande wegen. Het zit in de zonnige dorpen van Groningen, liet dwaalt langs de Drentsche vaarten, het bezoekt de elf en dertig gemeenten van Friesland, het schrijdt door het puin van de Maasstad en wandelt over liet geteisterde Walcheren, het wil de. grens over naar de broeders in Vlaanderen. Het l< ent de behoefte, even de vraag te stellen: Iloe gaat het'? de hand te schudden en te zeggen: Godc bevolen! Hoe beleven wij nu liet versje: „Zoete banden, die mij binden aan liet lieve volk van God."

Daar blijft het niet bij, wij beleven sterker de lotsverbondenheid met al onze: mede-burgers. Wij zijn onder één oordeel, één gemeienschappelijke nood heeft ons samengebracht. „Wij zijn allemaal familie" sprak een man uit een rood huizenblok^ toen hij mij tijdens een luchtgevecht zijn huis opende. Ja, mijn hart kent geen besmette havens, hel wendt den steven overal heen, waar menschenh ar ten lijden en hopen.

Nog wijder voelen wij den band trekken, wij behooren lot de aardsche creatuur. Alle schepsel lijdt geweld in den nood onzer dagen. Het verwacht de openbaring der kinderen Gods. In een vlierstruik nabij mijn woning zit een vogel, die evenals zijn menschelijke buurman niet precies het onderscheid kent tusschen dag en nacht. Lang vóór het morgenkrieken klimt hij op zijn tali en heft zijn lied aan, waarin weemofiid en hoop elkander afwisselen.

Bij het licht va.n Gods Woord leeren wij nog ©en andere lotsverbondenheid kamien, de verbondenheid met de engelen Gods. Dat deze hcmelsche wachters ons in dagen van nood en nachten van angst omringen, is op grond van de Schriften buiten twijfel. Dat deze dienstknechten Gods ten nauwste betrokken zijn bij de uitvoering der oordceien is evenzeer onwedersprekclijk. Ik zou het zoo durven zeggen: er is ©en druk verkeer tusschen den hemel en de aarde in deze dagen!

In gevi'one tijden zijn onze oogen daar meestal voor gesloten. De wereld is zoo vol met menschen, dat er voor de engelen geen aandacht overblijft. Daarbij zijn deze hemelingen zwijgzamer dan de inensch, zij spreken slechts als zij iets te zeggen gekregen hebben. Engelen ontmoeten wij gedurig in de heilsliistorie, maar wij leven alsof zij emeritaat hadden oaitvangen of op wachlgeld waren gesteld. Wij hebben do uitreddingen en genade-weldaden des Heeren schier alle onpersoonlijk gemaakt, maar de Schrift spreekt ons van gedienstige geesten, lutgezonden ten dienst van hen, die de zaligheid beërven zullen.

Engelen zijn die wezens in dei schepping Gods, die de verbondenheid des bloeds niet kennen, die niet in organisch verband gesteld zijn. Toch heeft het den HEERE behaagd, hen op het nauwst bij het verlossingswerk te betrekken. Hoewel zij krachtens hun schepping en bestemming geen lid van het Lichaam van Christus zijn, heeft de HEERE hun arbeid en hun verrukkingen op liet nauwst verweven met de lotgevallen van Zijn Kerk. Waar Abraham zijn tentpin inslaat en als vreemdeling verkeert, daar dalen ook deze liemelsciie vreemdelingen op aarde neder. Waar Jakob zijn nachtleger spreidt in de canyon, waar hij zijn schapen heendrijft of hinkt langs zijn pelgrimspad, daar zijn de engelen ook. Zelfs waar Lazai'us zijn matrasje spreidt en zijn melaatsche hand uitsteekt naar een aalmoes, daar hurken ook do mannen neer in het blinkend kleed en het zal hun hoogste vreugde zijn als zij dien bedelaar in hun armeji thuis mogen dragen.

Het is waar, in deze lotsverbondenheid is ons behoud niet gelegen. Dat behoud rust alleen in de lotsverbondenheid met Hem, Die ons vleesch en bloed heeft aangenomen en de oorzaak van onzen eeuwigen honger en kommer heeft weggedragen. Alleen in Hem wordt de lotsverbondenheid van ons met de hemelsclie wereld een werkelijkhdd. Maar 'die wórdt dan ook een werkelijkheid. Niet alsof rechtstreekscli verkeer met de engelen Gods ons mogelijk of veroorloofd zou zijn. Aa.nbid God! v/aarschuwt de engel den Ziener van Patmos. Doch Hem alleen aanbiddend, mogen wij ook de bescherming gelooven, die gelegen is in de nabijheid der hemelsche wachters. Die met ons zijn, zijn

meer dan die tegen ons zijn!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's