GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wij moeten nu nog wat praten over de miraculeuze historie van het bestuur van den Nederlandschen bond van J. V. op G. G. en de befaamde Nederlandsche Jeugdgemeenschap.

Ook omdat zij de mentaliteit, die thans in de synodocratische kringen heerscht, zoo treffend belicht. En wij willen de dingen graag zien zooals zij zijn.

Als men zoo het bericht leest, dat het bondsbestuur zich losmaakte van de N. J. G., dan èou men geneigd zijn zich over die tijding te verheugen. Te meer omdat deze „distantieering", dit retireeren, zij het slechts ten halve, het gevolg schijnt van de bezwaren, die rezen in den eigen kring.

Zoo was het met de jongste synode der afgeweken gereformeerde kerken.

Zoo staat het nu met het bedoelde bondsbestuur.

Men tracht, zooals de Oosterling het pleegt te doen, „zijn gezicht te houden", wat het tegeriöeel is van bekeering na ernstige afdwaling.

Het blijkt mij uit een artikel in het „Gereformeerd Jdngelingsblad" dat men nog geen afscheid heeft genomen, maar alleen waarschuwt tegen plaatselijke contacten en voorts wil trachten een verandering te verkrijgen in de structuur der N.J.G. En als dat niet gelukt, dan zou definitieve toetreding uitgesloten zijn. Voorts wil men het nu doen voorkomen, alsof hier slechts sprake was van een losse vrijage, en nog niet van een heusche verloving, hoewel de ringen reeds waren gewisseld.

De aansluiting was voorloopig, wijl de bond zelve nog moest beslissen. Intusschen mag niet worden vergeten, dat het bondsbestuur zelve zijn beslissing genomen had. Het trad toe, het vereenigde zich met den opzet en wachtte natuurlijk op de daden. Dat spreekt van zelf. Ook heet de toetreding niet zóó vast, dat men nimmer terug on. Ook dat behoorde toch vanzelf te spreken. n dat geval tenminste. Wij mogen thans constateeren, dat het bondsbestuur met den opzet meeging, die aanvaardde. Juist die opzet, de vaststelling van beginsel en doel, beslist. Niet 4© daden, die ook et een uitnemenden opzet in strijd kunnen zijn.

En nu zegt men eindelijk dit: de opzet was goed, maar wat gij, humanistische heeren, daarna deed, dat was verkeerd, in strijd met den opzet.

Wat moeten die humanistische heeren daarvan zeggen?

Ik heb iemand gekend, die, als hem iets dergelijks overkwam, zijn verontwaardiging dermate beheerschte, dat hij alleen zei: dat is toch niet elegant.

Want deze heeren zijn waarlijk niet veranderd. En het bondsbestuur retireert niet, omdat zij veranderden, maar omdat er verzet kwam tegen heel den opzet.

Laat ons zeggen, dat men onder den invloed van de na-oorlogsche eenheidsbevliegingen, in de fuik liep. Wel, had dit dan erkend. Een ieder van ons kan fouten maken.

En van een hartgrondige bekeering zou niemand onzer kwaad hebben gezegd. Wij zouden er ons hartgrondig over hebben verheugd.

Maar dit?

Maar dit? Men handhaaft den opzet. Dat is juist het erge in dit geval.

Voor de heeren van het bondsbestuur schijnt de groote kwestie van den dag te zijn, net als voor de reeds genoemde synode: hoe redden wij ons er uit?

Het is alles zelfhandhaving zonder bekeering, en dat is wel menseheHjk begrijpelijk, maar het is niet naar het Woord van onzen God.

Men aan-\? aardt artikel 3 der Stichtingsacte, dat niet dan humanisme bevat, menschverheerhjking, en zegt: wij geven er onze eigen verklaring aan. En wij zullen onzen eigen weg gaan.

Maar die aanvaarding van art. 3 was verloochening van de gereformeerde beginselen. Dat maakt men niet goed, al schrijft men er niet drie, maar zes of twaalf kolommen over vol.

En dat men thans nog meent tot overeenstemming te kunnen komen, dat is waarhjk onbegrijpelijk.

De leiding is hier hopeloos verongelukt. En dat moet het vertrouwen bij de gereformeerde jeugd ondermijnen.

Dat dit alles goed duidelijk gezegd wordt, is noodig, omdat zooals ik zeide, heel dit gedoe blijkbaar is afgezien van de diep betreurenswaardige methoden in synodocratischen kring.

De jongste synode is de treurigste van alle, die in de laatste jaren gehouden werden. •

Men gaat in tegen alle recht bij schorsing en ontzetting uit het ambt. Zoo erg, dat een vrijzinnig en scherpzinnig jurist die het vonnis over proff. Schilder en Greijdanus gelezen had, mij zeide: is dat bij jullie kerkrecht? Het lijkt wel nazi-rechtspraak. En ik heb mij toen geschaamd en hem gezegd: bestudeer dan eens onze Dordtsche kerkenorde. Gij zult dan zien, hoe menschen kunnen falen.

En dat er nu een synode bijeenkomt, die jammert over den nood der kerken en doet alsof men herstel der eenheid wil, terwijl men alles wat gebeurde goedkeurt, en dat daaraan lieden meedoen, die ernstig bezwaard schenen, en dat daarna anderen, die met kracht hadden geprotesteerd, zich gaan verschuilen achter dit uiterlijk vroom maar innerlijk decadent gedoe, dat alles is zoo teleurstellend, dat wij moeten denken aan de woorden: als het beste bederft, wordt het erger dan het ergste.

Maar dit alles moet doorwerken. Men komt er nimmer uit los, tenzij men zich door Gods genade weer kan losscheuren uif dezen boozen gang van zaken. Moet dit Calvinistisch Nederland heeten?

Wat nu die vrijage met de N. J. G. betreft, had men toch behooren in te zien, hoe deze actir samenhangt met heel de humanistische poging onzer dagen, om heel ons volk te vangen onder een eenheid, die voorheen neutraal heette, en voor ieder geschikt, en nu nationaal, maar die ons niets anders kan brengen dan tyrannie. Wacht maar een beetje. De daden zullen de beteekenis van den opzet wel verduidelijken.

De actie van de N. J. G. hangt nauw samen met wat nu het „Nationaal instituut" wordt genoemd, en dat een orgaan uitgeeft met den titel: „Binding".

Het doel is in het eerste nummer uiteengezet door een Roomschen litterator, Anton van Duinkerken. Hij pleit voor de diepere eenheid van ons! volk. Niet nationaal-socialistisch, zeker neen, maar naar beginselen, die ons heilig zijn. Beginselen, zoo citeer ik nu, die reeds werden verdedigd in de Mid-1 deleeuwen, die men mèt klemmende betoogkracht verdedigd ziet in de Middeleeuwen, die men vindt in de leerdichten der burgermoralisten en toegepast in de constuymenboeken onzer steden; die tengrondslag liggen aan onzen opstand tegen Spanje, die bezielden Erasmus en Coomhert, Hugo de Groot en Joost van den Vondel. Humanist en Sociniaan en Roomsch bij elkaar, maar met wegcijfering van den geweldigen strijd der Calvinisten, den strijd voor de vrijheid van de verkondiging van het Woord van onzen God. !

Door heel onze heerlijke geschiedenis, het beste tijdvak daarvan, wordt een streep gehaald. En de lieden die zoo spreken, matigen zich direct aan, dat zij spreken namens heel d* natie en dus leiding moeten geven aan onze nationale vreugden en onze nationale opvoeding.

Men vormt gemeenschappen allerwege, — de plaatselijke contacten —; cultureele af deeling van Nederlandsch Volksherstel, van de Nederlandsche Jeugdgemeenschap, de krijgsmacht, het onderwii'gemeenschappen in het buitenland. In samenwerking met het ministerie van onderwijs, dus met de regeering des lands, bouwt men een Centraal instituut, dat met kracht en deskundigheid zijn taak zal vervullen voor onderwijs, leger, en plaatselijk leven. Er komt een Centraal-film-instituut; er is in voorbereiding opbouw van het muziekleven, volksontwikkeling; ja, zoo ongeveer heel de levensuiting van ons volk zal worden geleid door enkele ieden, die zich maar zoo opwerpen als vertegenoordigende heel het geestelijk l^ven van ons volk.

En dat, zouden wij nu allemaal maar moeten likken. En met zulk een opzet waarin heel onze istorie wordt verloo.chend, . en heel het gereformeerde leven als niet bestaand wordt op zij geschoven, zouden wij moeten meegaan, om, , als de daden ons niet lijken, daarna nog eens met deze menschen te gaan praten over de-„structuur". Zijn wij nu heelemaal......

Is de kracht van ons nationale leven, dat gestempeld werd door het Calvinisme, d.w.z. door de werking van het Woord Gods, nu zoo ingezonken?

Moeten Erasmus en Coomhert onze nationale helden zijn, en niet Prins Willem van Oranje en Mamix van St. Aldegonde en de vaderen van Dordt< en Groen en Kyuper?

De liberalen der vorige eeuw traden met gelijke pretentie op als dit Nationaal instituut. En hebben wij niet de Maatschappij tot Nut van het algemeen gekend? Is nu onder ons alle kennis der historie vervlogen?

Ja erger, is de beteekenis der antithese onder ons dermate uitgesleten, dat wij de leiding aanvaarden van halfzachte socialisten en verwaterde Roomsch katholieken?

Zit er nu waarlijk geen fut meer in ons gereformeerde volk?

Dqi onderwerpt zich aan kerkelijke vergaderingen, die tegen Gods Woord en onze kerkenorde, welke onze God ons gaf, zich opwerpen als overheidsgezag en met wonderlijke machtswellust gaan vervolgen wie niet voor menschen, maar alleen voor God wil knielen.

Dat zegt: wij willen in onze rust niet worden gestoord, de synode spreekt, en dat zijn alle hoogstaande mannen en dan gelooven wij het wel.

Dat gaat met woede in tegen ieder die durft te waarschuwen en getrouw wil bUjven aan onze heer- Ujke traditiën, die ons spreken van wezenlijk verzet tegen alle hiërarchie en tyrannie.

En wie nog schuchter gewaagt van protest, laat zich met een kluitje in het riet sturen, vergetend wat Bilderdijk, die wist wat nationaal-humanisme beteekent, wijl hij dat aan den hjve ondervond, eens zong: „gewoonlijk meent een mensch, wanneer hij woorden hoort, daar schuilen vast gedachten onder; maar meestal is het enkel wind, en zoo 't iets meer mag zijn, 't is louter beedlaarsplonder "

Het is wind, ja een sirocco, die ons bedreigt.

En daarom mogen wij niet elkander met zachte woordjes vleien, maar moedig bhjven zeggen, ' wat er wezenUjk in ons volksleven gaat gebeuren.

Het gaat om de beste goederen, die wij van onzen God in de gehoorzaamheid aan Zijn Woord ontvingen.

Het gaat zeer wezenlijk om onze - irrijheid en om ons recht. Het zijn alles zoete praatjes, wat wij hooren, maar wie deze niet op hun rechte waarde weet te schatten, kent onze geschiedenis niet meer. Hiermede is niets kwaads gezegd van de humanisten en nationalisten, zooals die zich thans openbaren.

Zij zeggen heel duidelijk, wat zij willen. Als wij, na ons eerst te hebben laten vangen, later zeggen, wanneer wij wakker worden: maar gij houdt •» niet aan uw woord, dan is dat onwaar en onwaarachtig.

Deze menschen meenen wat zg zeggen. Alleen maar, zij zijn blinde leidslieden van blinden.

En wij mogen niet blind zijn.

Als diegenen, die de Nederlandsche geloofsbehjdenis aanvaarden, ook blind zijn, dan is dat Voor ons volk heel, heel erg.

Deze dingen moeten ons benauwen en uitdrijven tot gebed, opdat, ons Calvinistisch volk toch wakker worde. Opdat wakker, worden ook zij, die ons een Calvinistische wijsbegeerte wilden geven.

Deze opzet was kostelijk. Maar als die wijsbegeerte ons niet kan doen zien, om welke dingen het thans gaat, en die haar met vi^ugd begroeten stekeblind blijven voor het kwaad op kerkelijk en nationaal erf, dan blijft er niet dan een systeem over, dat wij kunnen zetten naast andere systemen, bewijs van groote denkkracht, maar zonder gedragen te worden door de. geloofskracht, die ons volk tot een natie, en die natie tot een vrij volk heeft gemaakt. Een volk dat zijn eenheid wil belijden in de erkenning van die waarachtige vrijheid, welke alleen de vrucht is van den strijd voor de vrije verkondiging van het Woord van onzen God, en van de zelfstandigheid eener kerk, die geen andere Koning wil kennen dan onzen Heere Jezus Christus, Die ter rechterhand Gods zit, en Wien alle macht is gegeven in den hemel en o^) de aarde.

Dat geloof kan alleen ons sterk maken, s' Zijn wij ook klein van uiterliike kracht. De Calvinisten maakten ook in den glorietijd onzer republiek slechts een tiende deel uit van ons volk. Maar hun geloofsstrijd heeft ons telkens weer van alle tyrannie gered, waarmede het humanisme ons bedreigde.

Bidden wij om waarachtig sterk te zijn door Hem, Die ons gekocht heeft met Zijn bloed en Wien al onze kracht dient gewijd.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1946

De Reformatie | 8 Pagina's