GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

, In Buchen-vvald hadden wij, evenals later ook in andere kampen van dien aard, geregeld samenkomsten van mannen, die te voren in den publieken kamp der beginselen een goede plaats hadden ingenomen en menigmaal fel tegenover elkander hadden gestaan.

Nu zouden wi' samenspreken, niet over het verleden, maar over de toekomst: hoe ons volk na de bevrijding "weer op te richten uit den druk, Matthias Claudius heeft in een opstel over de vriendschap gezegd, dat vriendschap ontstaat door het ervaren van een gelijk lijt.

Hij nc^emt dan het voorbeeld van paarden, die uit dezelfde ruif eten. Of het voorbeeld geslaagd was, valt, zoo gauw het over mensohen gaat, misschien te betwijfelen. Aan dezelfde ruif ontstaat meer dan eens geweldige naijver.

Maar er is een ander voorbeeld: het lijden naast elkander onder eenzelfden vijand kan de inenschen dichter bij elkander brengen; er kan, hoezeer de beginselen verschillen, meerdere persoonlijke waardeering komen.

En dan dreigt hier voor den belijder van Christus in onzen door de beginselen der revolutie voortgedreven tijd zeker een groot gevaar. Dit n, l, om Yinet te volgen, inplaats van Calvijn.

Vinet zei toch: het komt allereerst op den ernst aan, waarmede gij een beginsel volgt. Calvijn echter oordeelde, naar de Schrift, dat het allereerst aankomt op het beginsel, jlat ons heeft gegrepen.

Het bleek mij dan ook aanstonds, dat de vrijzinnige geesten ondai"iks alle persoonlijke waardeering, bleven, die zij waren. Zij bereden zelfs met veel zwier, al hun oude stokpaardjes. Niets geleerd en niets vergeten — het waren niet alleen de Pourbons, wien dit overkwam.

Men oordeelde eigenlijk, dat wij later, na de bevrijding, ell-ander nu gevonden hebbend, in alles goed konden samengaan.

Het zou een blij huwelijk van beginselen worden. Als in het bekende liedje van: Kaatje ben je bo-i^en, ja mevrouw — Ik wil je wat beloven.

Allerlei ingrediënten, en dan: doe dat in een keteltje, en roer het met een lepeltje, o, wat ZDI dat lekker zijn.

Dadelijk na de bevrijding leek liet ook wel, alsof sommige jongeren onder ons waren aangestoken door die gedachte, zij het dan beperkt tot allen, die Christelijk nationaal wilden zijn.

Alsof de kinderen der echte Reformatie'niet hadden doen zien, door Gods genade, dat zij alleen het echt nationale leven, dat de vrijheid waarlijk kent, konden bouwen. Zoo leerde Groen het ons, als hij niet ophield met telkens weer te vermanen, dat alleen de beginselen der reformatie onze natie in den gouden tijd hadden gebouwd en dat daarin alleen de waarborg ligt voor de handhaving der constitutioneel? goederen.

De kinderen der Revolutie hebben waardeering voor der, persoon en zijn vrijheid vervangen door het „eerbiedigen van beginselen".

, En dat zou het nationale feest zijn, dat wij nu straks ook gingen vieren.

Alles zou nieuw worden "in ons goede vaderland. Die oude Staten-Generaal vertegenv/oordigden ons goede volk niet meer.

Het moest alles „nieuw bloed" zijn; nieuwe menschen, die den tijd verstaan, AI goed, al goed — ik zal' die historie niet weer ophalen. .-^

De stembus heeft nu gesproken en het blijkt nu wel, dat er niets veranderd is, zij het dan "wel verergerd. Is het niet zoo?

"Wij 'zien nu wel de leegheid der leuze van de Nederlandsche volksgemeenschap, vrucht der verbeeldingskracht van mannen als Sohermerhom en de zijnen, en klagen er niet over, dat de partij van den arbeid feitelijk een nederlaag leed.

Maar denkeli wij nu aan de dwaasheid, waarmede geregeerd werd, en hadden wij er op gehoopt, dat ons volk dit zoude hebben ingezien, dan stelt de uitslag van den stembusstrijd wel teleur.

Tel maar op: Ds partij van den arbeid haalde toch 29 zetels en de communist verkreeg er tien. En de Roomsch katholieke volkspartij heeft haar kraoht behouden, zeker niet het minst door veel te beloven, wat een zeker soort van lieden in vreugd doet leven. En zoo kom ik tot meer dan seventig procent van ons volk, die zich verbeeldt in een tijd van grcote verarming aan ons allen, in het bijzonder dan aan de „arbeiders", een verzekerd bestaan te kumien schenken, aan hetwelk eigenlijk niets meer ontbreekt, wat wij maar kunnen begeeren. Die tien communisten bewijzen weer de waarheid, dat de girondijn den jacobijn wekt. Laten wij maar doorgaan als nu, — en dat aantal wordt voortdurend grooter.

Het stemt tot dankbaarheid dat - Je antirevolutionaire partij haar oude sterkte weer verkreeg, dertien zetels.

Wij mogen dankbaar zijn, al verloren ^ij er vier. Men zegt nu naar ik las: daar ging de franj-e; de liberalen, die Colijn stemden in '37, verlieten ons weer. Men . doet dan, alsof wij daar blij mee mogen zijn. Zeker mag " dit het geval zijn, als wij die vier extra-zetels indertijd wonnen door vervaging van onzen beginsdstrijd. ^

Maar zijn wij oprecht, als wij het verlies toejuichen? Waarvoor maakten wij dan die groote actie met plaatjes en praatjes, als het ons niet ook om die „franje" te doen

Op zich' zelf is het toch niet kwaad, als onze partij mocht ervaren wat ons in Zacharia 8 : 23 wordt geteekend: „het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen — dit beteekent vele zeggen onze kantteekenaren en zij verwijzen dan naar Leviticijs 26 : 26, een tijd als die ons nu weer bedreigt — de slip zullen grijpen van één Joodschen man, zeggende: „wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord, dat God met ulieden is".

Onze antirevolutionaire actie onder leiding van prof. Watering, — die immers paedagoog is? — werkte zelfs met slagzinnetj es; maak geen fouten enz. die, althans naar' mijn smaak, de waardigheid van ons doen weinig verhoogden. Wij moeten het hebben van ons gereformeerde volk, en dat mint de deftigheid, die wij gelukkig nog niet verloren.

Was het ons met die soort" actie te doen om de eigen menschen goed te doen stemmen? Dat geloof ik niet. Was het ons dan om anderen te doen?

Dan is dat niet geslaagd, en kon het niet slagen, zoolang wij getrouw naar de ordinantiën Gods verwezen, want dan winnen wij niet, vooral niet in revolutionairen tijd, maar stoeten wij af. Wij hebben dat gelukkig ook mogen doen. En wij mogen nu zeggen: Wij zijn weer onder ons.

Ik heb altijd schik gehad in den ijver bij de stembus getoond, maar nooit geloofd in de kracht van prentjes met eep man aan het roer of met een vliegmachine en dergelijke dingen.

Dat behoort bij een der kwade zijden van de „democratie", die zegt het volk hoog te schatten, want zij begeert te regeeren naar den „volkswil" of in elk geval naar de „volksmeening", terwijl zij in-de dagen van den stembusstrijd den gewonen man ziet als een onnoozelen hals.

Ik denk nu aan de plaatjes van de partij van den arbeid, die het gezond verstand onder ons volk weer onderschatte. Zij wilde allen wirmen. Je zag op zoo'n prent den arbeider met de pet op, dom gezicht, en dan den boer met een soort helm op het hoofd, even weinig verstandelijk, en daarna den intellectueel; dat was een fijne mijnheer, cultuurmensoh, ziet ge?

En zij stemden allen op de partij van den arbeid. Maar ik vermoed, dat deze dingen een omgekeerden invloed oefenden.. Menigeen onder de boeren en arbeiders heeft gedacht: laat naar je kijken.

Trouwens als de kiezers van de reclameplaten moesfen leeren, hoe zij zich zouden verklaren ten aanzien van de vraagstukken, die aan de orde van den dag zijn dan konden zij niet dan in de war geraken. Tegen de bureaucratie — dat zei de antirevolutionair, maar ook de partij van den arbeid. Voor de vrijheid van den boerenstand, dat beloofde de partij van den arbeid en de partij van-de vrijheid. Ik zag de platen vlak naast elkaar hangen.

Zoo kwam de kiezer in de positie van. het ezeltje, dat tusschen twee hooibergen was geplaatst en juist daardoor niet at. Daar bleven trouwens een half millioen kiezers thuis; de onbeslistheid of onverschilligheid had tien zetels kunnen halen.

Uit alles blijkt, dat ten slotte voor een volk, dat waarlijk politiek meeleeft, het beginsel beslist. En de strijd der beginselen zal in kracht toenemen, wanneer de zonen van Calvijn hun roeping verstaan.

Wat mii bijzonder deugd heeft gedaan is het feit, dat de Ohristelijk historischen zich zoo goed hebben gehandhaafd.

Zij zagen eerst afvallen de Barthiaansche en half-roode Hervormden. Zij hadden tegen zich zelfs den" grootcn man der Ned. Hervormde Synode, ds Gravemeyer, die het zoo goed kan vinden met prof. Bannink. Klinkende namen waren tegen hen. Vele dominé's getuigden tegen hen. Juist die lieden, die zoo groote kracht willen uitoefenen voor het Evangielie, door wezenlijke verloochening van haar eisch. En dan was er de herleving van de partij van wijlen ds Lingbeek, met aan het hoofd den voorheen feilen bestrijder van dien politicus: de heer Krijger. In de politiek maakt men nog vreemder sprongen, dan in de tent der acrobaten. Het leek niet best. ,

Maar met te waardeeren kalmte ging de leiding door, zich niet latend verleiden tot eenige concessie. En zie — de partij handhaafde zich in de oude sterkte. Dat is leerzaam en het belooft iets goeds. voor de samenwerking van wie elkander waarlijk noodig zullen hebben. Meer en meer.

De kracht der Christelijke politieke partijen zit in haar trouw aan de goede beginselen.

Als het antirevolutionaire volk leeft dicht bij de Schrift, als het de belijdenis der vaderen kent, dan stemt het van zelf goed en kan het de verleiding der revolutie weerstaan.

DJe verleiding zien wij, evenals in de dagen van Groen van Prinsterer, op politiek gebied in het perfectionisme. De mensoh verbeeldt zich uit eigen kracht een staat en een maatschappij te kunnen bouwen zonder gebrek in groote weelde.

Daarnaast komt ons nu een ander vertooujvan verwaandheid tegen in het activisme. Het komt aan op de daad.

Zooals Denys de Rougomont het profeteerde: „penser avec les mains". Denken met de handen. De daad, de daad. Maar als gij zijn boek met dezen titel hebt gelezen, zegt gij: en waar is nu die daad?

_Ik mag wijzen op een Franschen belijder, die beter onze roeping heeft mogen teekenen. Het is Yann Roullet in het eerste nieuw verschenen nimimer van „Foi et Vie".

Deze jonge man, die daarin op ontroerende wijze dien nood der Franscfae protestantsche kerken beschrijft — de Heere Jezus, zoo klaagt hij, heeft dit land verlaten, — wijst op tweeërlei, waarop wij bedacht moeten zijn.

Wacht maar, dus zegt hij, wij behooren tot het corps, waarop de wereld spuwt, dat zij bestrijdt, dat zij doodt.. Het is: „toUe, tolle, óte-le!" Wij verdragen u, maar pak u weg.

Toch strijden met alle macht. Echter bedenk één ding: „l'activisme guette". Het activisme Jigt op de loer. Ik doe, ik doe, ik denk niet meer, ik bid niet meer, ik deins nimmer-j meer, tot de Meester zijn „Domini Canes" — deze strijder duchtte den naam niet, dien eens de groote vijanden van zijn vaderen zich zelve gaven: speurhonden van Christus — er aan herinnert, dat Hij de herder der schapen is.

De wereld moge zeggen: perfectionisme, activisme, onze strijd moge blijven gehoorzaamheid in alles. Wie plant en nat maakt is een ander dan Die den wasdom geeft.

Maar als wij zoo denken aan den goeden . strijd, dien, naar wij bidden en hopen het gereformeerde volk van Neder­ land zal 'willen strijden, hoe moet het ons dan treffen, dat getrouwe zotten der Reformatie fharis door gereformeerde synoden in een hoogheid en verdwazing, als eens in de dagen van de Cock en van Kuyper de groote Ned. Herv. Synodes zulks aandorst, worden vervolgd en gebannen, en, onder een deksel van vriendelijkheid, verbitterd worden bestreden.

Hoe moet het ons dan treffen, dat men zijn best doet om dien broeders straks inzake de met' elkander gebouwde kerken te kunnen toeroepen — terwijl het „tolle tolle", 6ns nog in de ooren klinkt: ote-toi de la que je m'y mefte. Ga daar van daan, opdat ik er kan gaan zitten.

De jonge Roullet — dbor de Duitschers gefusilleerd — dacht het alleen te hooren van de vrijdenkers.

Wij zullen het vernemen van broeders, die de belijdenis verzwakken en het recht der kerk van Christus, dat is de plaatselijke kerk, onder den voet loopen.

De zeventig procent, waarvan ik straks sprak, kunnen ons met zorg de toekomst van ons vojk doen tegemoet treden.

Maar dit geschiedt onder êe tien procent, die wij dachten, dat voor de Reformatie nog bleef bewaard.

De Heere zij ons genadig. Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's