GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

God zegt: „memfomal”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God zegt: „memfomal”.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

welk verbond met Mij zij vernietigd hebben Jeremia 31 : 32. Want indien dat , eerste (verbond) ' onberispelijk geweest ware, zoo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest. Want (hen) berispende zegt Hij tot hen zij zijn in dit mijn verbond niet gebleven Hebr. 8:7, 8, 9.

Laat ons eens even ons verdiepen in onderstelde gevallen.

Stel eens, dat ergens in een kerk de leden'en de vergaderingen langen tijd niet^geieefd hebben naar de bestaande orde, omdat ze daarin niet zijn blijven staan, omdat ze die hebben overtreden, en stel eens, dat nu ineens iemand zegt: maar dat moet anders worden!; — beteekent dat zeggen zelf dan reeds een veroordeeling van de kerkenordening, van het kerk statuut, van de kerkelijke formulieren? Of is het misschien een erkenning, dat er iets gebeuren moet van binnen, zóó dat men meer ieder persoonlijk gaat leven naar de bestaande orde?

Stel eens, dat in een bepaalde trouwverbintenis er iemand opstaat, die „berispende" verklaart, dat het den laatsten tijd niet goed ging in die verbintenis, en dat hij daaraan toevoegt, dat men niet naar den regel der verbintenis heeft geleefd, „berièpt" die mensch dan „den regel" of „het leven onder den bestaanden regel"? •

Stel eens, dat anno 1948 in een groot deel der nederlandsche pers geklaagd wordt: „na de bevrijding van 1945 ging het mis in Nederland", en dat de redactie van die klagende pers haar klacht adstrueert door de opigerking, dat ze in Nederland de grondwet hebben geschonden, critiseert die redactie dan die grondwet of soms het spel, dat ermee gedreven is?

En als die kerkmenschen, die bondgenoot, die dagbladredacteur in die onderstelde gevallen nu zeggen, ieder op eigen terrein: het moet anders!, — willen zij dan een ANDER statuut voor de kerk, een AN­ DERE substantie voor het trouwverbond, een AN­ DERE wet met ANDERE beloften en ANDERE bevelen, of willen ze soms een MEERDERE werking van den Geest, opdat die de betrokkenen stuk voor stuk beter doe leven naar de bestaande verordeningen? En het overtreden doe ophouden?

En stel eens, dat er tot en over die doleerende kerk, die benauwde verbondsgemeenschap, die bezwaarde redactie een Stem van Boven kwam, zeggende: „Ik heb uw gebed verhoord. Ik zal in die kerk, dien vriendschapskring, dat volk meer van mijn Geestgeveh dan Ik te voren deed, en Ik zal gaan genezen van de hiërarchie in de kerk, zoodat ieder zich de kerk-zaken weer persoonlijk voor zichzelf gaat aantrekken, én Ik zal gaan genezen van den individualistengeest in de liefdjesverbihtenis, zoodat elk voor zich de zaken weer individueel zich gaat aantrekken en niet altijd op den ander ziet, en Ik zal gaan genezen van den Jan Salie-geest onder het volk, die alle zaken van volk en wet maar leert overlaten aan de regeeringsorganen, en Ik zal maken, dat de leden van de natie zich weer zelf, persoonlijk, voor de zaken van grondwet en recht aansprakelijk stellen, wel, dan geeft die Stein van Boven inderdaad „b e - tere" beloften dan vroeger; maar geeft ze soms è.ndere? ? En zou zij het goed vinden, als wij allen onze dankbaarheid voor dat genadige woord van die Goddelijke Stem nu eens hierin gingen toonen, dat we zeiden: die oude kerkregel was niet veel zaaks, die was maar uitwendig, die trouwbelofte had niet veel om het lijf, ze was alleen maar een formalistisch gedoe, en die voormalige grondwet was niet meer dan een formeel nationaal-politiek gedoente, bloot uitwendig, en ruw-collectief, maar voortaan zal de Spreker van die Stem van Boven Zijn zaken grondig anders inrichten. Hij zal een nieuwe orde scheppen en afkondigen, waarin Hij grondr e' c h t e 1 ij k zich enkel en alleen verbonden behoeft te achten aan de v r o m. e kerkleden, en aan de wedergeb oren liefde-belovers, en aan de t r o u w e, de voor 100 pot. volle burgers, en de rest, nu ja, die zal Hij nog maar zoowat opschepen met een formeel-uitwendig-collectief Reglement, dat echter ook weer „maar uitwendig" is, en - waarvan Hij Zelf terdege weet, dat het toch niemand van de anderen wezenlijk interesseeren zal? Ik zeg: zou de Spreker van die Stem van Boven zulk een uiting van „dankbaarheid" voor zijn „betere beloften" goedkeuren?

Ik denk dat allen, ook Mejmen en Ridderbos, ook Bruins Slot en Schouten, zouden roepen: neen, o neen. En dat ze ons zeggen zouden: houdt op met die tastbare dwaasheden.

En wij zouden het op dat punt eens zijn.

Maar waarom luisteren dan zoovelen, die — en nü noèmeri we géén namen meer — in en om een synode precies zóó hooren redeneeren, naar zulke betoogen als naar de hoogste wijsheid: tenminste „menschelijk-volmaakt" ?

Want inderdaad: het zijn er velen. Ze hooren Jeremia exegetiseeren.

Ze hooren de exegeten verklaren: volgens Jeremia 31 heeft de Stem van Boven gezegd: h e t g a a t n i e t g o e d t o t n u t o e , ze hebben Mijn Verbond vertreden, ze hebben in massa's de zaken van Israël maar aan anderen overgelaten, en er geen zaak van persoonlijke, individueele verantwoordelijkheid van gemaakt; maar nu ga Ik hun mijn Geest geven, die hen weer leeren zal, van Israels zaken een zaak van ieders eigen verantwoordelijkheidsbesef te maken; en Ik geef in dezen betere beloften.

En nu gaan die vele luisteraars scherper luisteren. Want ze hooren de exegeten daarna c o n c 1 u - d e e r e n; en ze gaan beleven, dat die exegeten hün conclusies als ^ven zoovele d o g m a 's dicteeren aan alle kerkleden: derhalve maakt de Spreker van de Stem van Boven dus een totaal ANDER verbond, met geheel ANDERE statuten, en ANDERE beloften en een ANDERE Grondwet, en wie niet uitverkoren is om mee te doen van uit het diepe hart, nu ja, die laat Hij maar zoowat meeloopen in den tros, en laat hun af en toe met barsche stem voorlezing doen van de nog niet heelemaal af te schaffen gemeenschapsordeningen, bloot uitwendig overigens. Maar zijn echte verbond, dat gaat Hij alleen aan met die u i t - verkorenen. De meeloopers in den tros, die laat Hij afschepen met wat oude plunje van die vroegere gemeenschapsbepalingen. Maar het nieuwe, dat is heel wat ANDERS, en dat is voor zijn verkorenen, NA hun wedergeboorte.

En nu gaan de hoorders van die exegeten applaudisseeren: dank u voor uw dogma, en we zullen 't óók zóó leeren;

en in bond gaan ze samen, wie hen niet wil volgen in het leeren van de dictaten hunner logica, bij dui-'' zenden uit de kerk werpen, als niet belovende niets te leeren wat niet in alles overeenkomt met de resultaten van die exegeten, gedicteerd als axioma's voor, de gesubaltemeerde dogmatici en confessoren.

Ze doen wat Meynen-Ridderbos-Bruins Slot-Schouten in die hierboven eerst geteekende verbanden dwaasheid zouden noemen, en nog eens dwaasheid.

Ik zie hier een vinger waarschuwend opgestoken. En ginds nog een. Ineens gaan er heel wat vingers omhoog. Ik hoor van allen kant me vragen: maar er staat toch, dat God zelf berispte? Dat H ij zelf zijn oude verbond berispte? En verachtelijk vein zijn eigen werk-v£in-eertijds toegaf: oude boedel, bloot-uitwendige relatie ?

Maar staat dat er wel waarlijk? Zeker, we treffen een grieksch woord aan in Hebr. 8 VS 7 en 8, dat in onze vertaling samenhangt met > , berispen". „Niet onberispelijk", dat vroegere. „Berispende" treedt de Hêere God op.

Maar wat wil „berispen" zeggen? Wat is van het grieksche woord de beteekenis?

Het kan zeggen : niet vóildaan zijn ofèr iets, ontevreden zijn met iets. Iemand, die verklEiart: het gaat niet goed, zóó als hetnü gaat, die treedt op als zoo'n „berisper". Wij denken - bij „berispen" aan iemand, die standjes uitdeelt, die personen aanvalt; er zijn rechtsgemeenschappeuj waarin „een berisping" een zachtaardige, niaar niet dreiginglooze vorm van tuchtoefening over personen is. Maar in de gHeksche taal kan het werkwoord „memfomai" (door „berispen" verteld) ook beteekehen: zijn ontevredenheid of onvoldaanheid betuigen, latei merken dat mén bezwaard, of nog niet over de uitkomst voldaan is. Zelfs wie zou zeggen: , , dankbaar, maar niet voldaan", die spreekt zijn „memfomai" uit, al is hij ook dankbaar. Alle revolutie begint met het zeggen: „mem-- fomai". En alle reformatie vangt met hetzelfde woord aan: „memfomai". En alle voortgaande reformatie eveneens (dankbaar, maar niet voldaan). Alle „bezwaarden" in een kerk zeggen: „memfomai". Prof. Veenhof schrijft over: „memfomai"-zeggers over en onder de synodocratie. De Heer Jan Schouten zegt in de Tweede Kamer: „memfomai": het gaat niet goed, het moet anders. Maar hij wil geen veraiWering van grondwet, althans niet nu. Hij wil alleen maar, dat ze er naar zullen handelen, en. dat de slapers wakker worden. „Memfomai" kan beteekenen: bezwaren zien, doleeren, z ij n beklag doen of: klagen.

Ook de bijbel en de grieksche vertaling van het Oude Testament kennen het woord in dezen zin. In dit alles schreef Job (5ode geen ongerijmde dingen toe (Job 1 : 22): ij beklaagde zich (nog) niet over Gtod; de grieksche vertaling zegt: ob sprak niet aangaEinde God: iemfomai. Tot Abraham spreekt de Heere: andel voor mijn aangezicht en wees oprecht; de grieksche vertaling zegt: ees onberispelijk; laat mij niet over uteklagen hebben (Gen. 17 : 1). Job was „vroom" (1 : 1, 8); dat zegt God zelf (2:3); en Elifaz verklaart, dat een mensch het nooit zoo ver brengt als (ïod in het n i e t-noodig-makèti van dè klacht van een ander, die zou zeggen: emfomai, - — ik vind, dat het daarginds niet goed gaat (4 : 17; vgl. 15 : 14'; 22 : 3; 33 : 9; 9 : 20; 12 : 4).

Zoo constateert ook Paulus van zichzelf, dat in zijn farizeeuwsche periode geen enkele van zijn superieuren aangaande hem kon zeggen: „memfomai": hij leefde strikt naar den regel, dien zij hem geleerd hadden. Indien zoo'n farizeeuwsche meester toen reeds wèl zou gezegd hebben: „memfomai", wel, dan zou niet de farizeeuwsche regel, doch de leerling Paulus zijn gedesavoueerd door zulke Gamaliels. Een examinator, die tot den geëxamineerde bij den uitslag zegt: „memfomai", veroordeelt immers niet zijn eigen onderwijs, doch de ontrouw of de onbekwaamheid van den leerling?

Hoewel, het kan soms zijn, dat het , , memfomai" van den leeraar-examinator toch verder gaat, dan alleen het individueele geval van dien éénen gedropen leerling. Misschien denkt hij, als er vele leerlingen zakken: de school moet nog meer haar best gaan doen voor de discipelen, ze zijn zoo hardleersch, het peil zakt overal, — weet ge wat? we zullen ons nóg meer niet de leerlingen gaan bem o e 'i e n. We zullen den-leerling gaan bij-werken, meer zorg besteden aan de pupillen onzer school, opdat haar naam goed blijve, en'de resultaten van het onderwijs ons als leermeesters niet beschamen, straks " in de toekomst. Dan begint de leeraar met bijlessen. Met sterker privé toezicht. Met scherper tucht. Maar ook, wanneer hij den te zwakken leerling b g - lessen geeft, en hem met anderen extra bewerkt, ook dan wil hij geen andere leerstof hem geven (als ware dié berispelijk). Maar hij wil met , , b e t e r e beloften" de heele zaak nu eens nieuw aanpakken, opdat de oude leerstof eindelijk er in moge gaan als gesneden koek. En „HEEL" de school er kome.

Hier is „memfomai" een critiek op behaalde resultaten, — hoe en om wat oorzaak dan ook.

Ook elders treffen, we het woord in zulke beteekenis. Zóó zijn er, zegt Paulus, bezwaardeh in de kerk. Als iemand tegen iemand eenige klacht heeft, d.w.z. als hij in gemoede verklaart: et gaat niet goed, memfomai, — wel, dan moet men zich niet van zoo'n gravamen afmaken, en vooral niet gaan dreigen en citeeren, maar dan moeten ze daar in de kerk elkaar verdragen (het samen uithouden) en daarin elkaar gunst bewijzen (Col. 3 : 13). Als in de kerk murmureerders zijn, dwaalleeraars, die zich niet willen voegen onder de van God gestelde kerkelijke ordeningen (want ze doen net als Korach. Judas, vs 11), dan zijn die , scheurmakers ontevreden met hun lot; ze zeggen: emfomai, het ia niet jn orde, de dingen moeten anders, ik moet een andere plaats hebben in de kerk.

En — als tenslotte Paulus 'in Rom. 9 de doordringende prediking doet van Gods volstrekte s o ü-V e r e i n i t e i t, die Hem doet zich ontfermen over wien Hij wil, en laat verharden, dien Hij wil, dan hoort Paulus iemand tegenwerpen: at klaagt Hij dan nog? (Rom. 9 : 19). In het Grieksch staat: aarom komt Hij dan nog voor den dag met

een: „raémfomai" ? I> an is dus alles toch zóó als Hij het eigenlijk hebben wil?

Dunkt u ook niet, dat het met de verklaring van Jer. 31 (Hebr. 8) anders zou geloopen zijn, indien „memfomai" in Hebr. 8 precies zóó zou vertaald zijn als in Rom. 9 : 19 ? De Heere geeft zijn ongenoegen te kennen over wat er was. Het was niet goed gegaan. De toestanden waren uiterst onbevredigend. En klagende over hetgeen tot nu tcje bereikt is, zegt de Heere nu: ij zullen ze sterker gaan b e w e r k e n . We zullen mee, r Geesteskrachten hun doen toekomen.

Maar van Zijn verbon dsij'nstellingen, en van Zijn verbonds-substantie zegt Hij geen kwaad. Integendeel: za hebben die overtreden. De bondsREGEL was goed, en de substantie b 1 ij f t dezelfde. Maar de toegevoerde krachten, en de bijkomende Geesteswerking, DIE kon nog GROEIEN.

De hovenier zal nu meer zorg besteden aan den boom, de Leeraar aan de school: Hij zal ze meer nog dan tevoren individueel bewerk en.

En Paulus, die deze betere (geen andere), deze v e r s t e r k t e (geen nieuw e) belofte kent, Paulus hoopt dan ook, dat straks, als de Laatste Publieke Uitslag van het Examen afkomt, zijn leerlingen, die in de laatste dagen school gaan (in de school des Geestes, d.w.z. in de N.T. kerk en catechisatie) straks onberispelijk mogen bevonden worden (Phil. 2 : 15, 1 Thess. 3 : 13; 5 : 23). En ook zijn eigen leermethode (1 Thess. 2 : 10). Hij hoopt, dat de hoogste Leeraar en Curator der kerk straks moge zeggen: ijn schoolonderwijs met dit mijn onderwijzend personeel heeft jgeholpen, mijn zorg, óók mijn v e r s t e r k t e zorg voor de leerlingen droeg vruchten. Deze „hoornen" hebben niet „gelogen". Want een boom die slecht draagt, die is „berispelijk", hoe en waarom dan ook. Men staat erbij te k 1 a g e n. Te klagen, niet over de wet, doch over de o m s t a n-digheden, waaronder zóó lang is geleefd en gewerkt.

„Niet het oude verbond is dus van God verworpen, doch de bondsontrouwe Israëlieten zijn oorzaak daarvan, dat God een nieuwen bonds handel gaat beginnen". (Grundmann, in Kittel, Wtbch.) Zij hebben het oude verbond „krachteloos" gemaakt? Hoe? Net als de wet, die ook k r a c h t e l o o s (in het ons behouden) werd door onze zonden. '

Maar daarom wordt die wet toch niet berispt?

En Gods verbond toch niet?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

God zegt: „memfomal”.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's