GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Het bestuur der Utrechtsche afdeeling en de oppositie, tot welke de heer Puchinger behoorde, wellicht de aanvoerder wks, zijn dan in een tweetal samenkomsten tot overeenstemming gekomen; de vrede is hersteld, met groote blijdschap over en weer begroet en in tegenwoordigheid van het volledige Uniebestuur geproclameerd. ^

Werd de verklaring, eens door den voorzitter gegeven, nu teruggenomen, een verklaring waartegen terecht later door een twee-en-twintig-tal leden der, vereeniging heftig en waardig en gehoorzaam werd geprotesteerd ?

Welneen. Men denke aan de revisie-synode. Er werd niets teruggenomen. Er' kwam alleen een toelichting op die verklaring.

Puchinger constateert zelve, dat het bestuur van meening zal blijven, dat de verklaring-Beks-1947 juist en helder was, terwijl deze toelichting-1948 dan eigen-Hjk meer „nog eens zeggen” is.

Trouwens dat blijkt ook wel, als wij die toelichting nauwkeurig nagaan.

Geconstateerd wordt, wat elk wist, dat zij diende om de interkerkelijkheid in de afdeeUng te handhaven. Heeft het woord interpretatie aanleiding gegeven tot discussie, het bestuur verzekert, dat het zijn opvatting handhaaft, want het zegt niet te willen zeggen, dat de kerkkeuze van de verschillende leden een gevolg is van de verschillende interpretatie van de artikelen over de kerk, maar wel houdt het vast aan de opvatting, dat er tusschen verschillende kerken op sommige punten gevallen mogeUjk zijn van verschillende interpretatie.

Zulke toelichting zegt niets, of zij zegt: wij blijven bij onze meening. Want er volgt op, dat men hen, die onoverkomelijke bezwaren tegen het woord interpretatie hebben, geenszins aan dat woord binden wil, noch „aan eenige achtergrond er van”.

Men leze immers maar, dat aan het bestuur der S.S.R. de eisch moet worden gesteld, dat het „in het bewustzijn der weifêrzijdsche kerkelijke opvattingen ruimte moet laten voor ieders standpunt”.

De vrijheid om over die standpunten te discussieeren blijft bestaan en het bestuur zal geen enkele opvatting aan de interkerkelijke societas mogen opleggen, ' noch zelfs een bepaalde fundeering der interkerkelijkheid. De eenige binding, die in deze verklaring ligt is een binding van vrijheid, gefundeerd op de vrijwillige binding aan den grondslag. En dan zijn alle misverstanden weg. En men viert feest, omdat de vrede is hersteld, terwijl de heer Puchinger jubelt, dat men daar in die bestuurskamer de oplossing vond, naar welke een Voetius en Kuyper heel hun leven lang tevergeefs zochten.

Alsof zulke toelichtingen op verklaringen niet de eeuwen door op diplomatiek en.op kerkelijk terrein 'zijn toegepast en vrij vaak fijner en moeilijker na te rekenen dan ditmaal het geval is.

Laat ons maar aannemen, dat Kuyper het ook wel zoo gekund had, ware hij niet teruggehouden door den eerbied voor en de gehoorzaamheid aan het Woord van God.

De heer Puchinger geeft nu een verklaring, of verdediging dezer toelichting, die het bestuur op zich zelf niet noodig oordeelde, maar, zooals hij opmerkt: wyze bestuurderen komen het volk tegemoet. Net zooals de revisiesynode noodig werd, omdat het „volk" ongerust v/erd. In dat geval zegt een wijs bestuur: wilt gij een toelichting, hebt er dan één en vermaak u er mede, hetgeen wij, zegt de heer P. dan ook doen.

De hiërarchie wordt door de jongeren al aardig nagespeeld, zooals men ziet. Het hooge bestuur buigt zich neer tot het volk, en stelt het met een praatje gerust.

Om nu die toelichting te verstaan hebben wij volgens den heer P. vierderlei noodig. Wij moeten weten den ingang, den doorgang, den uitgang en dan is er ten slotte ook nog een afgang.

De ingang tot die toelichting. Bestuur en oppositie kwamen daartoe elk langs eigen weg. Dit Ujkt op toepassing der wijsbegeerte van het pragmatisme.

Prof. Is. van Dijk zegt daarvan: „het pragmatisme maakt al onze theorieën lenig, het spant ze voor onzen wagen, en zet ze aan het werk. Zelf heeft het geen dogma's, geen doctrines, het wil enkel zijn een methode. Het Ugt midden in onze theorieën als een corridor in een hotel”.

Zulk een corridor was hier en men kwam van verschillenden leant daar binnen, elk in zijn eigen weg, maar wel met hetzelfde-doel: de eenheid in interker

kelijkheid te handhaven. Dus zaïiver praetisch, als James ook wou wezen. De waarde van iets is de waarheid van iets.

Men kwam elk langs eigen weg, maar wandelde toen niet in den weg des Heeren. Dat is zeker. En zoo kon er ook niets goeds tot stand komen.

Maar nu de doorgang. De een kwam den ander tegen en de laatste vestigia, — dat zijn sporen, zegt de heer P., en niet wat anders — der tegenstanders moest worden „overwonnen”.

Wel — zie nu, Uniegenooten, naar het resultaat: alle onmogelijkheden der voorgeslachten zijn overwonnen. Men kan hier een Barthiaanschen term gebruiken en spreken van de onmogelijkheid van het mogelijke en het mogelijke van het onmogelijke.

Men zou het willen uitjubelen: wat kan hier niet nog uit groeien ?

Hoe het goud uit - deze goudmijn op te delven? Maar — als gezegd — het bestuur dacht, dat de toelichting feitelijk aan de verklaring-Beks niets veranderde. En de oppositie denkt er eigenlijk zelve ook ^oo over. Want, dus wordt nu gezegd, wij moeten gebruik maken van het filosofisch begrip der fictie.

Of van de Alsob-filosofie van Vaihinger.

Dit wordt in een noot breed en geleerd uitgewerkL Alles wordt eigenlijk fictie en de fictie wordt verheven zelfs tot grondslag van het Nederlandsclie staatsrecht.

Wij doen alsof. Dus wij doen alsof de toelichting door het bestuur anders wordt gezien dan de verklaring. En wij zelve doen niet anders. Wij doen in elk geval net, alsof wij het over den tekst der toelichting eens zijn. De oppositie schaart zich er achter met een ondeugend lachje, als zij leest: van nu af aan mag niemand meer lezen wat in den tekst eigenlijk staat.

Maar dat lachje heeft hier geen zin. - ^

Puchinger zegt: dat het bestuur wijs zal doen, alsof zij dat lachen niet ziet. Of als het verstandig is, lacht het mee.

Het heeft allicht een strak en ernstig gezicht getrokken, maar naderhand heeft het gelachen, geloof •dat maar.

De voorzitter Beks, zoo wordt geconstateerd, kon helaas niet gebracht worden tot een nieuwe verklaring. Hij wilde „zijn gezicht niet verliezen". Het ging hier, evenals elders, louter om zelfhandhaving.

In een werk over gelaatskunde, die, naar men nu wel zegt, veel meer kan dan astrologie of grafologie, een werk van bekeren Mac Picard, wordt verklaard, dat de schrijver in een menschengezicht een gansche wereld van Wonderen heeft ontdekt, die voorheen niemand heeft gezien, en die hij dan beschrijft. Een dier wonderen is, dat 'het uiterlijk gezicht niet altijd precies uitdrukt wat innerlijk wordt gedacht. De Chineezen wisten dit al vroeg, naar ik meen, en wij konden liet op kerkelijk gebied in den laatsten tijd ook wel. ondervinden.

Maar die Picard maakt een opnierking, die van waarde is. Hij zegt: geen deel van ons lichaam is zoo ver rugwaarts nabij den afgrond gezet als het gezicht.

Ik dacht daaraan, toen ik de physiognomische opmerkingen van onzen vriend Puchinger las.

Hoe gingen hij en zijn vrienden rugwaarts steeds meer nabij de diepte der nederlaag, waarin zij ten slotte vielen.

Ik kom nu tot den uitgang.

Onze tong, zoo zegt Puchinger, proeft „Irene", dat is vrede. Hij moge denken aan de Irenischen, van wien Groen zooveel last had. De uitgang; ja, laat ons nu •een wacht zetten voor onze lippen. Dat begrijp ik voliomen. Laat de luiken gesloten zijn, als een dichter zei. Want na den corridor kwam de fictie, en dan het arcanum, het geheim. Bestuur en oppositie hebben afgesproken, dat er geen twist zoude ontbranden over de vraag, die in dezen strijd gewonnen heeft.

Dat kon het bestuur gevoegelijk doen. Want dit is voor alle menschen, die even nadenken over het ge-Tal, heel duidelijk. Het bestilur behaalde de overwinning. Ten volle.

Zoo goed als de synodale hiërarchie in de revisiesynode de volle overwinning behaalde. Verschil in •woorden? Een gekloofd haar, zei prof. Ridderbos. In dit geval moeten wij zelfs trachten de helft nog eens te splijten.

Het , , arcanum" mag niet verbroken worden. Het kan ook niet, zoo wordt verklaard. Zelfs al zou 'n beschonken groepje studenten het arcanum willen schenden, geef hun nog 'n borrel, zoodat hun het spraakvermogen voor bepaalden tijd wordt benomen.

Van den afgang wordt gezegd, dat de toelichting van het bestuur is, en dat er amendementen waren van de oppositie, die aangenomen werden.

Maar ook daarover moet worden gezwegen.

Ik hoorde eens een geestige jonge man, student, lid der vrijgemaakte kerk, zeggen: och, ik blijf in de S.S.R. Ik zie dat vereenigingsleven meer als een spel. Het valt mij op, dat in het verhaal van den heer Puchinger dat spel-element een zoo groote rol speelt; een lustige toon, waarbij men zelfs die opmerking over den borrel boven alle beschonkenheid geneigd is niet zoo ernstig te nemen.

Maar — het ging hier om heel ernstige dingen. Het ging hier om de trouw onzer jonge vrienden aan de beüjdenis der kerk van Christus. Zij hadden Z ij n eere hoog moeten houden. Zij hadden ten taak de onwaarachtigheid van dit' inter­kerkelijk spel - want daar is het een spel - te doen zien. Ook uit liefde voor hun medestudenten, die zoo verkeerd zien, en die er alleen op uit waren, om de interkerkelijkheid en hun gezicht te bewaren.

Daarom is het niet mogelijk in te gaan op den wensch: honni soit qui mal y pense. Hier moet, wie den Heere gehoorzaam wil zijn, kwaad van zeggen. Want het is niet goed.

Men is er niet van af om ten slotte te verklaren: hier zong ik een lofzang van en op het Carnaval der Fictie, waarin alle Armen yan Geest elkander vonden. Het waren daar in Utrecht, bestuur noch oppositie, geen „armen van geest", die alleen gehoorzaam willen zijn aan den wil van hun Heer en Koning.

Als de heer Puchinger nu zijn artikel eindigt met deze dichtregels:

Na mij geen babbels meer. Knap als je 't kunt. - Punt. Noodlot, Paukenslag, Finale. Punt,

dan meen ik hem in 's Heeren Naam dezen dienst te moeten doen, met hem tot den ernst van het gebeuren terug te roepen.

Wat ons allen kan overkomen en waarvoor God ons allen moge behoeden, is, dat wij Hem ontrouw zouden zijn en blijven.

Met vriendelijke groeten en heilbede, uw toegenegen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's