GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

Een belangwekkend getuigschrift

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(H)

Als dr Berkhof — die nadrukkelijk zegt geen karakteristiek te geven van de eerste twee deelen der „Dogmatische Studiën" — toch het een en ander gaat opmerken over den inhoud dier deelen, dan zegt hij o.m. dit: , , pit alles is goed gereformeerd en behoort ook wel tot de neo-calvinistische traditie. Maar er is toch iets verschoven. De klanken en accenten zijn anders geworden. We worden hier nauwelijks aan het typisch-Kuyperiaanse herinnerd, maar des te meer aan de Hervormers en aan de belijdenisgeschriften, en ook aan Kohlbrügge en Barth. We kunnen dit moeilijk meer in de geijkte zin „neo-Calvinistisch" noemen".

Men zou haast zeggen: er is dus blijkbaar geen gering onderscheid tusschen den Berkouwer van het „Gereformeerd Weekblad" en die van de „Studiën". Het is immers nauwelijks denkbaar, dat de samenwerking van dezen dogmaticus met dr J. Ridderbos in genoemd weekblad nog lang zou voortduren, als de eerste ook daarin niets liet merken van het „typisch-Kuyperiaanse". Anders gezegd: prof. Berkouwer heeft zeker twee jasjes: één bekend voor „intern" gebruik; en een heel ander voor het contact met de buitenwereld.

Maar dat dr Berkhof openlijk durft neer te schrijven, dat hij bij het lezen van de „Dogmatische Studiën" wordt herinnerd aan Barth, is een waardeering die aanmerkelijk verder gaat dan die van prof. Miskotte over een ander geschrift. De laatste constateerde slechts de afwezigheid van critiek, dr Berkhof ziet echter verwantschap.

En nog is het einde niet. Dr Berkhof kan schier geen woorden genoeg vinden om den lof van prof. Berkouwer te bezingen. „Op elke bladzijde proeft men Berkouwers afkeer van het gesloten stelsel, van het intellectualisme en van de speculatie. Zélfs zijn stijl draagt er het stempel van. Deze voorzichtige, tastende, soms aarzelende schrijftrant steekt vreemd af tegen het rechtlijnig, zelfverzekerd redeneren, dat ons in die kringen soms zo hinderen kon. Dit alles met elkaar betekent niet minder dan een bijna onopvallende, maar zeer ingrijpende paleisrevolutie in de neocalvinistische staat". (

Met die slot-conclusie kunnen we instemmen, een dergeUjke revolutie kon immers niet uitblijven na revolutionaire hajidelingen in de kerk.

De rest van dit citaat kan me echter in het geheel niet bekoren. Dr Berkhof zou zich eens kunnen afvragen of houden voor wedergeboren, desnoods weder te baren, een speculatie is of niet. Dr Berkhof laat zich hier ietwat „in de kaart" kijken. Dat verhaal over dien schrijftrant lijkt me één van de pogingen . om prof. Berkouwer toch maar duidelijk te maken hoe wijd de armen geopend zijn om hem aan 't broeder-hart te kunnen drukken. Als dr Berkhof nog eens wil denken aan den „trant" van Synode-praeses-Berkouwer, dan zal hij zich herinneren, dat dié trant heelemaal niet voorzichtig, tastend en soms aarzelend was. En dr Berkhof is het wellicht ontgaan, dat de zelfverzekerde afwijzing van „Remonstrantisme" allerminst aarzelend was, en tot op vandaag zeer „rechtlijnig" gehandhaafd wordt, ook al is die beschuldiging van remonstrantsche neigingen uit den treure weerlegd. Als dr Berkhof — schrijver van , , Geschiedenis der Kerk" — ons wil gaan voorlichten, mag hij wel wat meer aandacht schenken aan de kerkgeschiedenis van de laatste jaren. Dat voorkomt „verliefde" tirades bij hem en ergernis bij ons.

Men zal zich afvragen: is het oordeel van dr Berkhof wel betrouwbaar? Doet hij — en doen ook de proff. van Niftrik en Miskotte — er niet een beetje bovenop, om toch van hun kant niets onbeproefd te laten wat kan meewerken aan het tot stand komen van die „nieuwe Geestesgemeenschap" ?

Ik meen in d i t opzicht het oordeel van dr Berkhof wel te kunnen steunen. Het zou mdj te ver voeren om, tot staving van deze uitspraak, vele bewijzen aan te voeren. Ik houd ook geen lijstje bij van prof. Berkouwer's uitlatingen. Eén m.i. typeerende vond ik in het „Gereformeerd Weekblad" van 26 Aug. j.l. In de beoordeeling van Bavinck's „Geschiedenis der Godsopenbaring", 2e druk, merkte prof. Berkouwer dit op: „Het mooie ligt vooral hierin, dat als iemand zou vragen: is het exeinplarisch óf heilshistorisch, men zou moeten antwoorden: het is bijbels!" Ik beweer niet, dat de uitdrukking „bijbelsch" persé onjuist is. De term is in barthiaansche kringen ook zeer geliefd, maar beteekent in feite heel iets anders dan men zou verwachten. Gezien de manier, waarop prof. Berkouwer den term gebruikt: nóch dit, nóch dat, maar , , bijbels", geloof ik inderdaad hier een voorbeeld van accent-verschuiving aan te treffen.

AanvankeKjk leek het mij, dat prof. Berkouwer's „Karl Barth en de Kinderdoop" een zeer goede bestrijding vormde van Barth's geschrift „Die kirchliche Lehre von der Taufe". Nu ik zelf die brochure van Barth eenige malen gelezen heb durf ik die meening niet vasthouden, tenminste als het betreft de voorlichting aan het kerklid. De beoordeeling van Barth's sehriftuurUjke en dogmatische gronden ter bestrijding van den kinderdoop is bij prof. Berkouwer zoo mild, dat men nauwelijks nog van véroordeeling kan spreken (zie zijn „Karl Barth etc", pp. 26 en 31). En ook op andere plaatsen in dat werk, pp. 105 en 132 vv., is de critiek op Barth wel aanwezig, maar toch steeds zóó, dat die critiek „sparend" genoemd dient te worden. En ook dat feit mag onze aandacht niet ontsnappen. In een heel anderen strijd, waarbij toch ook de kinderdoop in het geding was, was van die „sparende liefde" niets te bemerken. Men herinnere zich maar weer het rampjaar-1944!

Men hoede zich voor twee voorbarige conclusies: in de eerste plaats dat het de bedoeling is prof. Berkouwer onvriendelijk te zijn, en in de tweede plaats, dat deze kwestie voor ons, GJereformeerden, toch eigen-Ujk niet zoo belangrijk is.

Om met het laatste te beginnen: ik meen dat dit „getuigschrift", ons zeer veel te zeggen heeft. Dr Berkhof heeft in zijn artikel nog wat anders op te merken. Na eerst in enkele woorden de theologische werkzaamheid van Kuyper en Bavinck geschilderd te hebben, wijdt dr Berkhof aandacht aan het optreden van prof. Schilder. Ondanks het feit dat hij critiek oefende op bepaalde leeringen van Kuyper „is Schilder juist de man, die het neo-calvinistische systeem als systeem tot zijn uiterste consequentie voert. Vergeleken met hem, is Kuyper nog vol inconsequenties, gevolg van de synthese van allerlei elementen, die hij als denkend Christen tot stand wilde brengen". Even verder zegt dr Berkhof: „Het antithetische, het wettische en het systematiseh-consequente van het Neo-Calvinisme wordt hier dus nog scherper doorgevoerd. En niet te vergeten: de intellectualistische benadering der geloofsvragen. Schilder's optreden heeft het Neo-Calvinisme in een heilzame crisis gebracht".

Als men denkt dat prof. Schilder dus geprezen wordt •door dr Berkhof, dan vergist men zich niet weinig. Want, zoo zegt dr Berkhof: „In zijn denken immers werd duidelijk, in welke richting men bezig was zich te bewegen, de richting van het exclusivisme, van de secte, van de geheimleer". Daar is geen woord Spaansch bij!

En wat die crisis betreft lezen we dit: „Op de Gereformeerde Kerken (de „synodalen") heeft deze crisis o.i. een gunstige invloed gehad. Men is daar geschrokken van veel wat tot voor kort als normatief .gold. Het typisch neo-calvlnistische gehalte is sterk gedaald. De sfeer wordt minder intellectualistisch en wettisch, milder en meer open naar buiten toe. De (nog steeds gehandhaafde) antithese-leer vindt een complement in een aangroeiende evangelische drang, en in een grote belangstelling voor de oecumenische beweging. Er komt langzaam maar zeker ruimte voor een nieuwe ontwikkeling".

Dr Berkhof constateert dus met zooveel woorden het ook door ons geconstateerde feit, dat het onder de „synodalen" , meer en meer gewoonte gaat worden om b.v. de belijdenis te relativeeren, en dus degenen die de belijdenis als BELIJDENIS willen gehanteerd zien als „absolutisten" te kwalificeeren, tot in studenteu-vereenigingen toe.

Drs J. M. ZINKSTOK.

Nieuw Zondagsschoolrooster voor Zondagsscholen op Gereformeerden Grondslag voor het jaar 1950, 12e Jaargang. Uitgeversbureau en Kerkboekhandel Johs Vlaanderen Oldenzeel, Ie Oosterparkstraat 212, Amsterdam-Oost.

Gaarne vestigen we'de aandacht van belanghebbenden op bovenstaande uitgave. Voor eiken Zondag is een „briefje" samengesteld, waarop staat aangegeven welke „geschiedenis" verteld wordt; daaronder volgt de te leeren psalm; tervnjl bovendien nog een zorgvuldig gekozen tekst werd afgedrukt. Men kan de „briefjes" voor het geheele jaar op losse vellen of in een handig boekje samengebonden, verkrijgen, 'k Geloof, dat deze boekjes ook goed bruikbaar zijn voor • die gezinnen, v^/aar de „huiscatechisatie" in eere is. Kinderen zullen het fijn vinden zoo'n boekje te bezitten. Bovendien zijn ze voor de repetitie zeer nuttig. De prijs per vel of per boekje is 10 cent.

C. V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's