GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De wijzen als leugenaars ontmaskerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wijzen als leugenaars ontmaskerd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en tezamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel . gelds, En zeiden: egt: ijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. Matth. 28 : 12, 13.

Hoe vreeselijk is het stilzwijgen van den Evangelist over die beraadslaging-zelf van den Joodschen Raad. We krijgen daarvan alleen te hooren hun besluit tot omkoopen van de wachters. BUjkbaar is bij geen van hen de gedachte, of ook zelfs (Je neiging opgekomen, zich nu toch eindelijk gevangen te geven en voor de feiten te zwichten. En het vreesehjke van dat stilzwijgen van den Evangelist, d.i. van den Heiligen Geest, is, dat er blijkbaar op iets dergelijks ook niet meer gerekend wordt.

God verwacht niet meer, dat de Overpriesters en Schriftgeleerden, dat de Joodsche Raad zich alsnog tot geloof en bekeering zal laten bewegen door het Jona-teeken. Omdat bij al hun afwijzen van al de teekenen, door Jezus tijdens Zijn leven op aarde gedaan, niet anders had voorgezeten dan louter zelfhandhaving, welke hen er zelfs toe had gebracht Jezus' werk aan de demonen toe te schrijven, en zoo te lasteren willens en wetens den Heiligen Geest en te begaan de eenige onvergefelijke zonde.

Het was geen zwak geloof, dat in hen om een teeken had gevraagd, maar bruut en hardnekkig ongeloof. Omdat zij diep in hun hart hoopten en vermoedden, dat Jezus aan hun wensch niet tegemoet zou komen, en zij zich dus met zekeren schijn van recht van Hem konden afkeeren. - ^

Welnu, het is wel opdat deze on-wil om in Jezus te gelooven, en hun zelfhandhaving-tot-iederen-prijs voor allen klaar aan het licht treden zou, dat God de HEERE de Sanhedristen op zoo-Goddelijk-vermakelijke wijze met de wachters als getuigen der waarheid heeft geconfronteerd, en hen door dezen het voorzegde Jonateeken heeft laten boodschappen.

Zeker, zij zouden ongetwijfeld ook, wanneer er hoegenaamd geen wachters in het spel waren geweest, het Evangelie van Jezus' opstanding toch met gehjke leugen hebben tegengestaan. Maar God zorgt er voor. dat Mattheus, die speciaal voor de Joden schrijft om hen Jezus te verkondigen als den Christus, den Messias der vaderen, reeds aanstonds in zijn Evangelieverhaal deze al-te-doorzichtige leugen met de waarheid achterhalen kan. Daarvoor had God-Zelf hen op dat lumineuze idee van die graf wacht gebracht!

Hadden zij in de overlevering van Jezus tot den kruisdood de maat van hun vaderen, die zich immers ook als echte profetenmoorders hadden doen kennen, overeenkomstig Jezus' eigen woord, vol gemaakt, in hun herhaalde afwijzing van de woorden van Jezus, zoowel van belofte als van bedreiging, in hun volgehouden ongeloovigè verwerping daarvan, hebben-zij zich hoe langer hoe meer verhard, zoodat hun niet-WILLEN-gelooven door het rechtvaardig oordeel Gods eindelijk geworden is tot een niet-KUNNEN-gelooven. En doordat zij zich hermetisch afgesloten en doof gehouden hadden voor Zijn WOORDEN, kon ook geen enkel TEEKEN hen meer toespreken.

Het is toch met het teeken, zooals de redacteur van dit blad ergens teekenachtig heeft opgemerkt, als met die bekende theelichtjes met glas er omheen, waarin figuurtjes zijn aangebracht. Als het vlammetje brandt zien wij de figuurtjes, maar dooft het, dan zijn ze onzichtbaar. Wehiu, waar het Woord, d.i. het vlammetje weg is, zien we het teeken niet meer. Maar waar het Woord is gaat het teeken leven.

Mochten zij nu JEZUS' teekenen al niet hebben willen aanvaarden in geloof, omdat zij Zijn WOORD niet vertrouwden, en konden zij zich ten opzichte van Hem nog dekken met zekeren schijn van recht door Hem te vragen naar een legitimatiebewijs in een teeken uit den hemel, dat toch heel hun houding niet anders was geweest dan schijnheilige huichelarij, wordt op den Paaschmorgen openbaar, waar zij niet „maar'' met Jezus, doch met den hemel-zelf direct krijgen te doen:

een Godsgezant, die openlijk demonstreeren komt, dat Zijn graf leeg is en die voor de Overpriesters en hun handlangers geen woord meer over heeft, maar de wachters eenvoudig door zijn verschijning-alleen wegfconjourt.

En dat deze halsstarrige onwil om het Woord Gods te aanvaarden maar niet alleen een sinister kenmerk was van den Joodschen Raad in zijn huidige samenstelling, maar van het Joodsche volk als geheel in zijn optreden in de geschiedenis der openbaring is voor wie bij de Schrift leeft, droeve realiteit.

Niet alleen Mozes, een man zeer zachtmoedig, meer dan alle menschen, die op den aardbodem waren, maar ook de HEERE Zelf, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid, had van Zijn volk moeten getuigen in de woestijn: k heb dit volk aangemerkt, en zie: et is een hardnekkig volk. En door zijn profeet Jesaja hooren wij Hem klagen: ie is blind, indien niet Mijn knecht, en doof gelijk Mijn bode, dien Ik zend? Wie is blind gelijk de vertrouwde en blind gelijk de knecht des HEEREN. Gij hebt wel veel gezien, maar gaaft geen acht; de ooren wijd geopend, maar hoorde niet (42 : 19, 20).

Het is dan ook geen wonder, wanneer wij Hem door Jeremia hooren aanzeggen, dat Hij het met de andere volken onder het oordeel gelijkschakelen zal, want alle volken zijn onbesneden, maar het geheele huis Israël zijn onbesnedenen van hart (9 : 26). En straks hooren wij Stefanus in de laatste offioieele vermaning aan het Joodsche volk hen in heilige verontwaardiging voor de voeten werpen: ij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en ooren! gij wederstaat ALTIJD den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzoo ook gij! (Hand. 7 : 51).

En eindelijk zien wij Paulus in zijn brief aan de Thessalonicenzen de rekening opmaken, als hij van hen schrijft: ie ook gedood hebben den Heere Jezus, en hun eigen profeten, en ons hebben vervolgd, en Gode niet behagen, en allen menschen tegen zijn. En verhinderen ons te spreken tot de heidenen, dat zij zalig mochten worden: PDAT zij allen tijd hun zonden vervullen zouden. En de toom Gods is over hen gekomen tot het emde (1 Thess. 2 : 15, 16). *

De Schrift toont het dus, hoe er bij het eigen volk Gods, het volk der verkiezing, is één volgehouden gedragslijn van systematisch voortgezet verzet tegen de heilsopenbaring van het begin tot het eind. Zij toont ons hoe daarin, zeker, is de verantwoordelijkheid en de schuld der Joden, maar tevens, hoe ook dit droevig feit niet valt buiten het souverein bestel van den God der verkiezing.

Dit bhjkt reeds uit dat veelzeggende woordje „opdat", hetwelk Paulus bezigt in het zooeven genoemde Schriftwoord: Zij verhinderen ons te spreken tot de heidenen opdat zij allen tijd hun zonden vervullen zouden. Spreekt dit „opdat" immers niet van een doelstelling der Joden, maar van die van God!

doelstelling der Joden, maar van die van God! En die doelstelling was, gehjk Paulus aangeeft in zijn brief aan de Romeinen, opdat het openbaar zou worden, dat GOD WAARACHTIG is, maar ALLE MENSCH LEUGENACHTIG (3:4). „Israels . ongeloof en ontrouw moesten de leugenachtigheid, verdorvenheid, van alle menschen, ook van de hoogst begenadigden, in het licht stellen en dus hun onwaardigheid om door God bevoorrecht te worden, doen uitkomen, opdat gezien kon worden, dat het enkel Gods ontferming en goedertierenheid is, dat Hij geeft en redt" (Greijdanus, Romeinen, Bott. 1, 162).

De verharding moest over Israël komen, zij het ook slechts voor een deel, en dat zoowel naar uitgebreidheid als naar tijd (Greijdanus, a.w. 2, 514), opdat door htm val de zaligheid den heidenen geworden zou, en de rijkdom der wereld (11 : 11, 12).

Zoodat ons hier allerminst voegt den staf te breken over die onverbeterlijke Joden, maar veeleer vrees. Vrees, dat gelijk God de HEERE de natuurlijke takken niet gespaard heeft, maar die heeft afgehouwen, opdat wij mochten worden ingeënt. Hij rilogehjk ook ons 'niet spare, als ook wij nl. niet staande blijven in het geloof (11 : 21).

Want dit is de vermaning, welke in het Godswoord van onzen tekst tot ons uitgaat, dat wij ons toch niet onder de voortgaande Evangelieprediking zullen verstarren in ongeloof, en zoo ten val komen door te volgen dit voorbeeld van ongehoorzaamheid (Hebr. 4 : 11). Ook ons is en wordt immers het Evangelie verkondigd, gehjk als hun, maar het Woord der prediking deed hun geen nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden (4 : 2).

Voor de zooveêlste maal werd ons ook.dit jaar weer het Paaschevangelie verkondigd, de boodschap ge-- bracht van Christus' overwinning op den dood. En die overwinning meldt ons o.a., dat Hij onze schuld heeft verzoend, en de volkomen gerechtigheid ons heeft aangebracht. Zoodat geen schepsel ter wereld, • ook zelfs Satan niet, ons meer bij God verklagen kan met eenigen schijn van recht, zoodat Hij ons verdoemen zou moeten (Openb. 12 : 8b).

Hebben wij deze bUjde boodschap voor ons aanvaard in geloof? Of hebben wij soms de aanvaarding daarvan afhankelijk gesteld van het teeken der levensvernieuwing bij ons?

Lezer, weet dan, dat ook gij dit teeken nimmermeer zult ontvangen. Omdat zich daarin — in dat stellen van die conditie — openbaart, hoe zorgvuldig ook gemaskeerd onder vromen schijn, uw zelfhandhaving, welke van genade niet leven wil, maar zelf nog iets

van uw leven waant te kunnen terecht brengen buiten den Christus om.

Zeker, de kracht Zijner opstanding moét zich ook in uw léven openbaren. En zij zal dat ook doen. Doch alleen dan, wanneer gij u aan den Opgestane-Zelf vastgrijpt, in geloovig vertrouwen dat Hij u niet alleen gegeven is tot rechtvaardiging en verzoening van uw schuld, maar ook tot heiligmaking en vernieuwing van uw leven. Dat Hij de laatste even zeker in u tot stand zal brengen door Zijn Geest, als Hij ook de eerste in getrouwheid voor u heeft volbracht. De eigenlijke reden, waarom de Joden zich aan Jezus ergerden en Zijn Woord voor kennisgeving hebben aangenomen, was, omdat zij zichzelf niet wilden prijsgeven, omdat zij van Zijn genadeverkondiging niet gediend waren, maar meenden zelf nog wel iets voor God te kunnen prestoeren; zich bij Hem nog wel eenigermate verdienstelijk te kunnen maken. Omdat zij niet als zondaren wilden worden verbroken en ten toon gesteld. Omdat zij niet van hun hooge voetstuk af wilden.

Een ieder onzer hoede zich voor dat huiveringwekkend voorbeeld van 'ongehoorzaamheid en late zich gezeggen.

Verwacht geen bekeering van uw leven, wanneer ge niet wilt beginnen met de kinderiijk-gehoorzame belijdenis van den opgestanen Chïistus als ook uw Heer en uw God.

Verhard uw hart niet, opdat God de HEERE ook u uiteindelijk niet overgeve aan het goeddunken uws harten, om u te laten wandelen in uw raadslagen (Ps.81 : 13).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De wijzen als leugenaars ontmaskerd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's