GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jezus Christus en de herschepping der wereld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus Christus en de herschepping der wereld

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

V, slot

Geboren uit den schoot der kerk, gevoed, beschermd en geïnstrueerd door haar ononderbroken dienst, gaan nu Gods kinderen de wijde wereld in. Ze worden man, vrouw, vader, moeder, want ze sluiten huwelijken en vormen gezinnen. Ze zijn geboren als leden' van bepaalde volken, als onderdanen van overheden en vervullen ook in die positie een minder of meer omvattende taak. Ze bekwamen zich \'oorts voor aKerlei arbeid en bieden in velerlei functie op in bedrijven van allerlei soort. Ze nemen al'.en, al is het ook op zeer verschillende wijze en plaats deel aan het bonte menschenleven. Ze sluiten zich voorts ter verwerkelijking van hun idealen aaneen in legio vereenigingen en organisaties. En wanneer ze nu waarlijk leven uit Gods woord, indien ze waarachtig gelooven, dan worstelen ze overal ten slotte om maar één ding: het gehoor-ZEimen aan, het volbrengen van den wil des HEEREN. Gebonden aan Jezus Christus, geankerd in zijn genade, zijn woord overleggend dag en nacht, leven ze zoo uit de volheid van Christus. Want ze weten het: in Christus is het gansche menschen'.even verlost, in Christus buigt het zich weer naar den Vader, in Hem is het herschapen. En in en door hun geloofsactiviteit wil en zal Jezus Christus nu zijn herschepping voltooien. Overal, in iedere situatie, in de vervulling van elk ambt of beroep waar de discipelen van Christus in een waarachtig geloof hun taak .'ervuüen, herschept Christus het leven! O, zeker, te midden.van een donkere mist van zonden, maar niettemin ten volle werkelijk. Waar men leeft uit het geloof, naar de wet en tot Gods eer bloeit, midden in een gevloekte wereld, die voortsnelt naar den ondergang, het ware herscheppingsleven! Er i s inderdaad Christel ij k gezinsen staatsieven !Eris herboren, vernieuwde arbeid, wetenschap, kunst. Er is her-schapen vreugde, ontspanning, feest. Heel het geschapen kosmische leven kan en moet en zal in Christus, door de zijnen opgeheven worden tot een loflied ter eere van den Schepper. Alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde; want het wordt geheiligd door het woord van God en door het gebed""). Wat men dan verder ook mogedoen, of men schoorsteenen veegt of keizer is, doet er niets toe. En wat men aan zichtbare, in de historie opkomende en daarop invloed uitoefenende resultaten bereikt, doet er nog minder toe. Het komt er alléén maar op aan in eigen kring, positie, roeping te leven uit het geloof en naar de wet en tot Gods eer. Zulk een leven is uiting van en dienstbaar aan de herschepping der wereld! En dat leven, die levensvruchten zijn eeuwig! Want al wat uit het geloof werd gedaan volgt de kinderen Gods in de eeuwige heerlijkheid. 0^)

Soms leidt Christus zijn herscheppingswerk reeds in dezen tijd tot wonderbaarlijke effecten. Er zijn perioden in de historie aan te wijzen, waarin Hij door den geloovigen arbeid van zijn kinderen het aangezicht van de menschheid grondig veranderde. Ik behoef alleen maar de eerste eeuwen van de nieuwtestamentische kerk, den tijd van de groote reformatoren en de herleving van de gereformeerde kerken in de vorige eeuw te noemen en ge weet wat ik bedoel. De Geest werkt in zulke tijden met onweerstaanbaar geweld in alle sectoren van het menschenleven. Piasregens van zegen komen neer, „Alle kring wordt dan naar de ordinantie des Heeren gedrongen. God staat in het midden der goden, der machten. Het gezag gaat weer werken, en de schepter wordt gekust. De wetenschap ontbloot weer voor de wijsheid Gods het hoofd. .Het recht vindt den vasten grond weer. De kunst knielt. De arbeid zegent en wordt een zeg^n. Het hu w e 1 ij k en het huis bieden geluk en troost. De trouw keert weer op ieder gebied. Dé zonde loopt aan den band. Het leven ontvangt zegen van God en-juicht voor Hem, omdat Hij het leidt en richt in rechtmatigheid"^^).

Wanneer wij ons realiseeren dat God soms zoo in de geschiedenis werkt, zullen we goed moeten weten, dat wij zu.k een omzetting van het leven nooit door allerlei organisatie en machtsverovering tot stand zullen brengen! Zulk een opbloei van het menschenleven in het zonnelicht van Gods genade is uitsluitend en ten volle een zegen des HEEREN. Iets dat Hij zijn beminden als in den slaap geeft. Het is een zegen, dien Hij genadig verbindt aan het geloof, den geloofsstrijd, de trouw aan het woord in zijn kerk. Als de kerk waarlijk God kent in Jezus Christus, als zij zoo deelt in het heil des HEEREN, als de woorden en inzettingen en wegen des HEEREN haar lief worden boven alles, dan „wordt de Kerk een licht onder de vo'ken, een stad boven op een berg, een kaars op een kandelaar, een toonbeeld van het heil des Heeren, een levend getuige van zijn goeden wil, maar ook zijne dienstmaagd naar den regel des verbonds, het zout der aarde. ^Daar draagt zij het getuigenis der genade weer over de geheele aarde onder alle heidenen, in alle volken uit, en hare ontfermingen doen haar met den Geest zuchten en zegenen in den Naam des Heeren. De weg van het genadeverbond wordt a'om openbaar, belichaamd in de Kerk, gepredikt in het Woord. En het licht des Woords en des Verbonds straalt weer over alle levensgebied, waardoor Gods ordinantie, die voor lederen kring gesteld is, weer duidelijker zichtbaar wordt en den prikkel werken laat" «3).

Ja, zóó, in verband met en als zegen op het geloof der kerk zegent God het gansche menschen'even. Maar ook omgekeerd: als de kerk het woord Gods veracht. als ze verwereldlijkt, dan wordt zij de oorzaak van de ellende, die het menschenleven verwoesten gaat.

Om harentwil moet dan „de zegen wijken, en de ongerechtigheid als een vrucht harer zonden stroomen als watergolven over alle gebied des levens" ^*).

De Kerk is dan de schuldige!

„De Kerk, die hare roeping beperkte en naliet.

De Kerk, die de vorsten zondigen deed, en vorstenhuizen afbrak door als Kerk onder de hand en den voet van koningen te buigen.

De Kerk is de schuldige, die hare belijdenis in het praalgraf liet leggen, en zoo haar banier in het midden van de banieren der volken liet zinken.

De Kerk is de schuldige, die geen pilaar en vastigheid der waarheid bleef, maar toeliet, dat in haar eigen naam de leugen werd verkondigd, terwijl zij de hand op den mond moest leggen en zwijgend de leugen e r-kennen moest.

De Kerk is de schuldige, die voor een schotel moes haar eerstgeboorterecht verkocht; die van het volk wilde trekken en op het vo!k wilde drijven, inj iaata van zichzelve ter wille van het volk op te offeren.

De Kerk is de schuldige, die allengs hare roeping om alom te getuigen en barmhartigheid te oefenen aan alle menschen, om eiken kring te zegenen met 's Heeren licht en heil, niet slechts naliet, maar zelfs loochenen durft; en liefst, gansch onverschillig voor al wat onder het bederf ligt, al haar leven in zelfbehagen doet opgaan, zich verliezende in de bespiegelende beschouwing van de verborgenste zielsbeweging.

De Kerk is de schuldige, die den Heere verliet, en van het VERBOND, waarin God verheerhjkt wil worden, niet meer wist en niet meer weten wilde" *^).

Wanneer men gezien heeft, dat Jezus Christus in en door zijn kerk de wereld principieel en radicaal herschept, wanneer men heeft verstaan, dat de kerk de nieuwe menschheid is, die eenmaal de nieuwe aarde zal bevolken, dan moet wel de vraag opkomen, welke de positie en functie is van de vele, ve'e millioenen, die niet in Christus gelooven en op wie dan de toom Gods blijft. Worden zij en hun werk ook nog betrokken in de herschepping? Vervullen ze daarbij ook nog een of andere taak?

We willen ten opzichte van deze vraag een paar opmerkingen maken.

Vooreerst deze: Men heeft het wel eens zoo voorgesteld, dat het werken en zwoegen der zondige wereld directe en positieve beteekenis zou bezitten in het werk der herschepping. De dikwijls verbijsterend grootsche cultureele worsteling der volkeren zou volgens deze visie ten slotte een positief concreet resultaat opleveren, dat, door de katastrofe van den jongsten dag heen, zal worden nagedragen-in de eeuwige heerhjkheid. Maar van zoo iets spreekt de Schrift in het geheel niet. Integendeel, zij roept ons nadrukkelijk toe, dat alles wat als resultaat, als vrucht van het machtige cultureele pogen der gansche menschheid, gedurende alle eeuwen zal zijn verkregen, ten slotte , in het vuur van Gods gericht zal vergaan. Steden, gebouwen, kunstwerken, alle bibliotheken en laboratoria met gansch haar inhoud behooren bij de wereld, die zal ondergaan in het vuur van het jongste gericht.

Alleen de werken des geloofs van de kinderen Gods, zullen hen, die ze door Gods genade mochten verrichten, volgen in het nieuwe Jeruzalem. Maar die werken zijn niet concrete werkresultaten, vastgelegd op

papier of in wat voor ander materiaal ook. Neen, het zijn hun „rechtvaardige daden"'"'). Daarmee zullen ze in het eeuwige paradijs als met een kleed versierd zijn. Ongetwijfeld verzekert ons de Heilige Schrift, dat' de koningen en volkeren der aarde hun eer en heerlijkheid zullen indragen in het nieuwe Jeruzalem! "'') Maar dat woord wijst niet naar den jongsten dag en het spreekt niet van wat koningen en volken dan zullen doen. Neen, wat Johannes met deze woorden in zijn Apocalyps teekent, geschiedt „nü, in dezen tijd. Hier wordt niet gezegd, dat er na den jongsten dag, wanneer hemel, en aarde, vernieuwd zullen zijn, nog aardsche koninkrijken zullen zijn, wier vorsten hunne voortreffelijkheden in het nieuwe Jeruzalem zullen binnen brengen. Doch in deze aardsche bedeeling doet God ook koningen, en machtigen, en grooten, zich bekeeren, mannen van beteekenis op allerlei gebied, en doet Hij ook velen van grooten invloed, en hooge positie, medewerken tot den opbouw Zijner gemeente, en de komst van Zijn koninkrijk in heerlijkheid"^^).

Maar al heeft het werken en zwoegen der God-looze wereld niet direct en positief beteekenis in den machtigen levensarbeid van Jezus Christus, zinloos en doelloos is het daarom toch niet. Zou wat God onderhoudt en door Jezus Christus volstrekt wordt beheerscht ooit zinloos en doelloos kunnen zijn? Neen, «onbewust en onbedoeld, en dikwijls óók onwillig, werken allen ten slotte toch mee in, of liever, worden allen toch dienstbaar gemaakt aan Christus' herscheppingswerk. Ze worden onweerstandelijk ingeschakeld in de uitvoering van Christus' werkprogram. Neen, hun roeping vervullen deze menschen niet. Ze zijn dienstweigeraars voor het aangezicht van den levenden God. Maar de door Christus hun toegedachte taak vervullen ze wèl. Huns ondanks. Ze kunnen dat niet nièt-doen. Ze bouwen, als eens koning Hiram in Salomo's tijd, mee aan den tempel Gods. Ze helpen, als een Pilatus, mee aan de uitvoering van het raadsplan Gods ter verlossing. Ze worden als slaven, zonder dat ook maar eenigszins op hun wil eg^-wensch wordt gelet, gebruikt in de voleinding der wereld. En ze moeten doen wat Christus wil, al weten ze ook in de verste verte niet wat ze feitelijk uitvoeren. Op duizenderlei manier worden ze dienstbaar gemaakt aan wat Christus met grooten haast bezig is te voltooien. En als ze tenslotte den hun opgelegden arbeid hebben verricht, worden ze voor eeuwig weggeworpen.

Wanneer we spreken over de herschepping der wereld mogen we de dieren, de planten en dat wat in het populaire spraakgebruik de levenlooze stof wordt genoemd, geen oogenblik vergeten. Dat alles hoort ook tot Gods geschapen wereld. Neen, dat deel van Gods schepsel heeft geen zelfstandig bestaan en geen eigen, van de menschen onafhankelijke, beteekenis. Het is zonder den mensch niet af en bereikt zonder hem zijn bestemming niet. Het is. den menschen gegeven om daarover te heerschen en dat tot ontplooiing te brengen""). Het is alles materiaal in zijn cultuurarbeid, in zijn dienen van God. Zij moeten — en mogen! — daarin en daarvan genietend, hun Schepper dienen en loven. Door de zonde is de vloek Gods ook over dat deel van Gods creatuur gekomen. Maar — in Christus wordt het met de menschheid weer verlost en herschapen. In een diep woord van Paulus komt dat met groote kracht op ons af. Het gansche schepsel, zoo roept hij ergens uit, zucht tezamen™). Met de fijne intuïtie des geloofs, waardoor hij zich soo ongelooflijk diep kan inleven in deze wereld, die Gods schepping is en blijft, doorvoelt Paulus, dat ze schokt en kreunt onder den last van zonde en toom en de gevolgen daarvan. Zooals de kinderen Gods de hemelen hooren juichen, zoo hooren zij ook de schepping kreunen onder den vloek! Maar dit zuchten is niet het eenige dat .Paulus doorvoelt. Hij ervaart nog iets meer. De gansche schepping is in haar zuchten als in barensnood! Dat wil zeggen: zij zucht in hope. Zij zucht in dè verwachting van het nieuwe leven, dat ook in haar eenmaal uit Christus doorbreken zal!

Van deze in gang zijnde en komende herschepping glanst ook iets op in de wonderen van Jezus Christus! Hij verrichtte ze, zooals Hij zelf eenmaal zei, opdat de schare, die Hem hoorde, in Hem zou gelooven'^). Zijn wonderen dienen zijn woord, zijn prediking. Maar dat vasthoudende kunnen we toch nog wel iets méér zeggen. De namen, waarmee de wonderwerken van Christus worden aangeduid — nl.: wonderen en teekenen — wijzen ons daarbij duidelijk den weg. Als Christus • dooden opwekt, zieken geneest, brood vermenigvuldigt, visschen beheerscht, stormen stilt, dan zijn dat allereerst wonderen. Dat wil zeggen: het zijn werken, daden, gebeurtenissen, die anders zijn dan en uitgaan boven wat in den normalen kringloop der natuur geschiedt. Er vaart dan een andere kracht Gods in de wereld. Er wordt iets gedaan, er komt iets tot stand, dat den bekenden gang van zaken doorbreekt. Er komt wat nieuws. En dat nieuwe is openbaring van Christus' herscheppende kracht. Het is er een moment van. We ontdekken het even breken van den vloek, het opheffen van de ellende. En die wonderen zijn nu tegelijk ook teekenen. Ze zéggen wat, er gaat een sprake van uit, ze dienen om iets te verstaan te geven en te verzekeren. En is dat weer iets anders dan Christus' kracht tot herschepping en het werk van zijn herschepping zelf, waarmee Hij gelukkiglijk voortgaat, waarin Hij het gansche kreatuur betrekt?

Neen, er gaat van geen enkel moment van Gods geschapen wereld iets principieel verloren. Ook niet de dieren en planten en de „stof". God schiep eenmaal zijn wereld opdat zij, na tot haar volle ontplooiing gekomen te zijn. Hem eeuwig prijzen zou. Welnu, dat zal geschieden. Ondanks Satan en zonde en vloek. Ja, zelfs ook: mee dank zij dat alles! Jezus Christus haalt de gansche wereld in al haar momenten en aspecten uit de diepte waarin zij viel op om haar op te heffen in het licht van Gods genade, waarin ze eeuwig bloeien zal.

Eenmaal, op den jongsten dag, den laatsten dag onzer historie, den aanvang der eeuwigheid, zal Christus' herscheppingsarbeid, de „wedergeboorte" van den kosmos ''^) worden voltooid. In een geweldige katastrofe zal aan de oude wereld een eind worden gemaakt. Haar oer-elementen zullen in den grooten wereldbrand ontbonden worden. In een laaienden vuurgloed zullen ook de hemelen ver-gaan''^). De „gedaantp", het „schema" dezer wereld, d.w.z. de wereld zooals zij zich nu gedraagt, vertoont, de wereld in haar groeiproces, met haar seizoenen, eten, drinken, sexualiteit, geboorten en sterven, gaat dan volkomen en voor altijd voorbij''*'). Uit de in Gods gerichtsvuur ondergaande wereld roept Christus een nieuwen hemel en een nieuwe aarde te voorschijn. Christus' kerk zal opstaan uit de dooden, of, voor zoover zij den jongsten dag beleefde, in een punt des tijds veranderd worden. Onsterfelijk geworden en blinkend in een geestelijk lichaam zullen de kinderen Gods den eeuwigen sabbath aanvangen. Een herschapen, volmaakte, eeu^yige wereld zal dan stralen in Gods eeuwige liefde. Satan, zonde en dood zijn voor altijd weggedaan. Jezus Christus is de eeuwige Koning. En God is alles en in al'.en.


60) 1 Tim. 4:4, 5.

61) Openb. 14 : 13 „Wat zij gearbeid hebben, vergezelt hen naar de overzijde des doods. Hunne moeite laten zij achter. Daar worden zij van ontslagen. Maar hetgeen zij deden geeft hun zijne eeuwige vrucht. Het is dezelfde

gedachte, maar dan In gunstigen zin, als „vergelden naar de werken" 2 : 23, vgl. II Cor. 5 : 10." Greijdanus Kommentaar p. 302.

62) j. c. Sikkel, De Kerk en de volken, p.

63) Idem, p. 12/3.

8*) Idem, p. 12.

65) Idem, p. 16.

BB) Openb. 19 : 8. „In 8a wordt gesproken van een zich bekleeden, dus van eene eigene werkzaamheid der geloovigen, welke aan hen te doen gegeven wordt, en waartoe zij de gelegenheid, en de liracht ontvangen van God. Tot verklaring en inlichting, wordt aan het voorgaande toegevoegd, dat dit fijne linnen, daden der heiligen zijn, handelingen, zielsgesteldheden, en verrichtingen, en wel zulke, die overeenkomen met Gods gebod". Greijdanus, Kommentaar, p. 387.

67) Openb. 21 : 24—26.

8S) Greijdanus, Kommentaar, p. 429. Vgl. Dr K. Schilder, Wat is de Hemel? , p. 284 v.

89) Gen. 1 : 26—28, 2 : 15.

'0) Rom. 8 : 22.

'1) Matth. 9 : 6.

'2) Matth. 19 : 28. Vgl. Dr K. Schilder, Wat Is de Hemel ? passim.

") 2 Petr. 3 : 10—12.

'4) 1 Kor. 7 : 31.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Jezus Christus en de herschepping der wereld

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's