Maria, de moeder van onzen Heere Jezus Christus
(VI)
IV. NAZARETH EN BETHLEHEM.
Ongeveer drie m.aanden is Maria bij Zacharias en Elisabeth gebleven., Er is verschil van meening of zij de geboorte van Johannes heeft afgewacht. Godet meent van wel. „Hoe zou men de uitdrukking drie maanden niet in verband brengen met de zes maanden van vs 36 en daaruit de conclusie trekken, dat Maria haar verblijf heeft verlengd tot op het beslissende, voor Elisabeth en haarzelf zoo gewichtige oogenblik der geboorte van Johannes? Hoe lang had zij niet onbekend moeten blijven met dit feit als zij weinige dagen te voren naar huis was teruggekeerd? " i).
Greijdanus is van het tegenovergestelde gevoelen. „(Maria bleef) tot den tijd, dat Johannes geboren zou worden; vgl. vs 26. Dat Maria niet langer bleef, laat zich licht verklaren. Johannes' geboorte bracht voor Elisabeth niet alleen veel arbeid en zorg mee, maar deed ook allerlei menschen tot haar komen, verwanten en buren (vs 58 v.v.) die Maria in haar omstandigheden beter deed te vermijden"^).
Van Zacharias en Elisabeth keert Maria weer terug naar Nazareth. Wat haar daar overkomt is van beteekenis voor haar plaats in de heilsgeschiedenis. Tot dusver heeft de figuur van Maria nog steeds i n h e t licht gestaan. Tot dusver is het Woord nog steeds zoet in haar mond geweest. Maar zie, reeds gaat een aanvang nemen wat later Simeon heeft voorzegd. „Een zwaard zal door uw ziel gaan" (Lue. 2 : 35). Bij haar terugkeer naar Nazareth begint voor Maria het lijden. Het Woord wordt bitter in de buik.
Zij heeft aan Jozef niet kunnen zeggen, wat haar van Godswege is overkomen. Nu het aan Jozef duidelijk wordt bij haar terugkeer, dat zij zwanger is, wil hij haar niet meer tot vrouw hebben.
„Door Jozefs achterdocht te verhalen, laat de Evangelist uitkomen, dat voor den later opgekomen laster der Joden over Maria en Jezus' geboorte wel een zekere aanleiding bestond In de verborgenheid en onbewijsbaarheid van Christus' wonderbare
geboorte, die als zoodanig slechts door een bizondere openbaring kan worden onderkend, is reeds iets van de ergernis des kruises. De Zoon van God heeft voor het onverlichte oog den schijn uit ontucht geboren te zijn" ^),
Jozef is van plan Maria heimelijk te verlaten.
„Dat Jozefs weigering haar als vrouw aan te nemen* niet onbillijk was, blijkt uit de woorden, dat hij r e c h t v a a r d i g was, d.w.z. dat hij als wetsgetrouw Israëliet het niet over zich kon verkrijgen met een vrouw in het huwelijk te treden, wier reinheid hij niet meer kon aanvaarden" •*).
Maar Jozef wilde evenmin Maria openlijk aan de kaak stellen, door het gerecht erin te betrekken. „Naar de Mozaïsche wet behoorde de verloofde vrouw reeds aan haar toekomstigen man toe (vgl. Deut. 22 : 23, 24)'; haar ontrouw werd voor die van een gehuwde vrouw gerekend.
Daarom moest Jozef, toen hij Maria niet wilde hu-'wen en haar ook niet voor den rechter wilde brengen, haar toch wel officieel, d.w.z. met den scheidbrief, wegzenden" ").
En zoo is Jozef van plan, in stilte, d.w.z. zonder het gerecht erin te kennen, Maria weg te zenden.
Nu evenwel grijpt de Heere in. In den droom wordt Jozef vermaand Maria tot zich te nemen.
„Dit is de wondere weg Gods met zijn heilig kind Jezus. Geboren uit den Heiligen Geest ontgaat het ternauwernood de schande voor een onecht kind te worden aangezien"").
In het apocriefe Prot-evangelie van Jacobus wordt het feit van Maria's zwangerschap uitvoerig geteekend. Niet alleen hebben we daar een uitweiding van Jozefs overleggingen, maar ook door een schriftgeleerde, Annas, en door dienaren van den priester wordt Maria's zwangerschap geconstateerd. Jozef en Maria worden beide onderworpen aan de proef met het bittere water (Num. 5 : 11—31) doch zonder resultaat').
De apocriefe Evangeliën hebben vaak weinig waarde, maar halen wel eens punten naar voren, waarop het de moeite waard is te letten. Jozef heeft op bevel van den Engel des Heeren Maria tot zich genomen.
„Uitdrukkelijk wordt nog vermeld, dat hij met haar geen echtgemeenschap had voor de geboorte van haar kind. Hierin bliikt eenerzijds, hoe zeer Jozef de heiligheid van hetgeen door Maria ontvangen was eerbiedigde. Ter anderer zijde ligt in het totdat zij haar zoon had voortgebracht, ook opgesloten, dat Jozef en Maria na Jezus' geboorte zich niet van huwelijksgemeenschap hebben onthouden. Er bestaat daarom o.i. ook geen bezwaar onder de meermalen genoemde broeders des Heeren 12 : 46, Joh. 7 : 3, Hand. 1 : 14, I Kor. 9 : 5, kinderen van Jozef en Maria te verstaan, die later uit hun huwelijk werden geboren. De door sommigen voorgestane meening, dat men hierbij zou moeten denken aan neven van den Heere of aan voorkinderen van Jozef, omdat uit Maria geen kinderen meer zouden geboren zijn, kan op dezen grond dan ook niet aanvaard worden" **).
Toen Jozef op het bevel van keizer Augustus naar Bethlehem moest, om zich daar te laten inschrijven in de keizerlijke registers, daar hij uit het huis en geslacht van David was, heeft hij Maria meegenomen in de omstandigheden, waarin zij zich bevond. Wat mag de reden hiervan zijn geweest? Was dit noodzakelijk ?
In de bekende geschiedenis van het Joodsche volk van E. Schürer wordt geponeerd, dat er geen noodzaak was voor Jozef naar Bethlehem te gaan en evenmin om Maria mee daarheen te nemen ^). Prof. Greijdanus zegt hiervan: „Overigens laat het zich licht verklaren dat Jozef Maria nu medenam, ook al zou dat anders niet vereischt zijn geweest: om haar in hare omstandigheden voor alle onaangenaamheid en beleedigende woorden en blikken tijdens zijn afwezigheid te behoeden'"). We zullen dus moeten denken aan de smaadheid, die Maria in Nazareth lijdt vanwege de komende geboorte.
Een volgend punt, dat onze aandacht vraagt, is : de uitdrukking uit Luc. 2:7: mdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. „Hoe dit zoo kwam, zegt Lucas niet uitdrukkelijk. Het verband, en wat in de voorgaande verzen gezegd is, wekt als vanzelf de gedachte, dat de groote toeloop van menschen nu naar Bethlehem, de oorzaak was. Maar dan kwamen daarin toch aan het licht de onbarmhartigheid der menschen tegenover deze arme ouders in deze omstandigheden en jegens hun te wachten kind, en de vernedering des Heeren waarin Hij geboren werd, en de moeite en geringschatting Zijner ouders om Zijnentwil" •'•').
Wij zullen er goed aan doen ook in Bethlehem, waarin Jozef woonachtig was, te denken aan verstooting. Men wilde daar met menschen als Jozef en Maria niets te maken hebben. Voor hen was in de gewone samenleving geen plaats. Daarom werden zij naar de stal verwezen.
Dit alles is voor Maria een zware beproeving geweest voor haar gelóóf.
Zij heeft duidelijk een plaats ingenomen in de geschiedenis der Heilsopenbaring in de periode van Christus' vernedering.
K. MEIMA.
1) a.w. I, p. 65.
2) a.w. I, p, 71.
3) H. N. Ridderbos, Mattheus I, K.V. p. 29.
4) Ridderbos, a.w. p. 29.
5) Ridderbos, a.w. p. 29.
6) Ridderbos, a.w. I, p. 30.
7) E. Hennecke, a.w. p. 60.
8) Ridderbos, a.w. I, p. 32. Vgl. ook: R. Schippers, De Reformatie XV, no. 14, 15, 16.
9) E. Schürfer, Gescii. d. Jüd. Volkes*, I, p. 524.
10) a.w. I, p. 102.
11) Greijdanus, a.w. I, p. 107.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1951
De Reformatie | 8 Pagina's