GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gij eert uwe zonen meer dan Mij!"

„En er kwam een man Gods tot Eli en zeide tot hem: Zoo zegt de Heere: gij eert uwe zonen meer dan Mij!"

Dat Eli inderdaad zijn beide zoons Hofni en Pinehas meer eerde dan dat hij den Heere eerde — het moge ons vreemd in de ooren klinken, haast ongelooflijk schijnen, toch mogen we het geen oogenblik in twijfel trekken, omdat het een uitspraak, een oordeel, een vonnis is, uitgesproken door den Heere zelf.

Misschien zouden vwj het anders, zachter hebben willen beschouwen en beoordeelen — wij hebben er ons bij neer te leggen; hooger beroep is uitgesloten, het staat voor ons vast: in de houding die Eli tegenover zijn zonen innam heeft hij zijn goddelooze zonen meer geëerd dan den Heere zelf.

„Dat is verschrikkelijk!" roepen wij uit! „Hoe kon een hoogepriester des Heeren tot zulk een gruwel vervallen" — vragen we met verbazing! „Waarin komt dat uit? " — willen wij weten.

En dat te meer, omdat we in de Schrift toch ook lezen, dat hij het met het goddelooze, godonteerende, heiligschennende optreden zijner zonen niet eens was; ja, hen waarschuwend vermaande: „Niet (alzoo) mijne zonen; want dit is geen goed gerucht, dat ik hoor; gij maakt, dat het volk des Heeren overtreedt. Wan­

neer een mensch tegen een mensch zondigt, zoo zullen de goden (d.i. de overheid, de richters; kantteekening) hem oordeelen, maar wanneer een mensch tegen den Heere zondigt, wie zal voor hem bidden? "

• Maar verder dan een afkeurend oordeel kwam het bij Eli niet. Zelfs hen vermanend, zag hij hen niet eens zuur aan. Zijn ziel in hem werd niet ontroerd. Zijn geheele wezen kwam niet tegen hun goddelooze doen in verzet. Er brandde geen vuur van heiligen toom tegen hunne onheiligheid. Hij keurde af — maar ging dan over tot de orde van den dag en alles ging op den gewonen voet voort.

Hoe anders was het in de dagen van ouds, kort na de iiittoeht uit Egypte, aan den voet van den berg Sinai. Ja, Eli's voorvader Aaron had uit zwakheid het volk Israël het gouden kalf gegeven, en het volk doen zondigen, al meende het in zijn rondedans om het maaksel hunner handen den Heere, hunnen God te dienen. Maar hoe ontstak daarover de toom des Heeren! Hoe was de ziel van Mozes gansch ontstoken, als hij merkte wat er gaande was; zóó hevig, dat hij de door God gemaakte tafelen der wet tegen de rots te pletter wierp, en het gouden kalf verbrandde en vermaalde, en dan, staande in de poort des legers riep: „Wie den Heere toebehoort, kome tot mij!" En zie, dan komen tot hem al de zonen van Levi; op 's Heeren bevel gordt een ieder van hen zijn zwaard aan; ze gaan door en keeren weder van poort tot poort in het leger, en dooden een iegelijli: zijn broeder, en zijn vriend en zijn naaste, tot er van het volk vielen op dien dag drie duizend man.

Hoe hebben hier deze zonen van Levi den Heere meer geëerd dan hun broeders, hun vrienden en hun naasten. En de Heere heeft hen uit genade daarvoor rijkelijk beloond door hun dezen bijzonderen zegen te geven, dat zij Hem "als priesters zouden mogen dienen.

En wij denken aan Pinehas, Aarons kleinzoon, aan zijn optreden in die donkere dagen van Israels geschiedenis, toen het volk zich koppelde aan Baal-Peor; ja, een man uit de kinderen Israels, Zimri, uit den stam van Simeon, het dorst te bestaan een Midianietische prinses Cozbi voor de oogen van Mozes en van de gansche vergadering tot zijne broederen te brengen, terwijl deze weenend stonden voor de tent der samenkomst, alzoo den Heere tartend — en dat toen deze Pinehas, een priester, dat ziende, opstond uit het midden der vergadering, spontaan een spies in zijn hand nam en hen beiden doorstak. Daarom sprak de Heere: „zie, ik geef hem mijn verbond des vrêdes en hij zal hebben, en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd heeft en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israels".

Zoo eerde Pinehas, de priester, den Heere meer, dan vsden ook.

Maar deze Eli, hoewel hij wist dat zijn beide zoons, zijnde priesters des Heeren, dag aan dag de heiligheid des Heeren ontheiligden, zag lijdelijk toe; hij weerstond hen niet in hun aangezicht; hij ontzegde hun niet den toegang tot het Heilige; hij dreef hen niet uit noch stiet hen metterhaast van daar weg; hij, die gesteld was als een wachter over de heiligheden des Heeren, en ten teeken daarvoor aan zijn voorhoofd droeg de gouden plaat, met daarin gegrift: „de heilig-

heid des Heeren"; hij liet hen hun gang gaan, en betoonde zich daarin een ontrouwe wachter, een onwaardige Hoogepriester, een mede-schuldige aan de gruwelijke ontheiliging van den Naam des Heeren; een, die zijn zoons meer eerde dan den Heere en daarom van den Heere licht geacht werd!

Dat lot zal oolc het onze zijn, als wij, vaders onzer zoons, maar tegelijk ook tot priesters gezalfden, opdat wij zouden heilig houden wat de Heere geheiligd heeft — als wij onze zoons meer zouden eeren dan den Heere!

Neen, de vroomste vader kan zijn kinderen niet bekeeren. Dat vraagt de Heere ook niet van ons! Maar wel eischt hij van ons, dat wij in ons huis niet zullen toelaten, dat onze kinderen met het heilige den spot drijven; noch in hun houding, noch in hun taal, noch in hun handelingen. Wee den vader, die niet heiligHjk toomt, als een zoon het durft bestaan smalend te spreken van het Woord des Heeren, van den dienst des Heeren, van het gebed, van de Wet des Heeren, van den Heere zelf.

En welk een voorrecht te weten, dat wij ijverend voor de heiligheid des Heeren, in heiligen ernst, daarin tegelijk ook ijveren voor het waarachtig welzijn onzer kinderen.

HUISMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's