GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het werkende Meisje (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het werkende Meisje (III)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

DE KEUZE VAN HAAR BEROEP.

In het verband van de beschouwing van de beroepskeuze moet ook de positie, die het onderwijs in deze imieemt, de aandacht hebben. Naar het mij voorkomt nu wordt onze huidige schoolopleiding, zowel van de jongen als van het meisje, bij het lager-, uitgebreid en middelbaar onderwijs, gedrukt door dit bezwaar, dat het zover afstaat van het arbeidsleven, dat toch eens de jongen en het meisje wacht. Ik meen dan ook, dat hier van een schadeUjk manko gesproken moet worden, nu er geen. of slechts zeer onvoldoende onderwijs wordt gegeven, dat er op gericht is, de leerlingen enige Idjk te geven op aard en vereisten voor de verschillende maatschappelijke functies, opdat hun oordeel over het werk, dat wacht en hun plaats daarin, zo goed mogelijk en zoveel als met het niveau van hun kennis zich verdraagt, worde gevormd. Nu weet ik wel, dat er in dezen wel iets wordt gedaan. Zo worden b.v. leidinggevende personen uit de industrie ook wel in de gelegenheid gesteld om met voordracht en lichtbeeld aan de schooljeugd het een en ander bij te brengen over het werk, dat in de fabrieken geschiedt, waarbij met name de activiteit vaii de Ver. Nederl. Fabrikaat in dezen alle lof verdient, doch dit is alles op zijn best nog maar zeer fragmentarisch en proportioneel onevenvsrichtlg. Het wil mij voorkomen, dat het nodig zal zijn in het belang van een goede vorming van de jeugd, hierin behoorüjk systeem te gaan brengen, waarbij op school ook als leerstof zou dienen te worden onderwezen aard en vereisten van de verschillende voornaamste beroepen, met dan daarop aansluitend, ter ondersteuning van dat onderwijs en ter bewaring van de band met de praktijk, voordrachten met lichtbeelden, zo mogelijk gecompleteerd door excursies aan de bedrijven. Trouwens, ook het Hoger Onderwijs voor bepaalde beroepen gaat met eenzelfde gebrek gepaard. Wat weet hij, die economie studeert, van de praktische economie, zoals deze in de ondernemingen wordt beoefend? Naast overdrijving schuilt er toch ook wel enige waarheid in hetgeen enige jaren geleden één mijner kennissen, die bezig was aan zijn proefschrift, tot mij zeide: Wanneer ik straks gereed zal zijn om mijn plaats in het bedrijfsleven te gaan innemen, taxeer ik mijn kennis van hetgeen zich in de praktijk van het zakenleven afspeelt, op het niveau van een jongste bediende te staan. Staat het ten opzichte van de studenten aan de Technische Hogeschool anders, met name wat htm sociale en economische kennis van het bedrijfsleven aangaat? Zonder in een schadelijk prakticisme te vervallen, zou m.i. toch beter en tijdiger aanpassing aan de praktijk van het leven dienen te worden gezocht.

Wanneer wij dit manko gesignaleerd hebben, in het kader van dit artikel, dan is het, omdat ook voor het meisje, dat de school gaat verlaten en voor zich een of andere maatschappelijke functie gaat zoeken, voor zover in verdergaand onderwijs de richting niet reeds is bepaald, het voor hsiar zelf zowel als voor haar ouders veelal een vraag is, waarop men op de tast af een antwoord zoekt: En wat nu? Ik zal mij nu niet bezig houden met dit verschijnsel t.a.v. de jongen, voor wie dikvWjls de zaak niet anders is gesteld, en mij uitsluitend bepalen tot het meisje en haar beroepskeuze.

Gegeven deze onwetendheid van wat de praktijk van het arbeidsleven in de verschillende beroepen betreft, ligt er voor het meisje het grote gevaar, dat zij zich door de schijn laat bedriegen en vi'oeg of laat in haar beroepskeuze bedrogen uitkom.t. Die bedriegelijke scliijn maakt dan juist wel functies in ""abriek of kantoor zeer aantrekkeUjk. Er is een werkdag, die tot acht uren beperkt blijft; daarna is men vrij en heeft men de gehele avond voor zichzelf, althans, zo redeneert men. Bovendien is er ook het hogere loon, dat in • fabriek of kantoor verdiend wordt, waardoor men zich in kleding en levensgemak en vermaak meer kan veroorloven. Deze factoren samen oefenen dikwijls zulk een aantrekkingskracht uit, dat men • er zich door laat leiden bij zijn beroepskeuze. Afgedacht van het feit, dat daarbij stellig ook nog wel andere factoren een rol spelen, moet m.i. de zeer steike teruggang van meisjes in huishoudelijke diensten, alsook het gebrek aan verplegend personeel, by welk laatste men ia de opleidingstijd niet direct .begint te verdienen op het niveau van fabriek of kantoor, voor een goed deel aan die bedriegelijke schijn van de arbeid in fabriek en kantoor worden geweten. Daar waar vóór alles gevraagd wordt naar de wil des Heren ook ten opzichte van het leven in de arbeid, zijn de voorwaarden aanwezig om zich door zulk een schijn op dit punt althans niet te laten bedriegen.

Bij de geschetste bezwaren komt voorts nog dit, dat men staande aan het begin van het leven in de arbeid, wel eens geneigd is, juist ten opzichte van het meisje, deze zaak van de verantwoorde beroepskeuze te licht op te vatten. Ongeveer 70 van de 100 meisjes toch zijn vóór hun 25e levensjaar in het huwelijk getreden. Met dit bekende verschijnsel voor ogen en met het ideaal van het huwelijk bij het meisje zelf in het hart bewnst of onbewust, zijn velen geneigd aan die maatschappelijke functie voor het meisje wat lichter te tillen en het als iets van tijde^ hjke aard te zien. Daardoor wordt evenwel meteen met name voor die meisjes, welke niet tot die zeventig procent behoren en waarvan velen ook nimmer tot een huwehjk komen zullen, deze zaak ook te licht beoordeeld. Wij laten dan verder nog rusten, dat het ook voor het meisje, dat wel vóór haar 25e jaar tot een huwelijk komt, van zeer groot belang is, of haar " werk, dat zij koos in het beroepsleven, inderdaad een goede aansluiting geeft op haar werk als huisvrouw in het huwelijk. Op dat punt heeft menig huwend meisje en heeft ook menige huwende jonge man in zijn levensgezellin wat haar kennis van en ambitie voor huishoudeüjk werk betreft tijdeUjke of bUjvende teleurstellmgen beleefd, die hadden kunnen worden vermeden. Daar men nimmer vooraf weet, welke de levensbestemming van het meisje zal zijn in of buiten het huwelijk en, zo zij al huwt, het eveneens verborgen is of haar een lang of kort huwelijksleven wacht, is het zaak van verantwoordehjkheid, voor het meisje niet minder dan voor de jongen, deze aangelegenheid van de beroepskeuze volledig ernstig te nemen en niet oppervlakkig af te doen.

Vanzelfsprekend is het ons onmogelijk om. in een reeks vaji artikelen in een gedetailleerde beschouwing van verschillende maatschappelijke beroepen voor meisjes te treden. In de voorafgaande artikelen hebben wij gepoogd, de aandacht te vestigen op hetgeen volgens onze overtuiging een verkeerde toestand is, die bezig is, zich verder te ontwikkelen, namelijk, dat de meisjes op weg zijn, zich steeds meer te distancieren van die beroepen, welke de meeste aanraking hebben met de natuurlijke levensroeping van de vrouw. Daarom hebben wij gemeend, onze meisjes en haar opvoeders weer de goede principiële leidraad in handen te moeten drukken, zodat zij bij deze beroepskeuze vóór alles en in alles rekening houden met datgene, wat God ons leert in Zijn Woord en met hetgeen Hij ons in dat Woord bekend maakt ten aanzien van Zijn arbeid als Schepper en Onderhouder ook van het leven van de vrouw. Dan liggen reeds zó gezien, niet alle functies voor het meisje, om slechts enkele ervan te noemen, die in huishouding, ziekenverpleging, onderwijs, vraikel, kantoor of fabriek, op één Hjn, wat de waardering betreft. In de eerste drie is een hoge graad van gemeenschap met de natuurlijke levensbestemming van de vrouw gegeven, in de tweede drie beroepen is dit als in. een snel dalende reeks in veel mindere mate het geval. Fabrieksarbeid achten wij, zoals reeds bleek, in het algemeen niet of nauwelijks voor het meisje in normale tijden in aanmerking te komen, terwijl vrij ten opzichte van kantoorarbeid van oordeel zijn, dat alvorens aan kantoorarbeid voor het meisje als beroep wordt gedacht, eerst overwogen dient te worden, of er geschiktheid en mogelijkheden aanwezig zijn voor huishoudelijke functies en tal van kndere beroepen, die naar het ons voorkomt de voorkeur verdienen boven arbeid op kantoor.

Ook hier wreekt zich, dat men de mogelijkheden, die er liggen bij een beroepskeuze, vaak zelf zo slecht kent of geen serieus onderzoek ernaar instelt. Voor mij ligt de tweede belangrijk uitgebreide uitgave van een boek in zeer fleurige omslag met een rij van lachende, vroHjke meisjes erop, naar maat- ^chappeüjke functies gevarieerd van de stewardess van de K.L.M, in haar grijs-blauwe uniform tot de verpleegster in haar smetteloos wit. Het boek draagt als titel „De toekomst tegemoet", met als ondertitel „BeroepsmogeUjkheden voor meisjes". Schrijfster is Aimée van Tricht, uitgever de N. V. Drukkerij de

Spaamestad. De eerste druk verscheen in 1940, de tweedein 1951.

Een zekere humanistische instelling is in dit boek duidelijk te onderkennen, waar de schrijfster het leven wil grondvesten op „de eeuwige begrippen : Waarheid, Rechtvaardigheid, Liefde, Recht en Deugd", naar het voorbee'd van de door haar geciteerde paedagoog Jules Renault in diens „Menschen van morgen" (Adolescents), terwijl zij zich ook op het standpunt stelt, dat , , de vrijheid van alle mensen geëerbiedigd moet worden bij de keuze van hun wapenen voor de strijd om het bestaan" (blz. 13 en 7). Deze bepaalde instelling leidt uiteraard ook tot bepaalde consekwenties, waarin wij haar evenmin overal met instemming kunnen volgen. Haar vrijheidsbeginsel, waarvan de nonnen slechts op zeer vage, weinig omlijnde wijze worden aangegeven, brengt er haar ook toe, bepaalde beroepen te bespreken, die, zoal niet aanbevelenswaardig, da, n toch wel aanvaardbaar door haar worden geacht, beroepen, die stellig in de belangstelling van het Gereformeerde meisje weinig zullen delen. Ik heb het oog op dat deel van haar boek, ook al staat het op het eind en dus stellig niet voorop bij de schrijfster, waar zij de opleiding voor lichaamscultuur bespreekt. Daarbij wordt ook het beroep van schoonheidsspecialiste door haar toegelicht onder het motto „Non è bello quel ch' è bello, ma quel che piace", welk Italiaans spreekwoord in vertaling luidt: „Niet het schone is schoon, maar datgene wat behaagt. Daarbij zijn dus alle normen ver te zoeken, en is alles onderworpen aan de ijdele mens en zijn subjectief oordeel en aan zijn begeerten vooral. De schrijfster zelf vindt die Italiaanse spreuk zo gek nog niet, mij dimkt, daarbij wordt het principieel verschil tussen haar en ons wel zeer duideUjk merkbaar, waarom we ook maar matige belangstelling aan de dag kunnen leggen voor alle „wijsheid", die geboden wordt over cosmetica, milks, crèmes en lotions, met andere make-up preparaten.

Doch afgedacht van dit gedeelte van het nieuwe derde deel, dat in deze tweede druk voorkomt, in welk derde deel de moderne beroepen worden behandeld, bevat haar boek zeer veel materiaal, zowel wat de omschrijving van de verschillende functies betreft, ' alsook wat de daarvoor vereiste opleiding, aanwijzing, van opleidingsinstituten, (waarbij ook de Chr. instituten niet zijn vergeten), kosten van deze opleidingen enz. aangaat. Ieder, die zich serieus daarin wil verdiepen, en die dit kan doen met onderscheidend oordeel, kan worden aangeraden van dit boek. dat van grote deskundigheid blijk geeft, kennis te nemen. Kennisneming van dit boek zal tevens ervan overtuigen, dat, wanneer wij niet enthousiast zijn ten opzichte van tal van functies op fabriek en kantoor voor werkende meisjes, er meer dan voldoende keus overblijft voor beroepen, die stellig boven die bepaalde functies de voorkeur verdienen. In haar ruim 340 bladzijden tellend boek behandelt de schriifster deze door ons bedoelde beroepen als ideële beroepen voor het meisje. Als zodanig bespreekt zij stuk voor stuk uitvoerig het beroep van verpleegster, verloskundige, kraamverzorgster, heilgymnaste, physiotherapeute, (voor bestraling en diathermie), praktijkassistente voor artsen, röntgenassistente, kinderverzorgster, kleuteronderwijzeres, onderwijzeres bij Lager en Buitengewoon Lager onderwijs, lerares bij het Nijverheidsonderwijs, onderwijzeres voor doofstommen en blinden, logopaediste (spraak- en stemkundige), maatschappelijk werkster, gezinsverzorgster, gezinshulp, inspectrice bij de kinderpolitie. Daarbij komen dan nog in het derde deel van haar boek die beroepen welke meerdere of gespecialiseerde opleiding vereisen, zoals het beroep van arts, kinderarts, tandarts, dierenarts, mondhygiëniste, apothekeres, apothekersassistente, drogiste, biologe, lerares bij het Middelbaar en Voorbereidend Hoger Onderwijs, medisch en botanisch analyste^ laborante, scheikundige, tuinarchitecte, kweekster, lerares lichamelijke oefening M.O., binnenhuisarchitecte, woninginspeotrice, jeugdleidster, joumahste, psychologe, diëtiste, kinderrechter, juriste bij voogdijraden, armenraden en andere instellingen van maatschappelijk werk, modeontwerpster enz. Zoals men ziet, is de hjst van beroepen voor het meisje, die dichter liggen bij haar natuurlijke levensroeping als vrouw nog uitgebreid genoeg. Over al deze beroepen kan men zeer veel wetenswaardigheden vermeld vinden in dit boek.

Wie nu uit al deze beroepen een keus voor zichzelf of voor eigen dochter zal moeten doen, wanneer zij zelf in dezen geen uitgesproken belangstelling of begaafdheid aan de dag legt, zal verschillende factoren moeten overwegen en tegen elkander moeten afwegen, zoals: aanleg, aard, karakter, verstandelijke ontwikkeling en vermogens, gezondheidstoestand, maatschappelijke en huiselijke omstandigheden met andere, die nog te noemen zouden zijn. Daarbij zal men goed doen, door ook het oordeel van de onderwijzer(es) en hoofdonderwijzer(es), de predikant en de huisdokter, niet te veronachtzamen, doch te raadplegen. Zo nodig zal men daarbij ook het advies van bureaux voor beroepskeuze of van ervaren, goed gereputeerde psychologen kunnen inroepen. Mits men met name deze laatste twee adviesinstanties maar met voorzichtigheid raadpleegt en het door hen uitgebrachte advies (het zij nogmaals herhaald) zorgvuldig principieel keurt, zonodig ook verwerpt, en het terdege vergelijkt met hetgeen de eigen ervaring

als opvoeder geleerd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Het werkende Meisje (III)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's