GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DOMINÉ HOLWERDA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOMINÉ HOLWERDA

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Reformatie" moet wederom verschijnen met een „rouwnummer", een uitgave met een zwarte rand als teken, dat wij niet maar treuren in kleine kring, maar in de gehele familiekring-naar-de-geest, om het verlies van één onzer, die voor deze ganse familie van grote betekenis was, en er een grote plaats innam, niet maar veroverd in de begeerte om de eerste te zijn, maar gekregen naar verkiezing, naar het welbehagen van Hem, Die Zelf de plaatsen schikt in Zijn familie-kring, en dat zó doet, dat de eersten aller dienaar zijn. En ditmaal zal het moeten Worden een rouw-nummer om Prof. B. Holwerda te gedenken, en iets te schrijven over die plaats, welke de Here hem toegedacht had in ons midden. En mij is gevraagd om ook over hem te schrijven, met wie ik naar Gods voorzienig bestel heb mogen verkeren, dagelijks heb mogen omgaan, als collega, als vriend, en als wapenbroeder in de moeilijkste, maar ook schoonste jaren van ons leven, toen wij beide predikant in Amersfoort waren, jaren van geestelijke diepgang, en van een samengaan in lief en leed om werkelijk dienaren van Christus te zijn. Ik heb, om het zó uit te drukken, naast hem mogen zitten in de familiekring, en wel in de jaren 1942—1946. Hoe heb ik in die jaren.'s Heren providentie leren danken, dat Hij mijn weg naar Amersfoort had geleid, om in de toen opkomende storm zulk een wapenbroeder mij te geven tot hulp en steun, mij, die altijd te worstelen had met een zwakke gezondheid, en die, naar de mens gesproken, nooit alleen had kunnen staan, om de storm te overleven. De Here had reeds in al mijn nood voorzien, toen Hij mij deze broeder gaf als wapenbroeder.

En mij zettende, en daarbij mijn persoonlijke droefheid over het verlies van deze trouwe wapenbroeder bedwingende, denk ik aan het motto van de oudejaarsoverdenking, welke Prof. Schilder schreef in „De Reformatie" van 31 December 1949, aan het motto: „Een familie in neergang en de familie in opgang". En even komt de gedachte op: schrijven wij (vandaag over een familie in neergang, of over een familie in opgang? Naar de mens gesproken, dat is, naar wat w ij zien, schijnt het wel te zijn over een familie in neergang. 29 Maart 1948 een rouwnummer voor een , , in memoriam Prof. Dr 'S. Greijdanus". 29 Maart 1952 voor een „in memoriam Prof. Dr K. Schilder". En als „De Reformatie" deze week verschijnt, een „in memoriam Prof. B. Holwerda". En een andere gedachte dringt zich op. Zal dat zo door­ gaan, o Here, onze God? Gaat Gij ons nu beroven van Uw eigen instrumenten. Die Gij Zelf gesmeed hebt, en Die Gij Zelf gesteld hebt in de familiekring om voor ons te zijn „gelijk de pijlen in de hand eens helds"? Want Gij hebt ze ons toch gegeven, zodat wij als familie-naar-de-Geest welgelukzalig mochten geprezen worden, gelijk die man in psahn 127, voor wie de zonen der jeugd zijn gelijk de pijlen in zijn pijlkoker, om er mee ten strijde uit te trekken, en er mee te kunnen spreken met de vijanden in de poort, die de familie-kring belagen? Maar wij mogen het niet eens denken, een familie in neergang, zelfs niet onder de verpletterende slagen, die ons treffen, en ons allen doen treuren. Want op hetzelfde moment vergeten wij Hem, onze Here Jezus Christus, Die van de familiekring a 11 ij d, ook al schijnt zij soms tot niet gekomen te zijn, is de Broeder-Goël en' de Broeder-Verlosser, Immanuël, God-met-ons. En Hij compareert a 11 ij d in Zijn familie-kring als de Opstanding en het Leven. Neen, het i s een familie in opgang, ook al vermenigvuldigen zich de memoriae, en daarmee onze smarten. En dat zal niemand mogen vergeten, ook niet als hij schrijven gaat over Prof. Holwerda. Want hoe smartelijk zijn heengaan voor ons ook is, en hoe eenzaam het ook rondom ons wordt, vooral voor de generatie, welke met Prof. Schilder en Prof. Holwerda is groot geworden, deze familie in opgang reikt immers van de aarde naar de hemel? Wij, kunnen wel niet in de hemel zien, en de tijdelijke dood scheidt nog de familie-leden er» onderscheidt ze nog als leden, die op de aarde, en in de hemel zijn, maar de familie-kring zelf is één, en heeft zijn plaats op aarde èn in de hemel. Prof. Holwerda zit nu aan met Abraham, Izak en Jacob. En hij behoeft niet meer naar het kerkhof te gaan, om te zien , , de graven van Hoekstra, Honig, Dam, Greijdanus, Schilder, Zusje"; en van de velen , , wier naam hij hier niet kende" (zie zijn paasartikel in , , De Reformatie" van 12 April 1.1.), maar hij mag nu zien van aangezicht tot aangezicht de ganse familie-kring voor zover die met Christus in de hemel is. En daar komen wij immers ook, zo wij eenzelfde dierbaar geloof deelachtig zijn, dat ons met Christus verbindt, Die de opstanding en het leven is? En dat schone feit, dat wonder van de God aller genade, dat bepaalt nu ook het schrijven over Prof. Holwerda. En wel in deze zin, dat wij over hem moeten schrijven als over een, die ook verwaardigd is om aan te zitten aan de bruiloft des Lams, na de goede

strijd gestreden te hebben, en het geloof te hebben behouden. Hij is wel geoordeeld naar de mens in het vlees, maar hij leeft naar God in de Geest. Hij had reeds het leven, toen hij bij ons was. Hij heeft het leven in de hemel. En hij zal het hebben tot in alle eeuwigheid, want Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, toen Prof. Holwerda nog bij ons was, heden, nu hij in de hemel is, en in a l l e eeuwigheid, als komt de bruiloft des Lams, Hij is ALTIJD de opstanding en het leven. Het is dus wel voor ons een „in memoriam", maar voor de Here onze God niet. O neen. Hij schrijft geen „in memoriam". Hij schreef reeds van eeuwigheid het boek des levens. En Hij schaamt zich niet om onze God genaamd te worden, want Hij is geen God der doden, maar der levenden. En Hij heeft het bewezen in de opstanding van Jezus Christus. Laten wij dus wel s c h r ij v e n als een familie in opgang, allen, die over Prof. Holwerda schrijven gaan, en laten wij ook allen lezen als een familie in opgang, want hieraan hangt de ere Gods, Die Zichzelf een familie van waarachtig levenden vergadert naar het recht van Christus' kruis, en naar de glorie van Zijn opstanding.

Ik schreef nog steeds „Professor Holwerda", maar toch wil ik iets schrijven over „dominé Holwerda". Want dat was hij, en dat wilde hij blijven voor de gemeente van Amersfoort. Wij zouden hem niet eren, als wij de professor in hem gedachten en de prediker in hem vergaten, die het Woord Gods gesproken heeft. En dat naar de zin van Hebreen 13 : 7, liet Woord Gods naar de concrete situaties, waarin 's Heren gemeente leeft, en waaraan haar voorgangers haar binden van 's Heren wege, het Woord Gods, waaraan zij ook gebonden blijft, nadat haar voorgangers gestorven zijn. Hoe heeft Ds Holwerda deze roeping verstaan. Hij was „dominé" in hart en nieren. En hij was het met grote gaven van hoofd èn hart. De Here had hem toegerust met een scherp verstand, dat uitblonk in discursief vermogen. Hij dacht logisch, hij formuleerde helder en distinct. Hij hield van scherpe probleemstelling. En hij had een bijzonder charisma ontvangen om de Schriften te verklaren, en de schatten Gods te zien, en aan de gemeente over te geven in een concrete taal, en met een overweldigende rijkdom van gedachten. En daarbij was hem een grote ambtelijke trouw geschonken, om werkelijk; dienaar des Woords te zijn, prediker bij de gratie Gods, voorganger, die* het verstond, dat hij had te waken over de hem toevertrouwde zielen, en ze had te hoeden bij het Woord, en alzo bij Christus. Hoe heeft de gemeente van Amersfoort dat bijv. ondervonden in de bange oorlogsjaren, dat hij voorganger was, een leidsman der zielen, om te wijzen spoor en loop en baan naar de toekomst van Christus. Hij fungeerde inderdaad als een vriend des Bruidegoms, die met vreugde tot Christus leidt, en die alles doet, opdat de gemeente de stem van de Bruidegom hoort. Alleen wie in Ds Holwerda de prediker heeft gezien, en daarbij in zijn pastoraal bewogen hart heeft gekeken, hij kon de weg verstaan, die Mj gegaan is, een weg van onwankelbare trouw tot in de dood. Hij had ongetwijfeld een uitgesproken intellectuele aanleg. Het was hem een permanente vreugde om het Woord Gods te verstaan, om de kwesties te zien, waarvoor de gekozen tekst hem stelde, om de verbanden na de gaan, en klaar en duidelijk te zien, waar het om ging. Hij vertelde mij wel eens, dat hij zich afvroeg of het hem alleen te doen was om de intellectuele vreugde, over wat hij „gezien" had van de rijkdom der Schriften. Maar zichzelf corrigerende, voegde hij er dan aan toe, dat intellectuele vreugde mee behoort tot de geloofsvreugde over wat God geschonken heeft in Christus. En dat bleek duidelijk op de kansel. Want daar stond geen man te triumferen in zijn „geniale vondsten", maar de dienaar des Woords, die het Woord Gods sprak, dat ook hem persoonlijk had aangegrepen, en tot onderwerping had gebracht, om nu „over te geven", wat hij eerst zelf van de Here „had ontvangen". Ds Holwerda preekte niet „exemplarisch" in deze zin, dat de gekozen tekst atomistisch uit zijn verband geücht was, en stichtelijk verwerkt was tot een soort preek. Toch was zijn prediking een zodanige concretisering van de tekst, dat zij was explicatief van a tot z, maar ook applicatief van het begin tot het einde. Hij was geen man van de „heilshistorische prediking" in deze zin, dat het „heilshistorisch moment" het schema was, waarin hij de tekst perste. Hij was wars van alle schematisme in de prediking. Maar hij preektei wel zó, dat de grote verbanden gezien werden, en Gods gangen, zo vol eer, ontdekt werden, en de grote werken Gods het luisterend hart tot jubelen dreef. Ds Holwerda heeft het geleerd, dat het Woord Gods een , , sermo Dei" is, en dat het iedere prediker •verplicht tot permanent lezen en bestuderen van de Schriften, tot een lezen, dat tegelijk luisteren is, om de verbanden te zien, en de eenheid te ontdekken van al de woorden Gods in Jezus Christus. En hij heeft het verstaan, dat preken niet is exegese geven met een stichtelijke toepassing, exegese, dat het. Woord Gods tot Object heeft, en toepassing, welke zich tot de zielen wendt. Maar dat preken is Gods Woord zó spreken, dat de hele preek explicatie en applicatie tegelijk, één spreken van het Woord Gods, dat de gemeente aanspreekt, en oproept tot geloof en bekering. Dat is de ingespannen arbeid geweest van Ds Holwerda, om zich altijd weer te binden aan de norm der prediking: dienst des Woords, en nog eens dienst des Woords. Van die norm kon hij niet meer loskomen. En hoe nauwkeurig en wetenschappelijk hij daarbij te werk ging! Het bestuderen van belangrijke begrippen, zoals de gerechtigheid Gods, de verkiezing Gods, het verbond Gods enz., zoals die begrippen voorkomen in de levende, beweeglijke, en concrete taal der Schrift. Begrippenstudie was zijn grote kracht. En dan het doorkruipen van de commentaren, het nagaan van uit welke geest zij geschreven waren, en hoe de verschillende commentatoren tot hun exegese waren gekomen. Wie zich eens de moeite neemt, om zijn exegese van Amos 3 : 3—8, verschenen in de studenten-almanak van 1947, te lezen, krijgt een bewijs van zijn acribie om anderen te lezen, ze te weerleggen, en te komen met een eigen exegese met een keur van argumenten, zodat ze overtuigt, en doet erkennen: zó is het. Maar ook, hoe beslissend was hier zijn geloof en geloofsvooroordeel. Ik herinner mij, hoe de tegenwoordige lector in het Hebreeuws, Drs J. P. Lettinga, me eens vertelde, dat Prof. Böhl van Prof. Holwerda's inauguratie over de „Priester-Koning in het Oude Testament" had gezegd, dat heel deze opzet met de exegese over Psalm 110, over Zacharia 6, geniaal knap was, maar dat hij er verder niets van geloofde. Neen, want ook hier bleek het geloof beslissend te zijn, het geloof in de Schrift als het Woord Gods. Zeker, wij kunnen Ds Holwerda

niet losmaken van zijn leermeesters. Hij heeft ook zelf erkend, hoeveel hij geleerd heeft van Prof. Greijdanus, en Prof. Schilder. Van de eerste heeft hij geleerd te exegetiseren. Hij had in deze hoogleraar een voortreffelijke leermeester. En van Prof. Schilder heeft hij leren preken. In deze hoogleraar had hij een man, die nieuwe perspectieven opende, en die liet zien, hoe het moest, wilde men werkelijk verlost worden van motto-preken, van dogmatische preken, van exemplarische preken, die, als men ze op de keper beschouwde, tot een permanente herhaling leidden van altijd weer hetzelfde. Maar hun leerling zijnde, en zijn discipelschap openlijk bekennende, is Ds Holwerda een echte leerling geworden, die weldra kreeg zijn eigen stijl, zijn e i g en aanpak, zijn ei g e n zelfstandigheid. Immers dan is men pas werkelijk leerling geweest, als men van zijn eigen leermeesters loskomt, en zelfstandig wordt, en komt tot een eigen aanpak van het werk. Als een muzikale leerling van zijn leermeesters loskomt, en naar eigen „stijl" muziek leert componeren, dan is hij werkelijk leerling geweest, die nu begint zijn eigen vleugels uit te slaan. En dan komt het eigene, het specifieke van hem tot ontplooiing. Zo is het ook Ds Holwerda gegaan. Hij heeft als student aan de voeten van Greijdanus en anderen gezeten, en als dominé heeft hij alles van Schilder bestudeerd. Hij heeft hun onderwijs ingedronken. Hij zoog het op, zoals een plant het water. Maar hij begon zijn eigen vleugelen uit te slaan. Hij kwam tot eigen , , composities", tot het zelfstandig maken van preken. En dat heeft hem ook zijn eigen plaats gegeven in onze kerken, en met name in de kerk van Amersfoort. Want hier heeft hij ruim ^even jaren mogen preken en hier is hij met zijn grote gaven tot ontplooiing gekomen, en hier hebben wij hem zien opbloeien als prediker bij de gratie Gods. En Ds Holwerda had „dominé" willen blijven. En misschien ook wel zijn leven lang „dominé van Amersfoort". Het aanvaarden van het hoogleraarschap was hem een offer, dat hij bracht, omdat het moest. Maar zijn hart ging uit naar de gemeente, naar het levende contact met de schapen. Efn zijn heimwee was de kansel, en het bezoek aan de huizen, om met het Woord Gods te troosten, te vermanen, te leiden. Hoewel vijf oorlogsjaren het leven gingen benauwen, en ook van hem als herder der gemeente ontzaglijk veel vroegen, toch zijn al zijn domineesjaren èn in Kantens, èn in Amersfoort de zonnige jaren van zijn leven geweest. De geboren „dominé", die leert „compone­ ren", die leert het Woord Gods te spreken, die leert lezen in de harten der „schapen", die leert zien, wat zij nodig hebben tot vertroosting, tot vermaning, tot onderwijzing, die begeert rijk te maken met de schatten van het evangelie, die zijn catechisanten lief heeft, die de zieken trouw bezoekt, die afvalligen achterna loopt, die, naar ik meen, in zijn grote wijk jaarlijks ongeveer een duizend bezoeken bracht; die wel 's morgens lang sliep, maar omdat hij tot in de nacht werkte, las, en studeerde. En hij hoopte, dat het zo mocht blijven, dienaar des Woords, aan anderen overlatende allerlei kerkelijke functies, zich ongestoord te kunnen wijden aan het welzijn van de aan hem toevertrouwde gemeente, dankbaar, dat hij de gaven en krachten had, dankbaar, dat het Woord Gods in zijn prediking krachten deed, en de gemeente samenbond in geloof en liefde. En zo is het immers ook anderen gegaan? Zo is het Prof. Greijdanus gegaan, die in zijn eerste pastorie reeds schreef zijn populaire verklaring over de Openbaring aan Johannes. De vreugde van het werk, het groeien in krachten, het mogen uitslaan van de vleugels in de dienst des Heren. Zo is het Prof. Schilder gegaan. Wij hebben het kunnen lezen. Het ontwaken, het zich ontplooien, het verrast staan over de gegeven gaven en talenten, om de gemeente Gods te dienen. Wij zouden hét kunnen noemen de zonnige periode, toen heel het werk overgoten werd met de glans van het jonge leven, dat zich, door de genade Gods, strekken mag tot 's Heren dienst. Geen donkere wolken

van buiten. Geen opkomende storm. En vrede van binnen, in de familiekring zelf. De regelmatige bediening van het Woord Gods. De vreugde van contacten te leggen, nadat zij eerst gelegd waren door de Geest. Een goede opgang verkrijgen in de gemeente. Die periode heeft ook Ds Holwerda gekregen van zijn God. Eerst de vreugde van een dorpspastorie en daarna de blijdschap van een grote stadskerk, die hem liefkreeg om zijns werks wil, en waar hij weldra groot „gezag" kreeg, al was hij de jongste onder de broederen. Maar hij kon toen niet weten, wat God voor hem weggelegd had, en in welke strijd hij gewikkeld zou worden, en in welke storm hij zou komen te staan. De laatste jaren van zijn leven, de jaren 1944 tot 1952, toen heeft God hem

de storm ingedreven en hem aan de frontlinie gezet, en hem naar lichaam en ziel tot een plengoffer gemaakt.

Het is niet doenlijk om hier de laatste jaren van Ds Holwerda breed te omschrijven. Dat zal een boek moeten worden, waarvan ik hoop, dat hel eens geschreven zal worden, als een schone documentatie, niet alleen maar van zijn persoon en werk voor de reformatie der kerk, maar vooral van zijn a m b- t e 1 ij k e trouw, waarmee hij in die jaren in de bres gesprongen is voor de kerk des Heren, voor de schapen van Christus. In deze jaren heeft de Here Ds Holwerda, en met hem vele anderen, beproefd, of zij nu ook stonden voor wat zij preekten als het Woord Gods, beproefd, of het niet maar een intellectuele kwestie, een verstandelijk aannemen van wat de Here zegt in Zijn Woord, en wat Hij aan de gemeente als Zijn Woord bediend wil zien, maar of het ook voor hem was WAARHEID GODS, om bij te leven èn te sterven, en om met Luther te zeggen: Hier sta ik, ik kan niet anders. God helpe mij. Al zijn deze woorden van Luther niet historisch getrouw, zij vertolken toch de historische waarheid, dat Luther bleef staan voor wat hij sprak, en verkondigde. Toen in de jaren 1942 en 1943 de leeruitspraken kwamen, zag Ds Holwerda, dat hij in zijn prediking aan banden gelegd werd, dat hij niet meer preken mocht, gelijk de Here dat van hem vroeg. Maar zijn prediking was naar het Woord Gods. En hij gaf toen ook de ambtelijke bewijsvoering, dat zij het was. Niet alleen maar in de bekende brochures als in „Rondom 1905" met zijn scherpe analyse van deze pacificatie-formule, en ook niet in , , Een stad, die wèl samengevoegd is", waarin hij de fundamenten dezer leeruitspraken verbrijzelde, maar vooral in de p r e- d i k i n g zelf. Hij zag zich de weg naar de kansel versperd, en alzo naar het hart der schapen. En toen is hij in verzet gekomen tegen de leeruitspraken, en heeft hij een ongelooflijke activiteit ontwikkeld, om ze rechtuit en geargumenteerd te weerspreken, en toen is hij voor de schapen gaan staan, opdat zij aan deze leer niet zouden worden prijsgegeven, aan deze leer, welke de waarachtig belovende Gtod aantast in Zijn eer, dat Hij werkelijk iets belooft aan een ieder, die Hem aanroept als de God en Vader van onze Here Jezus Christus. En toen heeft hij zijn ambtelijke trouw bewezen, dat al zijn prediking ook voor he mze 1 f

ja en amen was, ook voor hemzelf gelovige onderwerping aan het Woord van de belovende God. Hij wist toen, wat er gebeuren ging. Hij zag zich toen prijsgegeven aan hoon en smaad. Ja, hij zag zich ambtelijk weggescholden van de kansel. En hij onderging de smart, dat een van zijn eigen collega's mede het kerkelijke doodvonnis over hem uitsprak, een mede-dienaar des Woords, wiens prediking ook steeds heeft gehad het fundament van de waarachtig belovende God in Christus, maar die in de ure der beproeving er niet voor bleek te staan. En hij ervoer de smart, dat velen hèm nu niet meer ontvingen als een getrouw dienaar van Christus, maar hem uitwierpen en hem niet meer kenden. En deze smartenweg naar het vlees, om de heirbaan van het Woord Gods vrij te houden, en over de zielen te waken, waarover hij een keer rekenschap zou moeten afleggen, deze smartenweg naar het vlees, om de gloriewegen van de Geest open te houden in het midden der gemeente, heeft hem ook naar het lichaam verteerd, en hem vóór de tijd oud gemaakt. Want Ds Holwerda was een Fries. Hij verborg zijn smart, en hij droeg zijn leed alleen. Hij kon geen tranen schreien, terwijl zijn ziel overstelpt werd. Hij werd stil, en verwerkte het in slapeloze nachten. Maar wie dicht bij hem heeft gestaan in die tijd, die weet, hoeveel hij geleden heeft, en hoezeer hij gewond was door het onrecht hem aangedaan, het onrecht, dat zijn schorsers niet eens meer de moeite namen, om naar hem te luisteren, naar zijn aan de Schrift ontleende argumenten, 't onrecht, toen later al duidelijker bleek, dat men er zelf niet voor bleef staan voor wat men gezegd had waarheid Gods te zijn. De zedelijke cris_isinde Gereformeerde kerken heeft zijn rechtvaardige ziel gekweld. Hij was zo oprecht, zo eerlijk, zo trouw! Want hard werken vermoordt de mens niet. Ook een eerlijke strijd kan hij verdragen. Maar onrecht door de broeders aangedaan, en door broeders te worden weggescholden als een ketter en een scheurmaker, terwijl overal de bewijzen te zien zijn van ambtelijke trouw aan Christus, dat is een pijn die blijvend de ziel verwondt. En dan zijn ziel, eerlijk en trouw, en hunkerend naar liefde en gemeenschap, en zo volkomen verknocht aan zijn gemeente. Maar Ds Holwerda is beproefd gebleken. En in die beproeving heeft God hem ook gerechtvaardigd, want de kerk bleef, en de kansel bleef, en de getrouwen erkenden hem nog als dienaar van Christus. En deze, tot reformatie gekomen kerk van Amersfoort, heeft hij lief gekregen met een nieuwe liefde. En hij bleef ook als professor in Kampen komen, en hij bleef preken, en onderhield zijn contacten en was voor velen nog een herder. Het was hem altijd een feest weer op de Amersfoortse kansel te staan.

En nu wij zo plotseling staan voor zijn sterven, nu moeten wij oppassen voor één ding. Wij moeten zijn sterven niet losmaken van het Woord Gods. Wij geloven, dat de Here Zijn kerk tot reformatie bracht. Daarvoor heeft de Here ook Ds Holwerda als één van Zijn instrumenten willen gebruiken. De Heere kende hem — Hij weet immers wie de Zijnen zijn? — en de Here kende ook zijn krachten, want Hij gaf hem die Zelf, en de Here wist ook, dat deze strijd al die gegeven krachten zou verteren. Maar de Here nam hem, en zette hem souverein aan Zijn front. En wij zien nu, welke offers het kosten gaat, als het gaat om een reformatie der kerk. En wij verstaan nu, dat dit geschied is om onzentwil. De Here heeft hem en Prof. Schilder tot een plengoffer gemaakt, opdat wij in vrijheid de Here weer mochten dienen. En als de Here ons laat zien, welke offers het kost, om aan Zijn Woord doortocht te verlenen in de gemeente, en in de wereld, wel, dan krijgt het sterven van Prof. Schilder, en van Prof. Holwerda voor ons een ontzaglijk diepe klank: om ootmoedig te wandelen met onze God, om in waarachtige bekering voor Hem te leven, en Zijn Woord te bewaren, en volstandig vruchten te dragen. Zouden wij dat niet doen en de Here niet om waarachtige bekering bidden, dan zouden deze offers tevergeefs zijn gebracht, tevergeefs in deze zin, dat zij niet vruchtbaar zijn geworden tot onze zaligheid. Maar niet tevergeefs in deze zin, dat de Here Zich verschrikkelijk vertoornt over een volk, dat in de strijd om het Woord Gods te bewaren, niet navolgt het geloof harer voorgangers, ziende op de uitkomst hunner wandeling, hoe hun sterven was het sluitstuk van heel hun ambtelijk verkeer in ons midden. Want ook Ds Holwerda is gestorven, zoals hij geleefd heeft, in het geloof aan de waarachtig belovende God in Jezus Christus. Dat was ook voor hem ja en amen. En toen de storm opstak, en hij er in gedreven werd, is hij beproefd gebleken. Hij was getrouw tot in de dood. Wat hem betreft, ook zijn schorsers hebben hem moeten dienen. Zij hebben de vuren wel heet gestookt, want zij banden hem weg uit de familiekring. Maar zó heeft God hem gemaakt tot een getrouw getuige. Het verlies is groot en rouw vervult ons hart. Maar al wie beproefd gebleken is, en alzo tot de zalisheid komt — wel, de Naam des Heren zij geprezen. En als Hij vandaag in ons midden nog zulke getrouwe getuigen formeert, laten wij dan de Here vuriglijk bidden, of Hij ons blijft schenken getrouwe dienaren des Woords, om Zijn Woord te spreken, zoals het vandaag gesproken moet worden tot onze volharding, en onze zaligheid, of Hij het predikambt onderhoude, waardoor ons gewezen wordt spoor en loop en baan naar de toekomst van Christus. Broeders, sluit de gelederen, geeft elkander de hand, en volhardt in het gebed èn voor de kerken, én voor de Theologische Hogeschool, èn voor de gezegende loop van het evangelie tot aan de einden der aarde. Gedenkt ook zijn vrouw en kinderen in Uw gebeden, want zij zijn U toevertrouwd. En de God aller genade zij met ons. Here, ontferm U onzer, maak ons Uw wegen bekend, en ontsluit Uw hand, en vervul al onze nooddruft.

Onze Vader, Die in de hemelen zijt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

DOMINÉ HOLWERDA

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's