GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De allereerst geschorste ouderling voor een puzzle gesteld

Bekijk het origineel

De allereerst geschorste ouderling voor een puzzle gesteld

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKELIJK LEVEN

Eerst maar de nuchtere feiten.

24 April 1944 werd ouderling J. D. Feenstra door de Raden van de gereformeerde kerken te Rijswijk i(Z.-H.) en 's-Gravenhage-Z. in zijn ambtelijke bediening geschorst, de eerste van de honderden ouderlingen, die volgen zouden. Zijn misdaad? Hij kon zich niet verenigen met de leeruitspraken der generale synode van Sneek-Utrecht 1942/43. De kerkeraad van Rijswijk begreep, , dat men zo iemand niet ongestoord z'n gang kon laten gaan en achtte het niet vertrouwd, dat hij langer huisbezoek deed. Br Feenstra was van oordeel, dat hij zijn ambt in alle opzichten moest kunnen uitoefenen, op grond van de Drie Formulieren van Enigheid, door hem bij de aanvaarding van 't ambt ondertekend.

Maar hij was geen muiter. Hij verwekte geen „agitatie". Hij schreef aan de kerkeraad: „Wanneer ondergeteekende op huisbezoek is, zal hij zelf over de kwesties, die onze kerken beroeren, niet beginnen te spreken. Worden door personen, die bezocht worden, deze kwesties ter sprake gebracht, dan is hij van oordeel, dat hij zijn standpunt, op grond van de Heiüge Schrift en onze Belijdenis, zooals dit door de bezwaarden gezien wordt, mag en moet verdedigen".

Als iemand nu wanen mocht, dat de bewuste kerkeraad hiermee tevreden zou zijn, heeft hij het grondig mis.

Er mochten in de kerken geen bezwaarde ambtsdragers zijn. Althans geen bezwaarde ambtsdragers, die hun consoientie niet verloochenden.

Daarom werd br Feenstra als ouderling geschorst. Op grond van? Op grond van ketterij natuurlijk, zegt U. Iemand, die met de leer der kerk niet instemt, die het aandurft , , Goddelijke waarheden" niet te aanvaarden, is een ketter.

Weer mis.

Want er is wel een Bijbel, die de „gezonde leer" bevat. Maar er is ook nog een synode. En als je nu van de Schriftleer afwijkt, zondig je tegen de Here, meent U? Neen, neen, dan zondig je tegen de synode.

Immers de kerkeraden van Rijswijk (Z.-H.) en 's-Gravenhage-Zuid vonnisten aldus: Wij schorsen U, gij die zich met de synodale leeruitspraken niet kunt verenigen omdat gij U onttrekt aan de verplichting, die art. 31 der K. O. aan alle ambtsdragers oplegt, en gij openbare scheurmaking, waarover art. 80 van die K. O. spreekt, l.n„ de hand werkt.

'Met andere woorden: gij zijt ongehoorzaam aan de kerkelijke „overheden". En dan komt er als tweede grond bij: en nu je niet denkt als de synode, sta je op de weg der scheurmakers. Want je werkt scheurmaking in de hand, dat is: je bevordert die, je begunstigt de ontwikkeling daarvan. Je hebt je geschaard aan de kant van die lieden, die op één lijn staan (art. 80!) met mensen, die voor de wereld eerloos zijn en in de kerk der afsnijding waardig.

En dat alles, omdat je „neen" schudt, als de synode , , ja" zegt (ook, als je met dat „neen" nog niet eens begint).

Zietdaar dus een „ketter" geschorst wegens ongehoorzaamheid aan mensen. En dat op grond van een totaal verminkt artikel der kerkorde. Een artikel dat doorgeknipt wordt, juist als het reformatorisch begint te spreken: bij het woordje tenzij. En dat volkomen Rooms is, als men dat laatste weglaat.

Hoe durft men ?

Ja, maar vergeet U niet: de synode had pas (23 Maart 1944) Prof. Schilder geschorst. En ze had al vroeger (16 Dec. 1943) uitgesproken, dat in de kerken niets mocht geleerd worden, dat niet enz.

Ook had ze verklaard (2 Febr. 1944) dat het besluit van de Gereformeerde Kerk van Kampen, hetwelk tot strekking had om vrijheid te laten aan de ambtsdragers, van de leeruitspraken van 1905 en 1942 af te wijken, in w e z e n n i e t s dan scheurmaking was.

En als 't dan waar is, dat wat de synode besloot, de kerken besloten hebben, dan is het toch wel duidelijk, dat art. 31 K.O. moet ophouden bij „tenzij" en dat je je aanstonds, voetstoots en zonder tegenspreken aan de sjTiode moet onderwerpen, op z'n minst „de facto".

De synode-vrezende kerkeraad had dus precies uitgevoerd, wat zijn hoge gebiedster verlangde.

En zo blijft de toestand, jaar in, jaar uit: 1945, 1946, 1947 etc.

Tot de sjTiode inééns ontdekt, dat er een „nieuwe situatie" is ingetreden. Tot deze ontdekking komt ze door het schitterend succes van deputaten tot samenspreking met Ds B. A. Bos en de zijnen. En nu wordt een grootscheepse „herenigings"-actie op touw gezet. Daartoe behoort o.a. , , dat de kerkeraden moeten nagaan of door hen wellicht schorsingen zijn toegepast op gronden, die met de besluiten der generale synoden niet in overeenstemming zijn te achten en, indien zulks het geval mocht blijken, het noodige te willen doen tot redres".

Daarvan hadden de kerkeraden van Rijswijk en 's-Gravenhage-Zuid zich niets aan te trekken. Zij waren gehoorzaam geweest en onderworpen; de zenders hadden zich (geheel tegen de regel van Joh. 13 : 16 in) diep gebogen voor hun gezanten. Maar op de duur (twee jaar nadat de Haagse synode haar „herenigings"-actie aanving) begon men er toch anders over te denken. Nu men goed op de synode „lette" werd men gewaar, dat ze (zonder iets publiek terug te nemen) een heel andere koers volgde dan in het begin. En vandaar dat de buigende kerkeraden (waar bUjft hier ergens het eigen oordeel van mannen, door de Schrift aangesproken als kubemèseis, d.w.z. die 't roer van 't schip in handen hebben en verantwoordelijk zijn voor de vaart? ) meenden, ook hierin de synode te moeten volgen. Zij zenden (let op de datum) aan br Feenstra het volgende briefje:

Rijswijk (Z.H.), 15 Dec. 1951.

De Weled. Heer P. D. Feenstra, Jaagpad 7, Rijswijk Z.-H.

Zeer geachte Heer en Broeder,

De kerkeraden van Den Haag-Z. en Rijswijk Z.-H., In gecombineerde vergadering bijeen op Maandag 10 December 1951, hebben besloten uit te spreken, dat zij, gelet op de besluiten van de Generale Synode van de Geref. Kerken van 1949—'50 te 's-Gravenhage, in de huidige situatie niet tot Uwe schorsing in het ambt, zoals deze in April 1944 is geschied, zouden zijn overgegaan.

Aangezien tevens werd beslaten, dat door de Kerkeraad van Rijswijk vorenstaand besluit namens voornoemde kerkeraden aan U zou worden medegedeeld, wordt U toij deze van het vorenstaande in kennis gesteld.

Met broedergroeten en hoogachting.

Namens de Kerkeraad van de Geref. Kerk van Rijswijk,

(w. g.) VAN DER PUT, Scriba.

Ja, en wat nu? Wat betekent deze geste? Wordt de eens uitgesproken schorsing opgeheven? Dat staat er niet. Wordt de eens uitgesproken schorsing gehandhaafd ? Dat staat er ook niet. Een puzzle.

O, 't is om er tureluurs van te worden. Wat zin, wat waarde heeft zo'n briefje voor God en de mensen?

Eén van beide: óf br Feenstra was schorsingswaardig, dat is naar art. 80 een bedrijver van grove openbare zonde, óf hij was niet schorsingswaardig. In het eerste geval: houdt vol, kerkeraden, in 't bidden, waarvan Uw briefje spreekt, tot Feenstra zich bekeert, óf tot de Here zegt: spreekt Mij niet meer van deze zaak.

Maar was hij niet schorsingswaardig, dan is er groot onrecht gepleegd. En dan heeft men dat grote onrecht meer dan 71/2 jaar laten duren. E n d a n zulk een briefje? Schande.

U zoudt in de huidige situatie niet tot schorsen zijn overgegaan? Wordt dan mededeel aan openbare grove zonde bepaald door de situatie, en niet door Gods wet? Of zegt U: we zien het thans beter, het mocht ook in 1944 niet — waarom dan niet openlijk Uw berouw u i t g e s p r o k e n en getoond over deze droeve daad ?

Misschien hebt U van Dr Praamsma geleerd: br Peenstra is weggelopen. En die weglopen vallen niet meer onder de jurisdictie der kerk. Die zijn niet meer te bereiken. Hun schorsing kan dus niet teruggenomen worden.

O, de wereld van de drogredenen! Want gesteld eens, dat br Feenstra was weggelopen (des neen; hij is bij de kerk gebleven, die kerk die zich houdt aan Schrift, Belijdenis en K.O.) — onverschillig tegenover wie de kerk ook onrecht begaat, al was het de meest brute heiden, 'teerste wat de Here vraagt, is: schulderkenning, berouw, herstel. In dit geval: br Feenstra, wilt U om 's Heren wil 't aan U begane onrecht vergeven, en weer als ambtsdrager in ons midden plaats nemen?

Dat was op 't standpunt van de voorheen schorsende kerkeraad eenvoudig plicht geweest.

Maar we laten br Feenstra zelf aan 't woord. Hij schreef:

Rijswijk, Z.-H., 28 Maart 1952.

Aan de Raad van de (zich noemende) Gereformeerde Kerk te Rijswijk Z.-H.

Geachte Broeders,

Uw schrijven van 15 December 1951 mocht ik in goede orde ontvangen. De bedoeling daarvan kan ik tot op zekere hoogte waarderen, wanneer ik nl. naar het oordeel der liefde aanneem, dat U daarmede wilt te kennen geven een gevoel van schuldbesef over het in 1944 door tr m de zaak der Gereformeerde Kerk alhier jegens mij begane onrecht. Echter bedroeft het mij en velen met mij, dat genoemd schrijven blijk geeft van een radicaal onjuiste visie op de kerkelijke stand van zaJien.

Omdat ik in deze mijn verantwoordelijkheid jegens U versta, mede in het voorkómen bij U van verkeerde conclusies welke een stilzwijgen mijnerzijds op Uw schrijven mogelijk zou veroorzaken, wil ik kortelijk aangeven hoe de situatie heden ligt, in de hoop, dat U deze dingen naar het heilig recht des Heren zult willen overwegen en ter harte nemen in woord en daad.

In de jaren 1944 en volgende zijn door de meerdere vergaderingen de vele U bekende tuchtmaatregelen genomen na de leerultspraken, die oorzaak waren van onenigheid en verwarring. De verantwoordelijkheid hiervoor berust bij de plaatselijke kerken, die deze meerdere vergaderingen als haar lasthebsters hadden aangesteld en de onwettige overschrijding harer last niet als geldig mochten aannemen. Blijkens art. 31 K.O. zijn de kerken immers verplicht om geldige besluiten voor vast en bondig te houden, doch blijkens het , , tenzij" in genoemd artikel zijn zij evenzeer verplicht aan ongeldige besluiten alle rechtskracht te ontzeggen door de nietigheid dier besluiten te constateren. Deze verplichting Is door U niet nageleefd. Immers U hebt genoemde tuchtbesluiten, tot het nemen waarvan de synodes onbevoegd waren — niet alleen volgens de Schrift die geen ambtelijke macht van synodes kent, doch ook volgens de duidelijke bepalingen van Belijdenis en Kerkenorde (hetgeen zelfs de wereldlijke rechters in Nederland vrijwel unaniem hebben uitgesproken door te ontkennen, dat de synode tot het wezen van de kerk behoort) — en die dus onverbindend, ongeldig waren, als verbindend, geldig aan de kerk willen opleggen. Gode zij dank hebt U dit gelukkig niet geldig kannen doen. Ben aantal leden der Gereformeerde Kerken hebben zich tijdig van de door U besloten (ongeldige) bindingen vrijgemaakt en zijn daarmede leden gebleven van de Gereformeerde Kerk, terwijl U door de ongeldige besluiten in te voeren een nieuwe (kerk) gemeenschap hebt gesticht op nieuwe grondslag, hetgeen zelfs door de burgerlijke overheid te constateren is, indien de stukken op tafel zouden komen.

In dit licht gezien Is Uw gehele actie van thans zinloos en misleidend. Zinloos, omdat in de Gereformeerde Kerk, waarvan Ik vóór en nS. 1944 lid was en ben gebleven, mijn schorsing van Uwentwege nimmer als geldig is aanvaard en voor deze kerk van een opheffing dus geen sprake kan zijn. Misleidend, omdat hierdoor aan het kerkvolk wordt gesuggereerd, dat U bevoegd zoudt zijn als voortzetting van de Gereformeerde Kerk over mijn schorsing te oordelen, terwijl U toch slechts als kerkeraad van een andere (kerk) gemeenschap dan die van de Gereformeerde Kerk een oordeel hebt uitgesproken en hebt kunnen uitspreken. Deze Kerk is toch daar waar de oude grondslagen gevonden worden en niet bij hen, die formules in strijd daarmede voor zich als bindend, hebben aanvaard, ook al zijn zij numeriek tn de meerderheid.

Tenslotte betreur ik het, nog afgezien van Uw verkeerde uitgangspunt, dat U niet hebt kunnen komen tot een openlijke belijdenis van Uw zonden van April 1944, doch — naar ik uit Uw woorden moet aannemen — Uw toevlucht hebt gezocht tot een formulering, die beoogt Uw prestige te redden.

Broeders, wilt deze zaak ernstig overwegen. Ik ben mij ervan bewust het conflict hier scherp te hebben gesteld. Niet uit lust om te wonden, doch om te genezen In de weg van het recht, dat toch zeker in de kerk des Heren gevonden en beoefend moet worden. Alleen In deze weg, en niet in die van een tolerantie van wat U blijkens de door U aanvaarde synodebesluiten als zonden behoort te zien, zal ware vereniging niet alleen mogelijk en geoorloofd, doch ook naar Gods wil geboden zijn. En deze weg is geen andere dan terugkeer tot de Gereformeerde Kerk in vrijmaJcing van de zondige besluiten van de synodes van 1939.—1943 en volgende.

Geve de Here U Zijn onmisbare zegen in het overwegen van deze zaak.

Een afschrift van dit schrijven deed ik ter Inlichting aan Uw zusterkerk te 's-Gravenhage-Zuld toekomen, die mede schuldig is aan het nemen van mijn schorsingsbesluit.

Hoogachtend,

(w. g.) P. D. FEENSTRA.

We voegen hieraan niets toe.

Hoe ver kan afdrijven. de kerkpolitiek een gemeente doen

Ik heb van Rijswijk en Den Haag-Zuid in 't ver verleden andere dingen gezien. Eheu, quantum mutatae

ab illis!

P. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De allereerst geschorste ouderling voor een puzzle gesteld

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's