GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Tolle Lege” (Neem en Lees). Aphorismen, bijeengebracht uit de gezamenlijke werken van Prof. Dr K. Schilder. Oosterbaan & Le Cointre N.V., Goes.

Een nog door Prof. Schil'der geschreven Woord Vooraf gaat over de betekenis van het begrip „aphorisme", doet mededeling van het feit, dat keus, rangschikking en ordening geheel en al buiten hem zijn omgegaan, en dat dit in vier delen ontworpen verzamelwerk rekent op vrienden, die wel niet , , tussen", maar wel , , boven" en „onder" de regels moeten en kunnen lezen, uit hoofde van bekendheid met de entourage van de context.

De ongenoemde Samensteller trekt in zijn „Ter Inleiding" even een parallel tussen de Pensees van Pascal en de opgenomen Aphorismen, en verklaart aldus de bedoeling van deze „bondige uitspraken": „Zij willen u opwekken, dwingen tot opkijken, zij willen door hun fijngeslepen vormen u boeien en tot nadenken brengen, want, nog niet wat gezegd wordt, maar de gedachte, die het opwekt, is het belangrijkste bij een aphorisme". Onder 18 opschriften worden dan kern-gezegden vermeld over Gebed, Ambt der gelovigen, Cultuur, Politiek, Kerk, Verbond, Woord, Prediking etc. —

Aphorismen zijn genoemd: „lichtflikkeringen in 't schemerduister", ook „gouderts uit de mijn", eveneens „honig uit de korven der boeken" en „zaden, waaruit velden met nieuwe gedachten ontkiemen." Bovendien las ik eens deze uitspraak: „wie zich veel met aphorismen bezig houdt, is te vergelijken met een Cycloop: hij heeft maar één oog, dat zich in dit geval bevindt in 't achterhoofd."

Nu, dit laatste is althans niet van toepassing op deze Schilder-aphorismen. Alléén betrekking hebbend op wat achter ligt, alléén klaarheid brengend in het verleden, blind latend voor elke stap die ik vandaag en morgen heb te doen, voor de richting, die ik nu en straks heb in te slaan? Stellig niet. Integendeel: deze gezegden zijn „up to date", de meeste nog voor jaren naar ik meen; wil men in 't wonderlijke ogenfantasie-beeld blijven, dan denk ik liever aan vier extra-ogen naar de vier windstreken uitziende, dan aan 't Cyclopenoog in 't achterhoofd. Te optimistisch, dit oordeel? Men neme dit boek ter hand en controlere.

Nog 3 deeltjes zullen D. V. volgen, naar we lazen. Dat de Samensteller een gemakkelijke taak zal hebben, geloof ik niet. En dat niet om de beperktheid, piaar om de overvloed van keus. Immers 'n heel groot deel van wat Schilder schreef draagt 'n aphoristisch karakter. De werking van zijn geest is te vergelijken met de werking van de pupil van het oog: hoe meer lichtstralen er naar binnen vallen, hoe meer de pupil •zich vernauwt.

Inderdaad zullen de Schilder-vrienden bii het lezen van verschillende aphorismen zich het verband waarin deze voorkwamen, aanstonds herinneren. Bij andere zullen ze in 't duister tasten. Zou het, om dit laatste te voorkomen, geen aanbeveling verdienen, bij de volgende deeltjes de vindplaatsen te vermelden?

De titel achten we niet bijster gelukkig gekozen — men denkt daarbij terstond aan de bekeringsgeachiedenis van Augustinus, welke associatie hier niet op haar plaats is. Wil men toch in de door de Samensteller beoogde denksfeer en bij een dergelijke lapidaire latijnse titel blijven, dan had misschien beter gekozen kunnen zijn: Lege, Cogita, of liever, met minder geringe dunk van 's lezers denkvermogen en

kennisdorst: Tolle, Cogita.

„Paastroost in Levens vermoeiing”, door Prof. B. Holwerda. Uitgeverij J. Boersma, Enschedé.

Bij de laatste woorden van een stervende scherpt men het oor: wat getuigenis geeft hij, wat heoft hij ons nog te zeggen? Staande in de poort ziet hij voor 't laatst naar ons om, en oefent hij de laatste contacten, straks valt de deur achter hem toe — wat in dit ogenblik der scheiding gesproken wordt, grift zich diep in 't geheugen, wordt bewaard in 't hart.

Toen de Here Prof. Holwerda tot Zich zou nemen in Zijn heerlijkheid, had Hij nóch hem, nóch ons aangekondigd, had Hij geen teken gegeven, aan niet één, dat het Hem behagen zou dit leven af te snijden. Geen bevnist laatste woord, geen voorgevoeld laatste ogenblik. W ij hadden wel begeerd, tot op 't laatst met hem te mogen zijn, onze liefde had hem zo gaarne ook bij de laatste schreden vergezeld. Ons werd de keus niet gelaten, de Here had het anders beschikt. Hij wilde wellicht onze broeder de pijn van 't afscheid besparen.

Nu, dan spreke zijn leven. Hier, in deze laatste dienst des Woords, geeft het getuigenis. Is het ziin zwanenzang, zoals men wel de heiden Aeschylus nazegrt, die beweerde dat de zwanen bij 't voorgevoel van de naderende dood, een laatste klaagzang aanheffen? O neen, de gedachte aan op handen zijnd sterven was hem in Amersfoort, waar hij deze preek op 20 April (hoe kort nog maar geleden!) hield, geheel vreemd, hij voelde zich fit, beter dan in maanden, en hij had met opgewektheid het Woord bediend. En een klaagzang? Evenmin, wel spreekt hij over levensvermoeiing, want zijn tekst is Prediker 3 : 9—• 22, maar een prediking in mineur, een elegie, als zou het leven zijn een moeizaam, vreugdeloos, teleurgesteld zich voortslepen naar het einde, wordt hier niet geboden, hoor de inzet, hoor het geloofswoord dat heel de preek beheerst: „We hebben pas Pasen gevierd, en gedachtenis gesticht van Hem, die dood geweest is en Hij leeft. Want Jezus Christus heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. En dat betekent, dat wij voortaan heel ons leven mogen, maar dan ook moeten voeren in het licht van het geopende graf. Heel ons leven, zeg ik, staat in dat licht. Dus wordt Pasen niet pas belangrijk op het ogenblik, waarop we weten, 'dat we sterven gaan, omdat er toch geen kruid voor gewassen is; maar dit heilsfeit is onze rijkdom ook zolang we midden in dit leven staan, met zijn alledaagse werk, met zijn gewone vreugden, en met zijn heel gewone moeiten."

Dit getuigenis was bij Prof. Holwerda volle realiteit. Zo zag hij het leven, ook zijn eigen leven. Hij kende (ik denk vooral aan verleden jaar) dit:

„'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit, Daar 't gedruis der waat'ren groeit. Daar Uw golven, daar Uw baren mijn benauwde ziel vervaren".

Door de verdienste en genade van Hem, die dit lied inspireerde en Zelf oneindig diep ervoer, kende Holwerda ook 't vervolg: „Maar de Heer zal uitkomst geven."

De Here gaf hem uitkomst. Volkomen uitkomst. •Zijn laatste preek is als een troostlied, dat hij ons voorzingt.

Wij hadden geen laatste woord van hem nodig — deze preek weerspiegelt zijn leven: Jezus Christus, overgeleverd om onze zonden, opgewekt om onze

rechtvaatdigmaking.

P. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's