GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Als een kerk van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als een kerk van Christus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 1 Aug. 1890.

Als een kerk van Christus, op welke manier dan ook, tot een reformatie komt, die tevens verandering brengt inhaarkerkregeering, kan het niet uitblijven, of de verworpen en bestreden kerkregeering zal zich tegenover haar pogen te handhaven, en een kleiner of grooter deel der leden zal hierin het oude regiment steunen.

Zoo was het in de dagen der Reformatie.

Al wierd in Amsterdam, Rotterdam en elders de regeering der kerk gereformeerd, toch bleef daar de Roomsche hiërarchie zich handhaven en een aanzienlijk getal leden der kerk bleven de Roomsche hiërarchie aanhangen.

Vooral was dit het geval, zoolang de Oyerheid des lands de Roomsche hiërarchie als de wettige kerk bleef erkennen. En tot een verandering hierin kwam het eerst, nadat de Overheid zelve omsloeg, de Roomsche hiërarchie losliet, en de nieuwe kerkregeering der Gereformeerden erkende.

Toen toch kregen de Gereformeerden ook het gebruik van hun kerkgebouwen, gestichten en kerkelijk goed terug, terwijl de Roomschen toen in een positie kwamen, als waaarin thans de Doleerendenverkeeren, i". dat ze niet door de Overheid erkend wierden; 2". al hun goed verloren; en 3'. zelven voor het onderhoud van hun kerkendienst en de bezoldiging van hun leeraren zorgen moesten.

Dit nu redde de Roomsche hiërarchie en was het bederf voor de Gereformeerde kerk.

Immers nu kwamen al de onverschilligen, die altoos de opgaande zou volgen, uit de hiërarchie naar de Gereformeerden over, en de hiërarchie behield alleen haar trouwe aanhangers, die het meenden, en er wat voor over hadden.

Precies hetzelfde wat ge nu ziet.

Ook nu weer kwam het tot reformatie in het kerkbestuur. Maar de Synodale hiërarchie blijft zich handhaven, en ook deze Synodale hiërarchie heeft onder de leden der kerk velen, die haar blijven aanhangen.

Toch zou deze aanhang op zich zelf genomen niet veel te beduiden hebben, want die is zeer klein.

Maar, en dit is het wat den doorslag gaf, de Overheid koos par lij voorde Synodale hiërarchie, bevestigde haar in het bezit van titels, gebouwen en goederen, en bleef aan haar de traktementen uitkeeren; terwijl de tot reformatie gekomen kerken i". niet erkend werden, 2". zich haar eigendom zagen ontgaan, en 3*. zelven in haar eeredienst moesten voorzien.

En ook nu weer had dit hetzelfde gevolg als aanvankelijk in de 16 de eeuw, t. w. dat de hiërarchie, omdat ze de Overheid op haar hand had, en dus op Staatskosten kon leven, de groote massa onverschilligen en ongeloovigen behield, terwijl de tot reformatie gekomen kerken thans, evenzoo als de Roomsche hiërarchie destijds, alleen gesteund en gedragen worden door trouwe aanhangers, die het meenen, en voor hun overtuiging iets over hebben.

Uit wereldsch oogpunt een benijdenswaardige positie voor de Synodale hiërarchie. Uit geestelijk en Schriftuurlijk oogpunt een ideale positie voor de kerken in doleantie.

Nu echter spreekt het vanzelf, dat de regeering der kerk tweeërlei sfeer kreeg.

Eenerzijds een kleinere sjeer hen omvattende, die uit overtuiging met de reformatie meegaan, en op wie ze, naar eisch van Gods Woord in vollen zin werken kan, Maar ook anderzijds een breeder sfeer van hen, die wel zeer zeker onder de bediening van haar ambten vallen, maar die zelven van deze bediening niets willen weten, en ontkennen dat haar ambtsdragers eenig recht hebben, om zich met hen in te laten.

Was nu de kerk van Christus een kerk van dwang, en mocht en kon ze de Overheid oproepen om dezen dwang te steunen, dan zou de kerk ook in deze tweede sfeer haar ambt ten volle kunnen doen gelden, en tot gehoorzaamheid verplichten.

Maar dit is het karakter en de aard van Christus' kerk niet.

Christus' kerk wil geen dwang, ge verfoeit dien. En zoekt voor haar ambt geen ander steunpunt, dan in die vrijwillige erkenning, die haar wortel vindt in de conscientie.

De in reformatie gekomen kerken kun­nen hier dus slechts tweeërlei doen.

Ten eerste in heel haar optreden een aanbevelingsbrief van Christus zijn, en daarom in eigen boezem alles mijden wat aanstoot geeft of aan Satan toegang verleent. En ten tweede, op die leden der kerk, dig tot de tweede sjeer behooren, werken door zedelijke middelen van overtuigende kracht.

Deze middelen nu zijn: j". den toegang tot haar kerkgebouwen en catechisatiën zoo gemakkelijk mogelijk maken; 2". de leden dezer sfeer, voorzoover zij u ontvangen en aanhooren willen, bezoeken, in liefde vermanen en met ernste waarschuwen; en 3". waar ook dit onmetelijk is, ze pogen te bereiken door een zendbrief, door traktaten of door andere geschriften.

En wel ze langs deze wegen pogen te bereiken, niet als particuliere personen, niet bijwijze van missie onder de heidenen, maar als ambtsdragers van Christus' wege, die in den Naam des Heeren spreken.

Aanwending van tuchtmiddelen daarentegen zou tegen den geest des Woords zijn.

Dit volgt reeds uit den aard der middelen, die u bij de oefening der Christelijke tucht ten dienste staan.

Die zijn: Ontzegging van de Sacramenten, en afsnijding van de kerkelijke gemeenschap.

Nu ligt het echter in den aard van deze middelen, dat ontzegging van het heilig Avondmaal alleen bij hem doel treft, die uw Avondmaal zoekt; en dat afsnijding van de kerkelijke gemeenschap alleen zin heefc, zoo die kerkelijke gemeenschap op prijs wordt gesteld.

Staat ge dus tegenover personen, die luide roepen, dat ze niets met uw kerkelijke gemeenschap uitstaande hebben, en voor geen geld ter wereld bij u aan het Avondmaal zouden komen, zoo kan uw tuchttniddel niet terstond worden aangewend; tenzij ge bedoelt niet de redding van den zondaar, maar de betooning van uw eigen macht.

Doch hiermee ware uw kerkelijke tucht dan ook een zonde voor God geworden.

Zelfs tegenover de leden van den tegenkerkeraad geldt dit.

En zoo hebben dan ook onze vaderen in de schoone dagen der Reformatie volstrekt niet allerwege de pastoors en kapelaans voor zich gedaagd en afgezet, of hun een banbul thuis gestuurd.

Ze begrepen, en terecht, dat dit hièrarchisch vertoon zou zijn en met de Christelijke tucht, die Christus aan zijn kerk bevolen heeft, niets zou hebben uit te staan.

Ge kunt als kerkeraad niet verder ambtelijk handelen, dan voorzoover er in de conscientie der leden, mogelijkheid bestaat, om vooraf uw ambt te doen erkennen.

Want dan eerst kan dat erkende ambt handelend optreden.

Aan dezen grondregel hangt én het wezen der tucht én de vrijheid eens Christenmenschen.

KuyPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's

Als een kerk van Christus

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's