GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXI.

AKTO.\IüS VERDICT.

In de geschiedenis van den martelaar Gilles Verdict hebben wij reeds den naam van Antonius Verdict, zijnen broeder, genoemd. Evenals gene, werd deze te Hilverseele in Vlaanderen geboren. Vroeg opende de Heere hem de oogen voor de waarheid van Gods Woord. Nog slechts negen en twintig jaren was hij reeds diaken in de kerk des Heeren te Antwerpen. IJverig en trouw was hij in de uitoefening van zijn ambt Niet alleen wijdde hij er al den tijd aan, dien hij als fabrikant in kanefas niet noodig had voor zijne zaken, maar ook zette hij die langzamerhand op zij, ora de behoeftigen en gevangenen beter bij te staan en te helpen. Zelfs voor het gevaar, waarin zijn leven meermalen kwam bij het vertroosten en verkwikken van de gevangenen, deinsde hij niet terug. Was hij op reis, hetzij te voet, hetzij met een rijtuig of een schip, altijd getuigde hij van zijn Heere, onwetenden onderwijzende, hardnekkigen bestraffende, zwakken vertroostende. »Hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke'', lezen wij van Mozes en dit woord mag ook op hem toegepast worden. Daarom vreesde hij de dreigingen niet dergenen, die Gods Woord wilden onderdrukken. Over Gods voorzienigheid en liefde moetende spreken, schitterde zijn oog en vloeiden de woorden hem over de lippen. Eens was hij bijna gegrepen door de dienaren van den Markgraaf van Antwerpen. Men had het huis verraden, waarin hij vertoefde. De woning werd omsingeld, maar niet Antonius, doch Gilles gevonden. De eerstgenoemde had nog bijtijds buiten Antwerpen kunnen vluchten. Daar bleef hij te Willeboordsveld, echter niet om er zijne dagen in ruste door te brengen. Integendeel hij stelde zich den broederen ten dienste. Nu eens deed hij hen die uitweken, uitgeleide, dan weer ondersteunde hij hen, die om der waarheid ver af moesten dwalen. Hoe dikwijls bad hij voor die ellendigen. Hoe dikwijls vertroostte hij de ballingen. Nadat hij eenigen tijd buiten Antwerpen vertoefd had, besloot hij naar die stad terug te keeren, om er niet meer van te scheiden, maar de gemeente des Heeren tot huipe te zijn.

Ofschoon hij wist, dat zijne vijanden hem kenden en verlangden m den kerker te brengen, liep hij vrijmoedig over de straat, bezocht de armen en zieken, aan wie hij zich geheel toewijdde. Voorts was hij zeer ijverig in de weer om voor de gemeente des Heeren eene plaatse der samenkomst te vinden. In de stad durfde niemand van de geloovigen zijn huis voor de vergaderingen te openen. Daarom zocht en vond hij een veld, waar de heilbegeerigen konden samenkomen. O, wat deed het zijn harte goed, dat hij zelfs landbouwers uit de omliggende dorpen in groote getale zag naderen tot de prediking des woords. En aarzelde de prediker een oogenblik, Anthonius was daar, om hem moed in te spreken. Soms deed hij reizen naar Vlaanderen, om daar het Woord des Heeren te brengen. Hij betrad de huizen, klom in de schepen en maande de onverschilligen en bijgeloovigen even beslist, om van hunnen verkeerden weg terug te keeren en naar het Woord des Heeren te hooren. De deken van Rome, dit hoorende, daagde hem voor zich en tot drie malen toe en toen Antonius niet kwam, sprak hij den ban over hem uit. »Doch dezen ban achtte Antonius al zeer weinig, overtuigd als hij v/as, dat het hem een zegen was van God door de pausgezinden vervloekt en verbannen te zijn." Hij ging voort het Evangelie zijnen landgenooten te' brengen. Op zijne tochten kwam hij ook in aanraking met wederdoopers, met wie hij twistgesprekken hield over den doop. Doch hoe ook op dit punt van hen afwijkende, wist hij hen als broeders te achten, verklarende, dat de doop geen fundamenteel stuk der zaligheid is. »Ik prijs wel", zeide hij, «dat men de kinderen doopte; maar ik zoude niemand daartoe willen dringen tegen zijne conscientie zulks te doen; want Paulus noemt dat eene zonde". Hen te dooden omdat zij den kinderdoop verwierpen achtte hij kwaad.

Terwijl Antonius zich geheel ©p den dienst der gemeente van Christus toelegde, kwam het gerucht tot hem, dat zijn broeder Gillis te Brussel gevangen zat om des Heeren Woord. Dadelijk reisde hij daarheen en verzorgde zijnen broeder van lichamelijke nooddruft. Hij mocht hem echter niet spreken. Daarom nam hij zijne toevlucht tot een brief. Toen keerde hij terug naar Antwerpen. Kort daarop besloot hij nogmaals te beproeven zijnen broeder te verkwikken en te vertroosten. De Heere gaf opmerkelijke teekenen, waaruit men kon opmaken, dat er gevaren dreigden, maar Antonius en zijne vrienden, Adriaan van Haemstede en Jan de Wust, begrepen ze niet.

Zonder vreeze begaf hij zich naar Brussel en schreef daar aan zijnen broeder. Deze antwoordde en gaf zijnen brief aan de gevangenbewaarster ter bezorging over. Deze verried aan den beambte de haar vertrouwelijk meegedeelde woning van Antonius. Antonius werd gevangen genomen en naar den kerker gevoerd. Een nacht en een dag bracht hij hier door in eenen kouden doodschen toestand. Was het het onverwachte der gevangenneming, dat hem zoo verpletterd had? Wij weten het niet. Doch hoe het ook zij, bij het eerste otiderzoek, dat de beambte bij hem instelde, en waarbij hij hem vroeg: »Hoelang is het geleden, dat gij het sacrament, volgens de gewoonte hier te lande, niet genoten hebt, " ontweek hij elk rechtstreeks antwoord, maar vroeg om bevrijding. Doch eindelijk zegevierde de genade des Heeren over hem en kreeg hij vrijmoedigheid om te antwoorden, dat hij in geen 4 jaren zelfs de mis had bijgewoond, ja spijt had haar ooit biigewoond te hebben. De beambte beloofde hem geleerden te zenden, om hem beter te onderrichten. Antonius verzocht dat zij geen geestelijken zouden zijn, omdat dezen, zooals hij zeide, »alles tin allen tijde het ergste'' verdraaiden en verknoeiden zelfs »wat goed gezegd was'', omdat zij hem en zijnen geestverwanten eene doodelijke vijandschap toedroegen. Doch ook op dit verzoek kwam hij terug. Daar mocht komen wie wilde.

De beambte bracht hem eenige geleerden, met wie hij de conditie maakte, dat ze alleen uit Gods Woord zouden bevv'ijzen. Een der geleerden wilde het gesprek terstond op de mis en de leer der wezensverandering brengen, maar A^teiiius antwoordde: »Mijn vriend, die een huis wil bouwen, zal met het dak niet beginnen, maar hij Iaat eerst het fundament leggen. Laat ons ook met het fundament (het geloof in Christus) beginnen, voor wij over het sacrament spreken." Dit wilden zijne tegenstanders echter niet. Zij vielen hem zelfs met roepen en schreeuwen lastig, maar Verdict hield vol en bewees dat zij Christus den eenigen Middelaar der zaligheid verwierpen."

Toen het tijd van scheiden was, gingen de geleerden beschaamd weg, maar Antonius zong eenen lofzang, in den Heere verblijd. De beambte, die het twistgesprek bijgewoond had, maar er niet wijzer uit geworden was, verzocht den martelaar zijne belijdenis op schrift te stellen. Hij deed dit. «Christus Jezus, die het Hoofd zijner gemeente is, en door zijnen Vader als Koning over zijn heiligen berg Sion is aangesteld, regeert over zijn volk met zijn heilig Woord en de Sacramenten, " lezen wij aan het hoofd van dit geschrift. Daarop volgt eene uiteenzetting van het Woord Gods, zijne kracht en beteekenis, voorts van de sacramenten, vooral van dat des Avondmaals. Hierbij is een weerlegging van de transsubstantieleer gevoegd. Eindelijk spreekt hij over de 5 sacramenten der Roomsche kerk, welke hij verwerpt.

Terwijl Antonius zijne belijdenis neerschreef, bezegelde zijn broeder de zijne met zijn bloed. Gene dit hoorende, dankte den Heere hiervoor en zong Psalm 79.

Zijn vader en andere broeders kwamen hem in den kerker bezoeken. Vooral het gezicht van de droefheid des ouden mans, di« van beide zijne kinderen beroofd werd, schokte hem, maar wierp hem niet ter neer. Daarvoor waakte de Heere. Hij troostte den grijsaard ea zeide »dat hij zich behoorde te verblijden, dat de almachtige God zijne kinderen tot zulk eene hooge waardigheid geroepen had, om getuigen van zijne waarheid te zijn."

Ondertusschen werd het vonnis ook over Antonius gestreken. Hij werd veroordeeld om op de markt verworgd en verbrand te worden. Dat had den izden Januari 1559 plaats, en ieder die het zag, verwonderde zich over zijnen geloofsmoed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's