GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Lohmans rede.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lohmans rede.

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rectorale oratie door Prof. De Savornin Lohman over Volk en Overheid gehouden, zal door de Gereformeerden in den lande ongetwijfeld met ingenomenheid ontvangen worden.

Immers de overtuiging, neen de belijdenis, dat we ons niet mogen verliezen in de vereering van een denkbeeldig wezen, „de Staal" of ook wel „de gemeenschap" genaamd, maar dat we Volk en O/erheid hebben te beschouwen als twee door God in het leven geroepen, in verband gezette, en aan zijn recht onderworpen realiteiten, is in deze rede opnieuv/ tot bszielde uiting gekomen, en op een wij? e, het onderwerp waardig, historisch en dialectisch toegelicht.

De staats idéé is niets dan de vrucht van het Pantheïime, (Waartegen wij alsTfaeïsten met onze belijdenis van de tweeheid van Volk en Oi/erheid overstaan.

Toch kan men volstrekt niet zeggen, dat althans de geloovige Protestanten nog in het generaal deze betere overtuiging zijn toegedaan.

Da Luthersche, en Z30 ook ten onzent de Ethische Theologie, is in haar Ethiek, men denke .slechts aan het hoofdwerk van Rothe, allengs derwijs van het rechte staatsbegrip afgeweken, dat ze in de kringen die ze beheerscht, alle gezonder staatkundige denkbeelden onderroijnt.

Het is daarom Z30 terecht docr de Vereeniging voor Hooger Onderrvijs op Gereformeerden grondslag ingezien, dat niet alleen de Theologie, raaar aile, en dus ook met name bet juiidisch onderwijs, afgeleid behoorde te worden uit de Gereformeerde be^insflen.

Wat daar niet uit is afgeleid, is op de Vrije Universiteit contrabande, breekt haar kracht, en bereidt haar ondergang voor.

En juist daarom is het ons zulk een oorzaak van vreugde, dat Prof."'Lohman in deze 2ijn rectorale oraüe, met al'een hetgeen uit de Gereformeerde beginselen volgt, bepleit heeft, maar ook \\\ zijn betoog dtn band, althans met de historie, van het Calvinisme heeft aangewezen.

Niet zelden is geklaag-d, dat men het ondertcheid niet vatte tusschen de rechtsbeginselen van de Vrije en van de overige Universiteiten.

Hier, in deze oratie, treedt dit onderscheid thans in helder licht.

Diaconale Conferentie.

Door de Diakenen der Gereformeerde kerken te Leeuwarden is aan de Colleges van Diakenen der overige Gereformeerde kerken in Friesland onderstaande uifnoodiging tot hfct houden eener F/iesche Diaconale Conferentie gezonden.

Eerwaarde Broeders !

't Zal ook U niet onbekend zijn gebleven, dat in [onze provincie de armoede hand over hand toeneemt.

Ook in de 'Gereformeerde Kerken zijn velen, die met een sober bestaan moeten rond komen en zeer velen, die in armoede en ellende veikeeren.

Moeilijk ongetwijfeld is onder zulke omstandigheden de bediening van het heerlijke werk der Barmhartigheid.

Raad en voorlichting zal zeker niemand onzer, die tot dit gewichtig ambt fgeroepen werd, onwelkom zijn.

Daarom meenden de Diakonieën der Gereformeerde Kerken te Leeuwarden A en B dat het noodzakelijk was eene provinciale conferentie van Diakonieën bijeen te roepen ter bespreking van wat tot de uitoefening van het ambt der barmhartigheid Christi noodig is.

Tot zulk eene samenkomst noodigen wij U dringend uit op Donderdag 30 November a. s. te Leeuwarden.

Plaats en lijd zullen nog nader worden bekend gemaakt. Meent uwe Diakonie als Diakonie niet te kunnen medewerken, dan blijft de vergadering ook voor Diakenen persoonlijk toegankelijk, in beide gevallen echter uitsluitend voor Diakenen.

Ongetwijfeld zullen er bij U wel punten zijn voor zoodanige besprekingen. Wees zoo goed ons deze op te geven, wanneer gij ons plan wilt steunen en meldt ons dan, of gijjaan deze conferentie kunt deelnemen en welke broeders wij mogen verwachten.

Deze opgaven worden ingewacht tot 8 November a. s. bij een der broeders : G. R. Visser, Leeuwarden Kelders en S. Bolman, Leeuwarden Nauw.

De noodzakelijke onkosten ter voorbereiding dezer conferentie zullen worden gedragen door de kerken van Leeuwarden A en B, terwijl iedere afgevaardigde voor reiskosten etc. zelve heeft te zorgen.

Wij bevelen U deze dingen in biddende overweging aan.

Zij en Dlijve het steeds ons bedoelen olie en wijn te druppelen in de wonden van ons kerkelijk en maatschappelijk samenleven.

Het voorloopig Comité:

G. R. VISSER.

S. BOLMAN.

S. J. TEN HOOU.

D. LAUTENBACH.

L. JAARSMA JZN.

Leeuwarden, 23 October 1893.

Vooral in Fnesland is dit uitnemend.

Zoo ergens, dan is hier vooral da nood hoog geklommen, en is de roeping der kerk onmiskenbaar, om ook harerzijds te zien naar wat op haar weg kan liggen, om dien nood te lenigen.

Blijft ieder op zich zelf staan, dan werkt men geïsoleerd en op eigen gelegenheid.

Dan schijnt, wat men doet, zoo klein en nietig, dat men bijna den moed verliest.

En óók, dan begaat men, doordien men niets van anderen hoort, en dus ook anderer critiek en voorlichting mist, slag op s!ag fouten.

Mogen daarom de leden van geen enkele Diaconie achterwege blijven, om aan deze besprekingen deel te nemen.

Alleen maar, men blijve op zijn terrein, en ga niet buiten zijn boekje.

Zulk een Conferentie immers bindt tot niets en kan geen enkele Diaconie tot iets binden, want besluiten over zaken kan ze niet nemen.

Al wat zulk een Conferentie bslooft is saamspreking, en onderling advies.

Onze Bijbels.

Van den Bijbel met herzienen tekst, die te-Middelharnis verschijnt, is thans de 27e afleveting bijna gereed. Het geheel zal 33, misschien 34 afleveringen bedragen. Met nog 6 a 7 afliveriagen zal het werk voltooid zijn. En ge kunt dus zeggen, dat ook dit werk weer zijn voltooiing nadert.

Er zil dan een jaar langer over gearbeid zijn, dan geraamd was. Vier, 'm stee van drie jaren.

Men had gehoopf, elke maand een aflevering te kunnen gereed brengen, en zie het schoof meest een week over de maand.

Hiervoor bestond tweeërlei oorziak.

Ten eerste toch zijn de redacteuren van dezen herzienen tekst, t.w. Dr. Bivinck, Dr. Kuyper en Dr. Rutgers, ia den loop dezer jaren herhaaldelijk door tijdroovende vergaderingen van dezen arbeid afgetrokken. Nog onlangs te D jrdrecht drie lange weken. En natuurlijk, in zulke tijden komt van dezen arbeid niets.

Maar in da tweede plaats geeft deze uitgave meer dan aanvankelijk beloofd was, en ook dit meerdere kost veel lijd.

Oorspronkelijk was namelijk met de Flakkeesche Boekdrukkeiij overeengekomen, dat de redacteurs alleen voor den eigenlijken Bijbeltekst, en niet voor de herziening van de Kan.ieekeningen aansprakelijk zouden zijn. Deze laatste zou de uitgever op eigen risico laten uitvoeren.

Al spoedig echter bleek, dat dit aan de beteekeni'? van deze uitgave schade zou hebben toegebracht. AUeen een kundig theoloog, tevens goed linguist, kon óok de kaniteekenir.gen leesbaar en bruikbaar maken ; daarop heeft Prof. Dr. Rutgers zich de ongelooflijke moeite getroost, om de correctie ook Vfin de kantteekeningen geheel op zich te nemen.

Niemand zegge dus, dat de tijd voor de uitgave óf oorspronkelijk te eng geraamd, óf van achter te ruim ger.omen is.

Wie met kennis van zaken den geieverden arbeid nagaat, en dien weet te beoordee-!en en te schat!en, zal begrijpen, hoe zulk een arbeid, die als bijzaak verricht moest door mannen, wier lijd toch reeds meer dan bezet was, , in met minder tijd te leveren viel.

Thans echter bestaat het uitzicht, dat misschien reeds in Juli van 1894, of denkelijk allhans in September van dat jaar de geheele Bijbel zal kunnen uitgaan.

Welken invloed hij dan op den voortaan te drukken tekst zal hebben, moet de uitkomst leeren; maar toch is het goed het' nu reeds uit te spreken, dat er van den aanvang af op gerekend is, om dezen tekst ook in uitgaven, geschikt voor gewoon en meer algemeen gebruik, te kunnen invoeren.

Of dit gaan zal in den vorm, dat de Flakkeesche Boekdrukkeiij zelve terstond gewone editiën in den handel brengt, of wel dat eenig Bijbelgeisootschap den herzienen tekst zal overnemen, is op dit oogenblik niet te beslissen.

Hoofdzaak is maar, dat men deze uitgave riet aanzie voor weer eens een Bijbeleditie, en daarmtê uit; want wie zou zich dan zooveel moeite gegeven hebben ? Dan had men kunnen doen, ge'ijk gedaan is met Donners Bijbel, of met den tekst dien Beets voor Doré's bijbel heeft gegeven, d. i. een leesbaren tekst leveren, maar die verder eiken waarborg miste.

Doel van dese uitgave is daarentegen, eens voorgoed een einde te maken aan de vaak geheel wilkeurige wijze, waarop dusver alle wijziging van den tekst der Staten-overzetting had plaats gehad; voor deze wilkeur orde en regelmaat in plaats te stellen; en zoo te geraken tot het bezit van een gewijzigden tekst, die ook de eenheid in onze uitgaven herstellen kan.

De Flakkeesche Drukkerij heeft metterdaad in deze ? aak een serieus standpunt ingenomen; en de bepalingen van haar contract zijn zelfs tamelijk vrijgevig voor wie later denzelfden tekst gebruiken wilde.

Dit brengt ons vanzelf op een verzoek ons van den Secretaris van het Nedertandsche Bijbelgenootschap gewordet; .

Gelijk men weet is het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap teruggetreden en heeft het zijn eigenlijke werkzaamheid hier te lande overgedaan aan het Nederlandsche Bijbelgenootschap; als gevolg waarvan de we.'kiaamheden van dit laatste in den jopgsten tijd zeer aanmerkelijk zijn uitgebreid.

Er bleek al spoedig dat het Britsch en Buitenlandsch Genootschap, als we ons zoo mogen uitdrukken, verreweg de grootste klandisie had, en dat het Nederlanische Bijbelgenootschap zich thans plotseling voor een taak zag gepla^.tst, waarop zijn krachten nauwlijks vraren berekend

Men weet waarin dit zijn oorzaak had. Het Nederlandsche Bijbelgenootschap had oorsprorike: ijk uitgaven onder hc: publiek gebracht, waarvan de Bijbeltekst op soms stuitende wijze gehavend en verminkt wa.s.

Dit maakte de achterdocht gaa': de.

En overmits nu bleek dat de tekst van het Britsch en Buitenlandsch Genootschap stellig gelukkiger was uitgevallen, ontstond er bij het belijdend deel van ons publiek een vrij sterke tegenzin tegen den Nederlandschen Genootschapsbijbel, en een vrij sterke sympathie voor den Britschen.

Als men dan ook het aantal Bijbels dat in Nedïrland in gebruik is, eens opnam, zou de uitkomst waarschijnlijk leeren, dat de verhouding tusschen Britsch en Nederlandsch Genootschap thans nog staat als 3 tot I.

Is nu het Nederlandsche Bijbelgenootschap op dit punt tot beter inücht gekomen?

Men leest dienaangaande op bladz. 11 van zijn verslag dit:

Het Nederlandsch Genootschap zag zijne uitgaven veelal miskend en gewantrouwd, en die van het Zustergenootschap, dat ze in rijke verscheidenheid van formaten en banden ons volk aanbood, overal met instemming gebruikt; zag zich daardoor den noodigen steun ontvallen van velen, terwijl zich allengs de overtuiging omtrent ons Genootschap ging vestigen, als zou het in verkeerden zin zoowel te oudtrwetsch als te niemverwetsch zijn: het eerste wat betreft formaat en band, en het ontbreken van gelijkluidende plaatsen, het tweede ten opzichte van de afwijkingen van den Statcntekst, waarbij men geheel voorbij zag dat ook de Britsche uitgaven ganschelijk niet gezegd kunnen wordeti een tot in bijzonderheden getrouwe rejyroductie daarvan ie geven. Zoo werd een wantrouwen gewekt dat eerst in de laatste jaren begint te veidwijnen, om naar wij hopen nimmer weder te keeren. En al werd het middellijk, niet opzettelijk, in de hand gewerkt door de uitgaven van het Britsch Genootschap, wij ihogen niet vergeten dat deze wellicht hebben medegewerkt om, spoediger dan anders wellicht het geval ware geweest, aan onse Bijbels inen uitwendig een vorm te geven, die ze voor verreweg de meesten in het land aannemelijker doen zijn.

Nu lette men op de cursief gedrukte woorden.

Hierin avordt de zaak voorgesteld, alsof ten eerste, bttiten de schuld van het Genootschap, wantrouwen gewekt was; en ten tweede, alsof dit onrecht geschied is, overmits de Britsche uitgave even slordig zou zijn geweest.

Het feit, gelijk het er letteiiijk staat, geven we foe. Het is volkomen waar, dat ook de tek.st van de Britsche uitgave slordig en op goed geluk af bewerkt is. Meer dan eens tast ook zij geheel mis. Ze liet zelfs ossen jongen hebben (Lev, 22 : 28).

Maar het Nederlandsche Bijbelgenootschap zag geheel voorbij, dat beide editiën daarom nog volstrekt niet gelijk stonden. De fouten der ééne raakten toch nergens de goddelijke waarheid, en waren niets dan onwillekeurige vergissingen en slordigheden; terwijl ia de vrcegere editiën van het Nede r landsche Bijbelgenootschap ve rand eringen voorkwamen, die aan zeker opzet deden denken.

Doch ook al mocht kunnen worden uitgemaakt, dat zulk opzet nooit bestaan heeft, dan nog doet het Nederlandsche Bijbelgenootschap verkeerd, dat het, in plaats van thans schuld te belijden, nog altoos de schuld op het geloovjge volk werpt.

Had de Directie thans geschreven: „Oorspronkelijk heeft ons Genootschap zijn taak, voor wat den tekst aangaat, niet ernstig genoeg opgevat, en daardoor uitgaven in de wereld gezonden, waarin de tekst cp veel te wilkeurige wij ie veranderd was. Thans echter hebben wij het ongeoorloofde van zulk een handelwijze ingezien, en ons toegelegd op een uitgave, die stipt nauwkeurig is, " dan ware allicht het oogeriblik gekomen, om van positie te veranderen.

Dan toch had men y.ekeren waarborg bezeten, dat de betere editiën, die het thans geeft, het beginsel gevestigd hadden, om ook voortaan te streven naar een steeds correcter uitgave van den tekst.

Tnans echter staat de zaak zoo, dat het Nederlandsche Genootschap voornamelijk door de concurrentie van het Britsch Genootschap, tot zijn zuiverder tekst gekomen is, en rijst alzoo de vraag, of, nu die concurrentie wegviel, de tekst steeds zuiverder zal worden.

Men vergete toch niet, dat in het Bestuur van dit Bijbelgenootschap mannen zitten, die lang niet allen de Heilige Schrift als het Woord van God belijden, en die stellig in hun meerderheid tegea de actie der Dordsche Synode van 1618, waaraan we deze onze Statenoverzetting danken, gekant zijn.

Er zitten in dat Bestuur Modernen, Groningers en Ethi, schen, en ternauwernood één enkel man, die niet onder deze drie calegor.eën zou zijn te rangschikken.

Nu weet men, wat de Bijbel voor de Modernen ea voor de Groningers is, en ook hoe slap al meer ook door deEthischen over den Bijbei gedacht wordt.

Staat het dan niet te vreezen, dat een genootschap, onder zulk een directie, vroeg of laat tot de conclusie zal komen: De Statenoverzetting is veel te gebrekkig. Wij moeten het volk een betere overzetting geven. En daartoe moet niet meer de Statenoverzetting, maar een geheel andere vertaling gekozen worden."

Op het standpunt van de messlen dier heeren, zouden we deze conclusie zelfs alleszins eerlijk vinden. Er ligt ia hun tegenwoordige verkleefdheid aan de Statenoverzetting dan ook iets bevreemdends.

Uit een en ander volgt, dat we de uitnoodiging aan het publiek, die das ook tot ons gericht was, om onze gereserveerde houding tegenover het Nederlandsche Bijbelgenootschap te laten viren, nog moeilijk anders dan onder zeker voorbehoud kunnen aannemen.

Een Bijbelgenootschap rust op het beginsel, dat de Bijbel het boek is door God aan de volkeren en natiën gezonden, om hen te roepen tot bekeering en te zegenen met genade en heil.

Alleen krachtens dit beginsel heeft een Bijbelgenootschap zin en beteekenis.

Men brengt dan gelden saam, om den Bijbel allerwegen onder het oog der natiën, en in den boezem der natie .1 in elk huis te brengen.

Beschouwt men daarentegen de Heilige Schrift, gelijk de Modernen, Groningers, en vele Ethischen nu reeds doen, meer als een oorkondenboek omtrent het ontstaan der Christelijke kerk, waarvan de meeste boeken onecht zijn, en waarin allerlei onware legenden en mythen voorkomen, dan heeft de verspreiding van zulk een boek onder alle volken geen houvast.

Voor ons zou daarom het Nederlandsch Bijbelgenootschap dan eerst volledigeri waarborg in zijn personeel aanbieden, indien alleen sij tot directeuren verkiesbaar waren, die beleden in Gods Woord als een lamp voor hun voet en een licht op hun pad te gelooven.

Nu daarentegen het personeel dien waarborg 7tiet b'edt, zou die waarborg elders moeten te vladen zijn, en o. i, alleen kunnen bestaan in een onveranderlijk artikel in de statuten, inhoudende, dat dit Genootschap nooit anders dan de Statenoverzetting mag uitgeven, en die Statenoverzetting uit zal geven in een zoo getrouw mogelijken tekst.

Al erkennen we dan ook gaarne, dat het Nederlandsche Bijbelgenootschap thans uitgaven op de markt brengt, die zeer wel bruikbaar zijn, hieruit volgt nog geenszins, dat we daarom reeds kunnen aanraden, om lid van dit Genootschap te worden, en het te steunen.

Het zal ons een oorzaak van blijdschap zijn, als we dit eerlang kunnen doen.

Maar zóóver xijn we nog niet.

Ojk niet met het oog op een ander belang van kolonialen aard.

Het Nederlandsche Bijbelgenoolschap beijvert zich ook, om den Bijbel te laten vertalen in verschillends dialecten van den

Archipel in Indië, die nog geen Bijbelvertaling lijk zijn.

Een uitnemend werk, nsaar tevens een werk'waarmee veel gewaagd wordt.

Aan onze Siatenoverzetting is gearbeid door een breeden kring van rechtzinnige, geleerde, getrouwe en ervaren spannen, die elkanders arbeid hebben nagejier. En neg laat hun overzetting op zoo menig pufit te wenschen over, niettegenstaande het een vertaling gold in hun eigen taal.

Nu in Indië daarentegen woïdt zulk een vertaling geleverd door één man; soms door een nog jong man; vaak door iemand, die allerlei e'gen uitlegging in zijn vertaling indraagt; en tot overmaat van ramp door iemand die van de taal waarin hij overzet, ongeveer zooveel weet, als een jongen op de derde klasse Hoogere Burgerschool van het Eogelsch.

Zulk een man verricht dan dien arbeid «onder dat soms ook maar iemand hem controleeren kani Geheel op eigerj wieken drijvend.

En toch, zooals die man het vertaalt, zoo is dan voor dit volk of dien stam de Bijbel.

Dat ook hierin een ernstig gevaar ligt, 3al niemand ontkennen kutnen; te minder daar de vertalingen, vroeger in meer bekende Oostersche talen geleverd, van achteren soms zoo slecht bleken te zijn, dat ze nu reeds geheel moesten overgedaan.

Heerscht nu in zulk een genootschap een geest, dat men beeft voor de majesteit van Gods Woord, en zich uit vreeze Gods wachten sou iets onberadens te doen, dan wordt op al zulks gelet.

Nu daarentegen is dit niet zoo zeker.

Indertijd kenden we la Leiden Dr. E., van • wien het in academische klingen bekend was, hoe hij spotte met alle geloof en niets van den Bijbel moest hebben.

Maar zie, de man studeerde O^stersch. En niet lang. daarna of men hoorde, dat deze zelfde man, met hoc|f traktement, naar de Oost ging, om Gods Woord in een geheel vreemde taal over te zetten.

Men begrijpt, welk een stuitenden indruk dit maakte.

Onze conclusie is derhalve, dat we niets liever zagen, dan dat de geheele Bijbelverspreiding ten onzent in ééa hand kon komen, en dat wij voor ons, het Nederlandschs Bijbelgenootschap om zijn verleden niet zullen verwerpen.

Alvorens echter de zoen tusschen het Genootschap en het geloovig „ volk in den lande kan getroffen worden, zal het eisch zijn, dat, hetzij in hst personeel, hetzij in de statuten waarborg worde geboden, dat de tekst door het Genootschap uit te geven, nooit een andere worden zal dan de Sratenoverzstting, en die Statenoverzetting in zoo getrouw mogelijken tekst. Alsmede, dat vertaling in O.)Stersche talen en dialecïen niet op de onvoorzichtige wijse zal geschieden, waarop dit thans vaak plaats heeft, maar onder zoodanigen v/aarborg als de ernst van Gods Wo~rd eischt.

Conservatief.

Hoc fober en matig onze redactie zich in haar critiek over de Synode van Dordrecht de anno 1893 ook uitliet, toch schijnt het, dat er in deze zachte critiek nog enkele punten waren, die in sommigsr oog niet billijk zijn.

Vooral schijnt het sommigen te hinderen, dat we spraken van „een derde deel", en dit „derde deel" in zijn optreden conservatief noemden; alsmede dat onze redactie iets afdong op het motief dat hier en daar bij de afvaardiging voorzat.

Dit laatste neemt de redactie van de Roeper (L. *L.) zelfs zoo hoog op, dit ze vraagt, of men er onzen redacteur niet voor in kerkelijke behandeling moet nemen.

Zou het niet goed zijn, om voor 't vervolg dergelijke, door en door revolutionaire, onteering van kerkelijke vergaderingen te voorkomen, dat een kerkeraad. Classis of Prov. Synode de over haar en hare afgevaardigden uitgebrachte oordeelvellingen in behandeling nam en over die critiek der betrokken personen eene uitspraak der kerkeraad hunner Gemeente verzocht?

We zijn benieuwd, of eenige classis of ook Provinciale Synode dit advies volgen, en niet minder benieuwd, wat de Amster damsche kerkeraad c. q, hierop antwoorden zal.

Maar uit zulk een advies blijkt dan toch, dat onze critiek, naar sommiger oordeel, nog niet zacht genoeg was.

Hierop wijzen we, niet om met de iSc? ^/!^^ over deas aangelegenheid in polemiek te treden.

Daartoe zou noodig zijn, dat de Roeper begon met de feiten juist te constateeren. Nu zegt zs, dat , , andere bladen op ons spoor en gezag" (sic) alzoo oorde Iden; terwijl de stukken juist uitwijzen, dat wij zelven tegen sommiger o. i. te hard oordeel, waren opgekomen.

De Roeper laten we dus liggen, en voor on."? goed en onvervreemdbaar recht, om ook over de Synode de critiek van het vrije woord te laten gaan, pleiten v/e, wijl dit volmaakt overbodig is, met geen woord.

Maar wel wagen we een poging, om voorzooveel enkele broeders zich aan onze critiek gestooten hebben, hen ts overtuigen, dat niets onbroederlijks was bedoeld.

Wat nu allereerst het woord „conservatief" en dat „derde deel" beireft, zoo zij al aanstonds opgemerkt, dat Ds. Ploos van Amstel van Reitzum zeer goed heeft ingezien, dat deze uitdrukking ^iiist gekozen was, eis ze daarom overnam, niettegenstaande hij ia zake de concept-regeling niet aan onze zijde, maar lijnrecht tegenover ons stond,

Ziehier hoe de zaak ligt.

Te ijveren voor het b-: houd van een Theologische School heeft op zich zelf niets met conservatisme te maken, ea is zelfs et tegendeel van „conservatief", indien dit eschiedt uit beginsel^ uit overtuiging^ om n sHeeren wil.

Ocik wij staan op het standpunt, dat de ereformeerde kerken verplicht zijn, haar heologische School, als een eigen inriching der kerken, in stand te hauden; niet mdat we conservatief zijn; maar omdat e, geleerd door de ervaring, het aan boord ebben van stormreilen, als men uitvaart, oodzakelijk keuren.

Dat nu een ander voor datzelfde doel d jvert uit een ander beginsel, maakt hem d evenmin conseri'atief. Staat iemand in de vertuiging, dat de Theologie tot den Dienst e des Woords behoort, en daarom moet uitgaan van de geïnstitueerde kerken, dan zullen we trachten hem de onjuistheid van dit beginsel duidelijk te maken, maar nooit zeggen, dat hij, zoolang hij aldus denkt, conservatief is ter oorzake van zijn opkomen voor de Theologische School.

Neen, conservatief wordt men dan eerst, als men voor iets ijvert, zonder dat een beginsel dezen ijver leidt, enkel om het maar te honden gelijk het is.

En dit nu greep hier plaats.

Men gaf toe, dat het beginsel niet eiscbte, dat de Theologische School nu juist in Kampen bleef. Men weersprak het niet, dat het beginsel niet met zich bracht, dat de gtïnstiiueerde kerk nu ook Latijn en meetkunde ging dcceeren i). Men gaf het u gewonnen, dat het beginsel eer tegen dan voor het praeparatoir examir.eeren door curatoren was.

En toch, het feit ligt er toe, ook op geen dezer drie punten dorst men eenige verandering aan.

En dit nu is conservatief, geheel in den zin van de definitie die Calvijn reeds van het conservatisme gaf: malum bene positum non movere, ó. w. z. een verkeerde zaak, omdat ze goed zit, laten zitten.

Had men nog gexegd: „Zeker, deze dingen moeten en zullen anders worden; maar laat ons nog wat toeven, om de zwakkeren niet te verontrusten, " zoo ware dit wel een weinig geestelijk getuigenis omtrent deze „zwakkeren" geweest, maar ook zoo ware men nog niet ia het conservatisme vervallen.

Maar wel verviel men hierii? , toen men enkel uit zekere vreeze en uit zekeren angst, het er heen dreef, om het „kruidjeroermijniet" zelfs niet aan te raken, en op elk punt angstvallig toe te zien, dat er toch aan niets dat de tegenwojrdige positie der school raakte, getornd werd.

Vergissen we ons bier nu in, en zeggen deze broeders: „Zoo staat het met ons niet. Wij kennen angst noch vreeze. Mits de eigen inrichting der kei ken maar krachtig op haar wortel bloeie, zijn al deze bijziken ons om het even en willen v/e ernstig meêiverkên, om elk dezer punten uit het daarbij behoorend geaichtspunt te behandelen, " — natuurlijk ddn zou blijken, dat er geen conservatieve groep] onder cos bestond, en hier n zouden we ons hartelijk verblijden.

Zooals nu echter de zaken staan, zien we eer achteruitgang dan vooruitgang.

Il vroeger dagen lazen we telkens, dat op de Synode öer Christelijke Gereformeerde kerk beraa-lslaagd v/as over het verplaatsen van de Theologische School, nu eens naar Amsterdam, en dan weer naar Utrecht. Ook hoorden we toen gedurig spreken van pogingen, om de letterkundige opleiding los te maken van de Tüeologische School en een eigen Gymnasium te stichten. Toen was er d, us critiek, en had men nog den moed de zaken onder de oogen te zien. En nu is het de theorie van de porceleinkast.

O ver het ^^derde deel" kursnen we kort zijn.

Die uitdrukking is niet van ons, maar van Ds. Littooy, die ons wel vergunnen zal, dat we zijn recht op het vaderschap van deze uitdrukking eeren.

Dat v/e i'e overnsmea is alleets, wijl ze o. i. waar ea juist is, en eerlijk altoos hst langste duurt.

Toen in 1892 de beide groepen ineenvloeiden, was elk der beide groepen, volgens de volkttelifng, omstreeks 2000CO zielen sterk.

Nu is er geen twijfel aan, of onder die ééne 200, 000 (de vroegere Ned. Geref.) zou in niet ééne plaats gevaar voor scheuring ontstaan zijn, indien men de School naar elders had overgebracht, de letterkundige opleiding als kerken had prijsgegeven, en de classis weer het praeparatoir-examen had laten afnemesï.

En komt j.-.en nu op de andere groep (de vroegere Christ. Gsref.), dan is het even ontwijfelbaar, dat er onder deze 200 coo een aanmerkelijk aantal is, dat zieer vóór zulke verandering zou geweest zijn, en een nog grooter aantal, dat er, mits de eigen Inrichting der kerken bleef en haar zelfstandigheid behield, er rJet aan gedacht zou hebben naar Ds. Van Lingen over te loopen, enkel om de plaats van vestiging, om de al of niet bijvoeging van propaedeuse, en behoud van het praeparatoir voorde Curatoren.

De conservatieve groep, dat zijn zij, die zeggen: > Aaa niets mag getornd worden, het moet alles blijven zooals het is", kan daarom onniogelijk meer dan een derde deel zijn.

Zelfs houden we ée'a derde deel nog voor veel te sterk genomen.

En wat nu het laatste punt aangaat, namelijk onze critiek op de afvaardiging, zoo houden we ons stelligiovertuigd, dat wie hierin tegen ons schrijft, ons tcch in zijn linnenkamer gelijiji geeft.

Hier toch geldt fcet een feit van publieke notoriëteit.

Van de veertiq leden der Synode waren er dertig uit de vroegere Christelijke Gereformeerden gekozen, en slechts even tien uit de vroegere Nederduitsch Gereformeerden, niettegenstaande beide groepen bij de samenstelling even sterk stonden in het aantal.

Dit feit heeft algemeen de aandacht getrokken, en mocht niet verklaard worden uit heerschzucht of onbroederlijken zin. En daarom nu is het verklaard, verklaard ook door ons, uit zekeren atigsr, die vele kerken had aangegrepei? , alsof er metterdaad een aanslag tegen de Theologische School ware gesmeed.

Door dien angst bekropen, heeft men d zich toen niet afgevraagd, of er op de Synode van Dordrecht ook velerlei principiëcle be­ z slissingen zouden te nemen zijn, maar bijna h alleen zich de vraag gesteld, hoe het was aan te leggen, om te zorgen, dat de Theologische r School behouden uit den strijd kwam.

En dit nu verklaart het, dat men zich niet heeft afgevraagd: , „Wie onzer broederen 13 voor de f undamenteele behandeling van zaken de eerst aangewezene ? " maar schier uitsluitend: „Wie moeten we afvaardigen om zeker te zijn, dat de School geen schade lijdt."

Legt men ons nu een veiklaring voor, waarin allen die tot déze af raardigïng meewerkten, als eerlijke mannen, voor hetaangezichte Gods, betuigen, dat ze bij het vestigen van hun keus en het uitbrengen van hun stem, aan zoo iets zelfs niet gedacht hebben, en zich alleen hebben afgevraagd : Wie is ia onzen kring de man aan wien God de meeste en beste talenten voor principieele kerkregeering schonk? —natuurlijk dan nemen we onze rneening terug.

Tot zoolang echter bestaat er dan ook geen aanleiding, om de dingen anders te zien, dan iedereen ze ziet.

Immers wat we nu neerschrijven is de algemeen beerschende ovestuiging.

En als men ons nu tegenwerpt, dat men door zoo iets te zeggen, gevoeligheden opwekt, prikkelt, of zelfs krenkt, dan betuigen we onzerzijds gaarne alles te willen doen, wat aan de broeders mïn-aangename ge waar wordingen sparen kan, maar dan versta men toch wel, dat dit ook bij ons een grens vindt in wat geëischt wordt door de esre der beginselen.

Dat overgevoelige en prikkelbare is niet goed, is niet Christelijk.

Als er iets aan de waarheid Gods wordt te kort gedaan, laat ons dan zeer fijngevoelig zijn.

Maar als er iets gezegd wordt dat in, d'uischt tegen onze persojnlijkesympathieën, iaat ons dan liever onderzoeken, onderzoeken voor Gods oog, of zulk een critiek ons ook iets te zeggen heef!; is dit zoo, er dan naar handelen; en is dit niet zoo, ze kalm naast ons nederleggen.

Uhioersiteit en kerk.

Een vorig maal wezen we op hetgeen onze vaderen in zake de verhouding tusschen de universiteit en de kerken op de Sj'^node van Djrdrecht in 1619 als hun oordeel, vaststelden.

Wie dit historisch punt verder wil nagaan, mogen we verwijzen naar het geschrift, dat schrijver dezes hierover vroeger in het licht gaf, getiteld: De executeurs der Dordsche nalatenschap, en voorts naar het bekende werk van Dr. H. H. Kuyper, De opleiding tot den Dienst des Woords bij de Gereformeerden.

Toans slappen we hier voorloopig van af, en willen we de zisk van de zijde der universiteit bezien.

Ea dan staat het bij ons vast, dat de usiiversiteit er het hoogste belang bij heeft, om ten deze den goeden dienst der kerken in te roepen.

Dit kon natuurlijk geen effect hebben, zoolang de Gereformeerde kerken nog niet tot genoegzaams eenheid gekomen waren. Een Uüiversiteit kon niet zeggen: »Met deze groep kerken wil ik wel, met die niet la onderhandeling treden." Als universiteit stond ze niet tegenover een groep, maar tegenover het geheel.

Nu echter beide groepen vaii kerken ineen zijn gevloeid, en aizoo het geheel 'm. de Generale Synode een orgaan heeft verkregen, is dit anders geworden.

Thans is voor de univer.'iiteit de ure aangebroken, om zich af te vragen, welken dienst zij als universitei-van de kerken vragen mag, en welke stappen behooren gedaan te worden, om dien dienst te erlangen.

De universiteiten verkeeren tcch, zoolang zs geheel op zichzslve drijven, in bestendig gevaar.

Ze neigen er uit haar aard licht toe, om af te glijden naar dsn slgemeenen grondslag, die.u onze Staatsuniversiteiten in de menschelijke rede mesnen gevonden te hebben.

Is er rsu een Universiteit, gelijk de Gereformeerde Universiteit in Amsterdam, die dit niet wil, die integendeel zich op den Gereformeerden grondslag plaatste, en den zin en den wil heefc, daarop te volharden, dan rijst natuurlijk de vraag hoe dit haar mogelijk vA zijn.

Gereformeerd is een confessioneel begrip, en dus een begrip van kerkdijken aard.

In haar statuten heeft de Vereenigir.g voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag dan-ook duidelijk uitgesproken, dat zij haar Gereformeerden grondslag aldus opvat en verstaat.

Ze verwijst toch in die statuten naar de Gereformeerde Belijdenis en naar de kerkelijke usantie en practijk ten opzichte van dei'e Belijdenis.

Geheel afgexien van de bijzondere eischen der Theobgischs fdculteit, geldt derhalve voor heel da Urïiversiieit in al haar faculeiten de eiscb, dat ze confessioneel, niet p doolpaden verloope.

Dit toch zou het dubbele kwaad met zich rengen, dat ze weer van haar grondslag fgleed, en ten andere dat ze tegenover de erken als zekere confessioneele macht met igen inzicht optrad.

Biedt nu de Universiteit van zich zelve aarborg tegen dit verre van denkbeeldig evaar?

Is die waarborg geboden in de Hoogleeraen? In de Curatoren? In de Directeuren? n de Algemeene vergadering?

Stellig niet.

Niet In de Hoogleeraren, daar juist van hen het kwaad zou kunnen uitgaan en zij dus zich zelf niet controleeren kunnen.

Niet in Curatoren en Directeuren, die als zoodanig geen confessioneele bevoegdheid hebben.

En ook niet in de Algemeene vergadering, die zelfs geen macht van beslissing heeft.

Alleen zou men kunnen zeggen, dat er een zekere waarborg lag in de contribution. Ging toch de Universiteit op verkeerde paden, dan zou het Gereformeerde volk allicht zijn bijdragen inhouden, en zoo tot correctie noodzaken.

Maar afgezien nu van de omstandigheid, dat het kwaad lang schuilen kan, eer het publiek uitkomt, is het toch beneden de waardigheid van de Universiteit en van de Gereformeerde zeden, om éénigen waarborg in geldelijke straf te zoeken.

En daarom is onze voorloopige conclusie, dat een U.niversiteit op Gereformeerden grondslag den waarborg voor het behoud van haar Gereformeerd karakter ten principale te zoeken heeft in de contró'.e en het toezicht der Gereformeerde kerker.

KUYPER.

1) Wel zeggen sommigen, en wij met hen, dat het gewenscht is, aanstaande theologen reeds bij hun propaedeuse voor verkeerde invloeden te bewaren, en voor te bereiden op wat hen wacht, maar hieiuit kan niet volgen, dat de kerken zei ven daarom een progymnasium moeten hebben; alleen dat er zulk een progymnasium zijn moet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Lohmans rede.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's