GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXVIIL

JEAN BEFFROY.

In de rue de la Mortellerie woonde in den jare 1559 een slotenmaker, met name Jean Beffroy, die God vreesde en zijne woning steeds opende voor de samenkomsten der geloovigen, ofschoon hij zich daardoor aan groot gevaar blootstelde. Zijn verlangen om van de prediking des Evangelies te genieten, was bewonderenswaardig. En daar hij nu doof was, bedacht hij een middel, om tegemoet te komen aan dit gebrek. Hij beval namelijk zijnen jongen nauwkeurig op te letten onder de preek en hem 't gehoorde na 't eindigen er van in het oor te blazen. Voorts was hij met zijn gansche gezin zoo oprecht de ware religie toegedaan, dat hij wars van alle afgoderij en bijgeloof was. Dit haalde hem den haat zijner buren op den hals. Dikwijls dreigden dezen hem met steeniging. Dit joeg hem echter geen vrees aan. Toen God hem een kind schonk, liet hij het doopen in de vergadering der geloovigen, overtuigd, dat het de plicht der ouders, die kennis aan het Evangelie hebben, is, zich verwijderd te houden van allen valschen godsdienst, waardoor Gods bevelen verbroken worden, en ook om de zijnen er met meê in kennis te stellen, vooral wanneer men in de gelegenheid is hen in de Gereformeerde kerk te brengen. Deze handelwijze verbitterde zijne buren zeer. Nog grootei werd hun woede tegen Beffroy, toen zij bemerkten, dat hij bij de processie niet met hen mededeed in het versieren van zijn huis.

De verbittering der buren bereikte eindelijk haar hoogste toppunt, toen hij op een zekeren feestdag werkte. Zijn voornemen was het niet geweest, om dit te doen, want hij ging van de onderstelling uit niemand te ergeren in kleine en onverschillige dingen. Omstandigheden buiten zijnen wil echter dwongen hem te werken. Daar was namelijk een tournooispel op handen en hiervoor had hij dringenden arbeid te jverrichten. Toen nu de buren de hamtrslagen hoorden, welke uit zijne smederij opgingen, braken zij onverwachts zijn huis open, grepen hem en leverden hem over aan een commissaris, die hem in Chatelet gevangen zette. Nadat hij daar geruimen tijd ineen diep gat gevangen gezeten had, werd hij veroordeeld om levend verbrand te worden op de Place de Grlve^ nadat hij te veren gepijnigd zou zijn. Dit alles zou hem overkomen, alleen omdat hij de ware leer liefhad. Het vonnis werd bekrachtigd door het parlement, met uitzondering van de pijnigingen. Aldus stierf Beffroy na, eene standvastige belijdenis der waarheid in Christus, in de maand December den marteldood.

PIERRE ARONDEAU.

Sedert dat de geloovigen begonnen waren samen te komen, Gods naam aan te roepen en elkander te leeren, nam hun aantal dagelijks toe, ondanks den tegenstand en de hindernissen der vijanden. De stad La Roebelle, waar, om hare gunstige ligging aan de zee, veel handel gedreven werd, was niet de minste onder de steden, waar de samenkomsten der geloovigen werden gehouden, terwijl overal , in Frankrijk de martelvuren brandden.

In het jaar 1559 kwam zich hier een zekere Pierre Arondeau, een man van lagen staat uit 't Angouliemsche, vesti­ ' gen. Hij leefde van den verkoop van kramerijen, waarmee hij dagelijks langs de straat liep. Daar hij Christen was, bezocht hij de samenkomsten der gemeente. Dit duurde echter niet lang. Op zekeren dag werd hij door de handlangers der Roomsche geestelijkheid aangesproken met de vraag: «Waar woont gij de mis bij f" Hierop antwoordde hen Arondeau, dat hij er, tot zijn groot leedwezen, reeds al te veel was geweest. Doch de Heere had zijne oogen geopend door zijn heilig Woord en nu wist hij, dat de mis een gruwel was. Zij, aan wie hij zich zoo uitliet, waren priesters, die hem goed kenden. Een ^hunner, met name Monroy, nam de anderen tot getuigen, en ging met hen regelrecht naar den rechter, om hem over te brengen wat Arondeau gezegd had. Dadelijk werd er een bevel gegeven, (ïat de belijder gevangen genomen moest worden. Een zijner vrienden, die dit gehoord had, waarschuwde hem nog voor het dreigend gevaar. Doch hij gaf hier geen acht op, maar werd door zijne vijanden gevangen genomen. Toen Arondeau in den kerker was, kwamen vele ledsn der kerk hem troosten, doch hij was hun en zijnen medegevangenen veeleer tot troosten versterking. De priesters deden hun uiterste best, om den rechter tot spoed 'm het rechtsgeding aan te sporen, wat niet eens noodig was, daar deze uit zich zelven al haast maakte. Arondeau werd ondervraagd en bekende vrijmoedig wat hij gezegd had en voegde er nog veel meer aan toe, dan zij wilden hooren. De rechter trachtte hem te bewijzen, dat hij dwaalde en dat men hem begenadigen zou, indien hij wilde herroepen. Arondeau bleef echter bij zijne belijdenis, zeggende: »Indien mij uit Gods Woord kan bewezen worden, dat ik dwaal, ben ik bereid te herroepen, anders niet." Toen de rechter deze ^ standvastigheid (welke hij valschelijk halsstarrigheid noemde) " zag, veroordeelde hij Arondeau ter dood. Deze prees den Heere voor de genade, dat hij hem waardig geacht had, om voor de waarheid des Evangelies te lijden. Hij besloot in het vonnis te berusten, doch zijne vrienden drongen er bij hem op aan, in appèl te komen.

Hij stemde ten slotte den wensch zijner vrienden toe en ging in hooger beroep. Hierop zond de rechter, om den vijanden des Evangelies en vooral den kardinaal van Lotharingen genoegen te doen, Arondeau met den grootsten spoed op een morgen langs een achterdeur naar Parijs, waar hij aankwam, wel bewaakt door gerechtsdienaren, die, uit vrees voor Arondeau's vrienden, van omwegen hadden gebruik gemaakt. In den kerker gebracht, werd de martelaar aan zijnen nieuwen rechter overgegeven, die het eerste vonnis bevestigde. Den isen November werd dit vonnis uitgevoerd en Arondeau op de Place de Grève verbrand.

De standvastigheid, waarmee deze martelaar in den dood is gegaan, is voor andere geloovigen, met name voor den raadsheer Anne du Bouvy, eene versterking geweest.

Kort nadat Arondeau in het martelvuur zijn leven geëindigd had, werd de bovengenoemde Monroy, die een van des martelaars voornaamste beschuldigers was, door God met eene beroerte geslagen, waaraan hij spoedig stierf. Den rechter, die Arondeau gevangen genomen en veroordeeld had, liet de Heere evenmin ongestraft. Want, niet lang na bovenverhaalde martelaarsgeschiedenis, werd hij gedagvaard voor den raad des konings, op verzoek van zekeren Poolschen edelman, dien hij onrechtvaardig veroordeeld had. Alle valsche streken en bedriegerijen, van dezen rechter kwamen aan het licht, waarom hij van'zijne bediening ontzet en onbevoegd verklaard werd om eenig ambt te bedienen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's