GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkelijke Deputaten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke Deputaten.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 November 1894.

I.

Wie van Kerkelijke Deputaten spreekt, noemt zeer zeker een onderwerp, dat voor de Gereformeerde kerken hier te lande thans van actueel belang is.

Aangezien Kerkeraden en Classen en Synoden niet dag aan dag kunnen samenkomen, en ook bovendien telkens besluiten nemen welke de-vergadering zelve collec tief niet kan uitvoeren, hebben de kerken die samenkomen natuurlijk telkens Deputaten noodig, om ten haren behoeve of uit haren naam iets te verrichten. Zulke Deputaten worden dan ook vaak benoemd; soms voor ééne enkele zaak, soms voor meerdere zaken te zamen, soms voor eene bepaalde soort van zaken in het algemeen; nu eens om alleenlijk te adviseeren, en dan weer om handelend op te treden; in vele gevallen voor den tijd die er tusschen twee vergaderingen verloopen zal, maar ook wel voor korter of voor langer.

En dan blijkt gedurig, dat men het niet geheel eens is over de bevoegdheid, die aan zulke Deputaten is toe te kennen Vragen, als b. v., of zij al dan fniet te benoemen zijn, of tiun al dan niet te veel macht wordt gegeven, of zij al dan niet hunnen last zijn te buiten gegaan, en derge lijke meer, worden telkens onderscheidenlijk beantwoord. Dat geschiedt in kerkelijke vergaderingen, en ook wel daarbuiten. En al mag veilig worden aangenomen dat het verschil wel eens grooter schijnt dan het is, en dat wel door niemand bedoeld wordt op dit punt van de lijn der Gereformeerde beginselen ook maar eenigszins af te wijken, in de wijze waarop die beginselen worden opgevat en toegepast, wordt de noodige overeenstemming toch nog vaak gemist, Waaruit volgt, dat dit onderwerp als vanzelf aan de orde is; daar toch helderheid van inzicht en vastheid van overtuiging en eenparigheid van gedragslijn hier niet mag ontbreken, en daar dan in kerken, die geheel op denzelfden grondslag staan, onderzoek en gedachtenwisseling daarvoor juist de middelen zijn.

Het punt dat in quaestie is, nl. het ka rakter dat aan Kerkelijke Deputaten moet toegekend worden, was voor onze kerken, althans in haar bloeitijd, altijd eene zaak van het hoogste gewicht. Daaraan is het dan ook toe te schrijven, dat er zooveel over te vinden is in de bekende > Politica Ecclesiastica" van Gijsbertus Voetius. In die vier boekdeelen, waarin zijne verhandelingen over kerkrecht zijn samengevoegd, was bij onderscheidene onderwerpen wel aanleiding om over de bevoegdheid van Kerkelijke Deputaten iets te zeggen. En ofschoon nu in de zeventiende eeuw te dien aanzien in de kerken zelve weinig verschil was, wegens het belang der zaak heeft hij eene gelegenheid om ze nog eens te behandelen, toch nooit laten voorbijgaan : op niet minder dan zeven onderscheidene plaatsen heeft hij ze opzettelijk ter sprake gebracht.

In dit geval nu, gelijk trouwens bijna altijd, is het zeker niet doelloos of on vrucht baar, van hetgeen door hem geschreven is kennis te nemen. Daartoe zou echter niet genoeg zijn, eenvoudig de plaatsen op te geven, waar zij in het genoemde handboek te vinden zijn; want dit is betrekkelijk zeldzaam, en bovendien in het Latijn geschreven. Maar aan deze bezwaren kan gemakkelijk worden tegemoet gekomen, door het overnemen van die plaatsen zelve, en dan natuurlijk in eene Hollandsche vertaling, Deze hier te vinden, zal dus aan vele lezers misschien niet onwelkom zijn.

De bedoeling van die mededeeling is intusschen volstrekt niet, om nu de quaestie als het ware af te doen met een beroep op Voetius. In Gereformeerde kerken kan wel aan geen mensch zulk een zeggen schap worden toegekend. Een onfeilbaren regel hebben zij alleen in Gods Woord; en wat als afgeleide regeling op kerkelijk gebied zal gelden, vinden zij in hare Belij denis en Kerkenordening, en voorts in de besluiten van kerkelijke vergaderingen. Maar dit neemt niet weg, dat het, voor een recht verstand en eene juiste toepassing en eene eventueele verbetering van zulke regelingen, veelszins dienstig is, ook te letten, zoowel op de kerkelijke practijk, vooral in den bloeitijd der kerken, als ook op de vertoogen van mannen, die door groote bekwaamheid, gepaard met zuiverheid van belijdenis en niet vromen zin, uitnemende instrumenten Witren, waarvan God zich bediend heeft om de kerken voor te lichten en te leiden.

In onzen tijd wil men daar wel eens niet van hoorend, Eenigszins onder den invloed van zeer revolutionaire theorieën is er, ook bij Christenen, wel eens een streven, om de menschen zooveel mogelijk aan elkander gelijk te maken, en dientengevolge, om niet goed te kimnen dulden, dat er toch zijn, die in talent en bekwaamheid boven anderen uitsteken. Men wil die dan zooveel" mogelijk naar beneden trekken, of althans zoo min mogelijk naar hen hooren. Als het stoffelijke belangen geldt, wordt dan zeker eene uitzondering gemaakt, en wordt gaarne gebruik gemaakt van het beste dat men krijgen kan. Maar op het gebied des geestes is dit wel eens anders, en wordt de Schriftuurlijke leering omtrent de eenvoudigheid, die voor het geloof vereischt wordt, en omtrent de verwerpelijkheid van de wijsheid der wereld, wel eens opgevat en toegepast, alsof dat een vonnis was over wijsheid en wetenschap in het algemeen. Toch is dat streven eigenlijk eene terzijdestelling van het allereerste geloofsartikel, eene miskenning van het werk der Voorzienigheid Gods, een verzet tegen zijn bestel en eene ongehoorzaamheid aan zijne ordinantiën. H-et is ook eene groote schade voor de kerken, waaraan gaven, die de Heere voor haar bestemd heeft, dan veel minder ten goede komen. En het is tevens eene overschatting van zichzelven, alsof men aan zijn eigen onderzoek en nadenken wel genoeg had, en alsof men daardoor alleen nog wel verder komen kon, dan wanneer men gebruik maakte van het licht dat door anderen reeds ontstoken is. Wie geloovig en verstandig is, wacht zich daarvoor. En al weet hij, dat ook mannen als Voetius feilbare menschen zijn, en in velerlei opzicht kinderen van hun tijd, hij erkent toch de gaven die aan zulke mannen geschonken zijn, en hij wil dan van hun arbeid zooveel mogelijk nut trekken.

Met betrekking tot Voetius kan dat des te beter, daar hij nooit optreedt, alsof hij een zeker gezag had, en alsof enkel op zijn woord of advies het een of ander moest worden aangenomen. In Gereformeerde kerken zou dit laatste ook nooit mogen plaats hebben. Wanneer over eenige zaak een gevoelen wordt uitgesproken, is het zeker niet onverschillig, van wien dit af komstig is. Maar ten slotte zijn het toch de gronden en motieven, die beslissen moeten.

En nu is het juist door redeneering en betoog, dat Voetius invloed wil oefenen. Bij betwistbare punten wil hij nooit iets opleggen, maar integendeel overtuigen.

En hier komt nog bij, dat hij bij de onderwerpen, die hij behandelt, zich volstrekt niet bepaalt tot zijn eigen gevoelen. Hij deelt dat van anderen ook gedurig mede.

En vooral wijst hij telkens op de leering en practijk der Gereformeerde kerken, met name in Nederland. Hij is metterdaad een getuige van het kerkelijk leven in de eerste eeuw na de Reformatie, en dus juist in den bloeitijd der Gereformeerde kerken. Waaruit zeker volgt, dat het des te meer van belang is, hem telkens te raadplegen.

Eindelijk valt nog in het oog, dat dit wel inzonderheid geldt met betrekking tot het onderwerp dat hierboven genoemd is.

Wie in onzen tijd daarvan spreekt, wordt door degenen die van hem verschillen soms niet eens gehoord, daar hij altijd handelt, of althans geacht wordt te handelen, over bepaalde toestanden en personen van den tegenwoordigen tijd, hetzij dan om ze te verdedigen of wel om ze aan te vallen. Maar natuurlijk kan dat nooit gedacht worden bij het woord van een schrijver uit de zeventiende eeuw. Daarbij kan wel geen vooroordeel in den weg, staan, en daardoor kan ook geen gevoeligheid worden opgewekt.

De eerste plaats, die uit Voetius' sPolitica Ecclesiastica" hier in aanmerking komt, is in de verhandeling over de geïnstitueerde kerk, in het hoofdstuk waar gesproken wordt over onwettige kerkelijke macht, buiten en boven de bijzondere kerken optredende. Aldaar is de 9e of laatste quaestie, die gesteld^'wordt, deze (Deel I, blzz. iii vgg.): »0f de afgevaardigden of (gelijk men ze nu in Nederland noemt) de Deputaten der Synoden, of de Synodale Deputaten, de voorstelling en den indruk geven, dat zij een soort van kathedraal en metropolitaansch college zijn en daarvan het recht hebben; en of hunne macht en hun opzicht inderdaad bisschoppelijk, of tenminste het naast daaraan verwant is; en of hunne samenkomsten, welke zij herhaaldelijk houden, als het ware kathedrale en hoogste kapittelen of kerkelijke consistoriën zijn?

^ Antivoord: Beneden, in deel 2, waar over de ouderlingen gehandeld wordt, hebben wij uit den weg geruimd de valsche aanklacht van Grotius in zijn Pietas Illustriss. D. D. Ordin. Hollandiae, bladz. 112 uitgesproken, alwaar hij verzekert, dat die Deputaten tusschen-regenten zijn, en in de plaats der Synode optreden, gedurende den tijd, dat er geene Synode gehouden wordt.

Het daar gezegde herhalen wij hier niet. Slechts voegen wij er aan toe, dat Grotius met meer schijn van waarheid, indien hij zich op oprechtheid had toegelegd, zijn tusschenregentschap had kunnen toekennen aan de Deputaten der Remonstrantsche Utrechtsche Synode, volgens de kerkelijke verordeningen van het jaar 1612, waar aan hen, met achteruitzetting van de kerkeraden der dorpskerken (zooal niet met hunne terzijdestelling onder een schoonschijnend voorwendsel) de groote macht is toegestaan, onder andere, tot de verzameling en uitgave van eene nieuwe gezangenliturgie (Zie de voorrede, die aan die liturgie voorafgaat).

ïMaar thans, nu wij zien, dat opnieuw ongunstige vermoedens en vreemde gevolgtrekkingen met betrekking tot het bestuur der Nederlandsche kerken gemaakt worden, in strijd met de waarheid der zaak, tegen de bedoeling van die kerken, en in strijd met hare gemeenschappelijke verordeningen, en dat wel met de bedoeling, om rechtzinnige en vrome mannen, die alle kathedrale en bisschoppelijke heerschappij in Engeland nu geheel zouden willen hebben opgeheven, als het ware te doen veroordeelen, door ze voor te stellen als in strijd met het gevoelen dat overal elders is aangenomen; zoo kunnen wij niet nalaten den lezer nader bloot te leggen, hoe het met die Deputaten eigenlijk gelegen is. Wij zeggen dan: »iO.

Dat de Zeeuwsche kerken en Synoden zoodanige Deputaten niet aanstellen; evenmin de Waalsche of Fransche Nederlandsche kerken.

Dat het college van die Deputaten niet is een afzonderlijk en blijvend kerkelijk college, toegerust met gewone kerkelijke macht, hetzij des bestuurs hetzij der rechtspraak. Want onze kerkenordeningen erkennen geene colleges dan deze vier: den Kerkeraad, de Classe, de Particuliere of Provinciale Synode en de Nationale Synode.

5.3*'. Zij hebben en oefenen derhalve geene macht boven en over de Classen, de parochiale of plaatselijke kerken ot hare Kerkeraden; ja zelfs niet over éénen enkelen predilant, ouderling of gemeentelid; tenzij zij door eene bijzondere, buitengewone en uitdrukkelijke opdracht der Synode een mandaat hebben, om ergens eene Synodale uitspraak bekend te maken, aan te dringen en uit te voeren, of ook (wat zeer zelden gebeurt) om met Synodale macht in een bijzonder geval of in eene bijzondere moeielijkheid (van welke eenige omstandigheden na het houden der Synode op de plaats zelve moeten onderzocht worden) de uitspraak vast te stellen. En dan worden meestal eenige andere personen uit de Synode of uit de naburige Classen aan de Deputaten toegevoegd. Ja ook soms worden geheel andere personen voor deze zaak afgevaardigd. Maar zoodanige Synodale macht wordt zeer zelden, gelijk ik gezegd heb, en met groote moeite toegestaan, en niet dan in het uiterste geval van noodzakelijkheid, als de zaak gedurende de zitting der Synode niet kon worden afgedaan, en toch geen uitstel duldt.

»4''. Zoodanige opdracht, hun gegeven, geeft hun geene macht, ja zelfs geene schaduw van macht over andere kerken of personen of kerkelijke zaken; en evenmin kan men in die zaken bij hen in hooger beroep komen; zij kunnen daarin, naar gelang van omstandigheden of op aanvrage, broederlijke raadgevingen verschaffen en voorloopig als scheidsrechters iets tot raad in het midden brengen; maar behalve dat niets.

»5''. De boeken en theologische geschriften, die in het licht moeten gegeven worden, onderzoeken zij niet krachtens eigene en blijvende macht, zelfs niet krachtens overgedragen macht der Synode, gedurende dat jaar ot die twee jaren waarin zij hunne opdracht hebben, maar dit werk is in de Kerkenordening geheel aan Classen of Academiën opgelegd; deze vrijheid blijft echter aan de Synode, op buitengewone wijze de onderzoeking van dit of dat boek aan de Deputaten of andere personen, welke dan ook, op te dragen.

sö". Zij bevestigen ie Dienaren niet in hun dienst; veel minder nog hebben zij in hunne verkiezing eenig aandeel.

ï/". Op de Synoden en Classen vervullen zij niet het ambt van praeses, assessor of scriba.

sS". Ja zelfs in hunne hoedanigheid van Deputaten maken zij geen deel uit van Synoden en Classen, noch verschijnen erin.

En indien zij in Holland aan de Classen uit naam van de Synode iets voorstellen, gaan zij naar buiten en wachten buiten de deur, zoolang de beraadslaging gehouden wordt, en de stemmen worden opgenomen. Als dat gedaan is, wordt hun, nadat zij binnengelaten en teruggeroepen zijn, te kennen gegeven, wat bepaald is. In de Synode verschijnen zij slechts, om aldaar rekenschap te geven van de hun gegevene opdrachten en van de hun opgelegde zaken, of ten minste verslag te geven in welken staat die zaken nu zijn, of wat met betrekking tot deze gedaan ol niet gedaan is. Dat bij die gelegenheid, terwijl zij tegenwoordig zijn, door den praeses over de voorgestelde zaken hun raad of raadgevende stem gevraagd wordt, voordat de beslissende en met gezag bepalende stemmen der Synode gevraagd worden, is men vooral in de laatste jaren gewoon. Dit is echter geen bewijs van eenigen bijzonderen en hoogeren graad van kerkelij ken dienst of macht, zelfs niet van een eenvoudigen voorrang of hoogere rangorde boven de kerken of de herders der kerken; want men is gewoon, het advies der politieke gedelegeerden, die uit naam van de Staten der provincie, alwaar de Synode gehouden wordt, aldaar verschijnen, en desgelijks dat der Dienaren, door andere Provinciale Synoden ter wille van de broederlijke en wederzijdsche correspondentie daarheen gezonden, en evenzoo dat der Professoren in de Theologie (wanneer nl. de Synode gehouden, wordt op eene plaats waar eene Academie is), op gelijke wijze te vragen en te hooren, en wel voordat de Deputaten geraadpleegd worden.

• »9". Wanneer zij nu en dan samenkomen, beslissen zij geene kerkelijke zaken, en evenmin worden de dingen, die in de eerstvolgende Synode moeten behandeld worden, door hen van tevoren voorbereid of bepaald of voorgeschreven. Want dit doen de afzonderlijke Classen door hare gravamina, die niet naar de Deputaten, maar naar de Synodale Classe gezonden worden, en door haar verzameld en geordend aan de Classen teruggezonden worden (op sommige plaatsen door de Classen dan weer verzonden naar alle Kerkeraden of Consistoriën van haar ressort), om over die zaken iets bepaalds te beslissen, en hare afgevaardigden naar de Synode met geloofsen instructie-brieven te voorzien; en deze dingen geschieden alle zonder medeweten en raad ot toestemming der Deputaten, voor wie hierin niets te doen is.

»Wat doen zij dan welf" zal men vragen. Ik antwoord: niets anders dan dat zij, nadat de Synode gehouden is, hare Handelingen nalezen, en daaruit de opdrachten, die hun mochten gegeven zijn, aanteekenen, om die getrouwelijk uit te voeren, daar zij toch rekenschap zullen geven op de eerstvolgende Synode. Die opdrachten echter bevatten meestal niets anders dan eenige klachten of vragen, die uit naam van de Synode door een smeekschrift aan de Staten zijn voor te stellen, of eenige dingen, die, eveneens uit naam van de Synode, aan deze of die kerk over eenige particuliere zaak moeten voorgesteld worden. Behalve deze opdrachten, die er nu eens in zeer klein aantal, dan weer in het geheel niet ot bijna in het geheel niet zijn, rust op de Deputaten de last, om uit naam van de Synode tegenwoordig te zijn bij de examens dergenen, die tot den dienst geroepen zijn, opdat daardoor de Synode des te beter overtuigd zij, dat de eenheid in de rechtzinnigheid in alle Classen bewaard wordt. Dit laatste bewijst niet, dat zij eenige macht hebben over de kerken of Classen; omdat,

wanneer er geschil of strijd over de rechtzinnigheid van den examinandus ontstaan zou, het niet aan hen zou staan dit te beslissen, maar aan de Classe. De Deputaten kunnen niets anders doen, dan waarschuwen, en aan de Synode verslag geven,

sio". Kortom, op sommige plaatsen in Nederland worden geene, op sommige twee of drie, op sommige vier Deputaten op de Provinciale Synode benoemd, die voor een jaar, of op zijn hoogst voor twee jaren, de particuliere, hun door een uitdrukkelijk en bijzonder mandaat der Synode aangewezen en omschreven zaken bezorgen en uitvoeren; behalve hunne tegenwoordigheid bij de examens der Dienaren. Hierdoor wordt aan .billijke beoordeelaars dan ook zelfs geen schijn van recht gegeven, om te besluiten, in strijd met het gevoelen en de practijk der Nederlandsche kerken, dat er zou bestaan een nieuwe en bijzondere graad van kerkdijken dienst (onze kerken kennen geen anderen dan dien van predikant, ouderling, doctor en diaken), of eene macht van regeering en rechtspraak, of eene waardigheid, of een voorrang en eene kerkelijke hoogheid, die een bisschopsambt zou zijn, tenminste, daaraan ongeveer gelijk.Volgens dezelfde gevolgtrekking zou men ons kunnen ten laste leggen, dat wij ambten hadden van tuchtoefenaar, athouder van Sacrament of dienst, actuarius, visitator, bevestiger (die iemand in den dienst bevestigt), ziekentrooster, Classicale quaestor, smeekeling en sollicitant (welke de staat elders noemt meesters der smeekschriften), examenafnemer, Classicale afgevaardigde naar de Synode, opzichthouder (die over de studenten in de Theologie, die beurzen hebben, opzicht houdt), schrijver (die namens de Classe of Synode een boek schrijft), collectant en uitdeeler of bedeeier (die eene collecte voor ballingen of uitlandsche kerken bezorgt en uitdeelt), spreker bij twistgesprekken of conferenties (die met een onrechtzinnig persoon in het openbaar een twistgesprek of eene conferentie houdt), begroeter of dankzegger, die uit naam van de kerken vorsten en overheden begroet of dank zegt, enz. Want tot deze en dergelijke werkzaamheden en zaken wordt gewoonlijk een Dienaar of worden eenige Dienaren door den Kerkeraad, de Classis of de Synode, naar dat de zaak is, gedurig bepaaldelijk afgevaardigd

»Na deze uiteenzetting kan men gemakkelijk opmaken, wat er aan is van de pas vermelde valsche beschuldiging van Grotius, en desgelijks van de gevolgtrekking van Franciscus Maso, die steunt op een verhaal van den eerwaarden en met mij zeer bevrienden Johannes Dureüs over de overzeesche kerken, in een boekje te Oxford uitgekomen in het jaar 1641, in het Engelsch uitgegeven onder den titel: Certa in briefe treatises written by diverse etc.Daarin poogt hij te bewijzen, dat alle Gereformeerde kerken, met name degene die zeer ijveren voor de Geneefsche en Fransche kerkinrichting, inderdaad bisschoppen en de hoofdbestanddeelen van de bisschoppelijke macht en van het bisschoppelijk ambt hebben, en zelfs, dat wat in het begin der Reformatie zonder het bisschoppelijk ambt of in strijd er meê gedaan is, enkel gedaan is in het uiterste geval van nood, als wanneer de gewone regel niet geldt. De woorden van het genoemde verhaal van Düréüs geef, ik hier uit het Engelsch vertaald: Ofschoon de Classicale vergaderingen en ook de Synoden in Holland zoo dikwijls mogelijk gehouden worden, nl. de eerste alle maanden, de laatste eens in het jaar, zoo zijn er echter niet zoo vele jaren voorbijgegaan, of zij hebben, door den nood gedrongen, eenige andere ambtsdragers aangesteld, aan wie eene meer algemeene macht en opzicht toevertrouwd is dan aan de overige (hunne collega's). Deze nu worden genoemd gedelegeerden of Deputaten der Synode, wier opdracht gedurende zeer weinige jaren duurt. Deze Deputaten hebben hunne vergaderingen bij vaste en dringende gelegenheden, voornamelijk echter op den voor de Provinciale Synode vastgestelden tijd, wanneer zij overwegen en te voren overdenken, op welke wijze de zaken en aangelegenheden geschikt, en aan de Synode voorgesteld moeten worden. In de Synode zitten zij bovendien op hunne eigene bijzondere plaats, en aan hen doet de praeses der Synode deze eer aan, dat hij hen in de eerste plaats vraagt, om elke aan de orde gestelde zaak bij de Synode in te leiden, en hun oordeel over die zaak eerst bloot te leggen, voordat de stemmen der leden van de Synode gevraagd en opgenomen worden.Men vergelijke dit verhaal met hetgeen door ons daareven gezegd is; enj menj oordeele of de verdediging van Maso, tot rechtvaardiging van de roeping der Gereformeerde kerken buiten Engeland, door ons kan omhelsd worden. Wij althans hebben eene andere verdediging beproefd in de Desper. Causa Papatus (Boek z. Sect, i, Hoofdst. p, en Sect. 2, Hoofdst. 12), zoowel overeenkomstig de waarheid der zaak, als in den geest der kerken, die op andere wijze niet verdedigd willen worden.

»Intusschen moeten deze en andere verklaringen onzer kerkinrichting ons waarschuwen, dat wij in hare uitvoering op onze hoede zijn, en ons onthouden van den minsten schijn van verheffing en alleenheerschend-bisschoppelijke of oligarchische heerschappij. Te meer behoedzaam zal ons, naar ik hoop, maken het voorbeeld van Schotland, dat, begonnen zijnde met gewone Deputaten, die uit naam van de Nationale Synode de gravamina der kerken aan het Parlement voorstelden, binnen weinige jaren meegesleept is tot haar onrustwekkend bisschoppelijk stelsel. Waarover xa& nzvtDidoclavius in het Altare Damascenum, en de Historia Rerum miper in Scotia gestarum, uitgegeven in het jaar 1641".

F. L. RUTGERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkelijke Deputaten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's